Zeilen

Zeilen

 

Het is al een tijdje geleden dat ik ze nog waargenomen heb maar ik veronderstel dat ze nog wel bestaan, de rapporten bedoel ik. In mijn schooltijd keek ik er reikhalzend naar uit, naar het rapport. Drie keer per jaar werd het al dan niet een beetje plechtig uitgereikt en de slimmeriken kregen een aai over de bol en de minder goeien kregen een reprimande en moesten beloven beter hun best te doen voor het volgende rapport. U hebt het al geraden, ik hoorde bij de slimmeriken en rekende snel de tienen, de negens en de achten om in keiharde guldens.

Want na elk rapport was een bezoekje aan oma en opa, de tantes en ooms vaste prik. Rond theetijd diende ik mij aan met moeder en rapport. Moeder kwam op die manier drie keer per jaar bij de familie op visite, en omgekeerd, want de kinderen van de tantes en de ooms kwamen met de tantes bij ons op visite, en dat allemaal om met trots het rapport te laten zien, de goedkeurende knikjes in ontvangst te nemen en wat nog belangrijker was, de financiële tegemoetkoming voor het zweet mijns aanschijn waardoor er een prachtig rapport met hoge cijfers tot stand had kunnen komen.

Ik mocht mij gelukkig prijzen dat oma en opa in hun jonge dagen droomden van een kroostrijk gezin en de voorbehoedsmiddelen zich beperkten tot voor het zingen de kerk uit. Maar liefst negen ooms en tantes waren de opbrengst van de dromen en het zingen. Negen ooms en tantes om drie keer per jaar het rapport te laten zien, negen ooms en tantes die allen hun eigen rekenmethode van financiële tegemoetkoming hadden, de ene al lucratiever dan de andere, voor mij dan.

Als eerste ging ik altijd bij opa en oma, zonder moeder want dat was niet nodig en het was op de weg van school naar huis. Het rapport zelf was voor oma al een tientje waard, ze vond het geloof ik al fantastisch dat ik haar als eerste het rapport liet zien. Een tien had voor haar geen geldelijke waarde want een tien ‘was alleen voor Ons Heer’ vond ik wel jammer en ik herinner mij dat ik mij als kind lang heb afgevraagd wie die heer dan wel mocht wezen dat hij alleen maar tienen kreeg, die moest wel heel slim zijn. Enfin, een negen had een waarde van vijf gulden, een acht drie en een zeven één volle gulden. De rest had geen enkele waarde want om een zesje te kunnen halen had ik niks moeten leren vond ze, dus een zesje en lager, wat nooit voorkwam, bracht niks op. Het aller-leukste vond ik dat oma de financiële beloning uitbetaalde in klinkende munt en niet in van die beduimelde briefjes zoals de andere ooms en tantes wel deden. Klinkende munten die zwaar wogen in mijn broekzak en die zo lekker konden rinkelen, je voelt je als kind heel rijk met klinkende munt.

Tante Trui die wist altijd waar moeder en ik voor kwamen en hoe opvallend ik ook mijn rapport op tafel legde, eerst moest er thee worden gedronken en volgens mij onnodig lang gebept, geklept en geroddeld. U kunt zich voorstellen hoe heet de kolen waren waar ik op zat want het was nog de tijd dat ‘als grote mensen spreken, dan zwijgen de kinderen’. Na uren en uren, ten minste zo leek het, deed tante Trui alsof ze plots het rapport zag liggen en ging het dan overdadig en onnodig bestuderen. Vak na vak werd onder het vergrootglas gelegd en werden er vragen gesteld over die paar vakken waarvan het cijfer in het tweede rapport een beetje lager waren dan het eerste cijfer. En eindelijk, na het mondeling examen van tante Trui diepte ze haar knip op uit haar tas, haalde het tientje dat in apart vakje van haar portemonnee zat er uit, stopte het tussen de bladen van het rapport en gaf mij het rapport terug met de woorden ‘voor je spaarpot’.

Bij tante Fien en Ome Sjors was het van hetzelfde laken een pak, eerst gingen moeder en tante thee drinken en kwebbelen maar tante Fien gaf al direct de opdracht om mijn rapport aan Ome Sjors te laten zien. Ome Sjors meestal op zolder bezig met zijn treintjes deed niet moeilijk. Hij sloeg het rapport open, keek vlug de rij cijfertjes langs, viste zijn portefeuille uit zijn achterzak en stopte een geeltje in mijn handen. Geen woord werd er gewisseld en nadat hij zijn portefeuille weer in zijn zak had laten glijden keek hij mij aan en vroeg ‘treintje spelen? En samen met Ome Sjors reisde ik langs onbekende landen, door onbekende streken, met een geeltje dat brandde in mijn broekzak tot tante Fien ons riep omdat het tijd was om naar huis te gaan.

Heerlijke maar helaas vergane tijden. Nu gaan de kinderen niet meer rond met hun rapport om trots de guldens in ontvangst te nemen. Ergens in Rotterdam is er wel een school die deze traditie nieuw leven inblaast, een beloning voor een goed rapport. Alleen krijgen de kinderen geen vijfje voor een negen, en drie gulden voor een acht en één gulden voor een zeven. Nee, deze school is modern, is toekomstgericht, ze trakteren de bollebozen op een zeiltochtje van zes weken ergens in het Caribische gebied.

 

J. Jeronimoon 

1 Reactie

  1. Ik heb nooit geld gekregen

    Ik heb nooit geld gekregen voor een rapport. Het kwam niet eens in me op. Voor mijn kinderen was het zelfs omgekeerd: een mooi cijfer is beloning genoeg zeiden hun tantes. Als je een onvoldoende hebt, dan is dat zielig. Je krijgt dus een zakcentje om jezelf te troosten.

    Tja, zo kun je er ook tegenaan kijken.

Reacties zijn gesloten.