De schoolbesturen zien geen kans om hun basisscholen te dwingen om na half februari nog goed les te geven. Op dat moment moeten de vervolgscholen immers weten welke leerlingen bij hen op welk niveau les komen volgen. Dat biedt het VWO een mooie kans om gedeeltes van hun programma, die vroeger op de lagers school werden afgewerkt terug te brengen naar de basisschool. Die afwerking vindt dan in Groep 8 plaats tussen Februari en de zomervakantie. Ik denk aan rekenen en zinsontleding en grammatika. Er komt dan weer een duidelijke overgang tussen basisschool en VWO. Algebra, waarmee dan onmiddellijk op de eerste klasse VWO gestart zou moeten worden, kan ook als een hulpmiddel bij rekenen gezien worden. Leerlingen krijgen een nieuw rekeninstrument dat rekenen gemakkelijker maakt (stukjes redeneren vervallen bij het oplossen van een vraagstuk omdat ze vervangen worden door algebraïsche bewerkingen) maar ze kunnen nu rekenproblemen aan die anders te moeilijk zouden zijn. Leerlingen kunnen in het secundair onderwijs direct met Latijn en Duits beginnen. Ze begrijpen immers hoe zinnen in elkaar zitten. De overgang moet weer chasmisch worden.
Het is belangrijk om de voorbereidingsklas VWO af te sluiten met een examen. Wanneer leerlingen dat slecht maken kunnen zij hun vervolgschool vragen hen toe te staan om toch maar op een lager niveau verder te gaan. Zo blijft er toch een stok achter de deur.
Seger Weehuizen
Reacties zijn gesloten.
Het onderwijs
is door wetgeving tot een gesloten inrichting verworden. Goedschiks of kwaadschiks wordt er een diploma afgedwongen, en het werk van een leerkracht is verworden tot een mengeling van ordebewaker/leuteraar/papierschuiver/psychiatrisch verpleger/boekenlegger. Zijn er nog docenten die Latijn, Duits, Algebra kunnen geven zonder dat de pleuris uitbreekt in een sektie/afdeling/organisatie? Zolang vakmatige deskundigheid het ondergeschoven kindje blijft van lerarenopleidingen streef je een fata morgana na.
Is dat niet naïef, Seger?
Als er al leerkrachten in het basisonderwijs rondlopen, die dat zouden kunnen, zouden ze dat dan ook willen?
Wellicht zullen ze het gevoel hebben werk voor anderen (VWO-docenten) te doen, en daar heeft natuurlijk niemand zin in.
Vroeger, Hals, …….
In de tijd van vóór de Mammoethwet konden de leraren zinsoontleding, grammatica en rekenen aan kandidaat VWO-ers (HBS en Gymnasium) onderwijzen en ze deden dat ook. Althans het hoofd der school, gediplomeerd met een hoofdakte Lager Onderwijs. Ik neem daarom aan dat ze/hij het ook wilde(n). Daarnaast gaven zij/gaf hij in/aan de laatste 3 klassen Frans. Dit lesgeven werd niet als naar voren geschoven VWO-werk gezien. De leerlingen begonnen in de eerste klas HBS en Gymnasium direct met algebra en Euklidische Meetkunde. Voordat er Lycea waren begonnen alle Gymnasiumafdelingen van een school in de eerste klasse met Latijn en werden die lessen niet voorafgegaan door oefeningen in zinsontleding. Of alle directeuren van de huidige basisscholen zinsontleding e.d. zouden kunnen onderwijzen is de vraag. In elk geval hebben ze het veel te druk met bureaukratische zaken. Overigens gingen we in de laatste helft van het laatste jaar vóór het vervolgonderwijs ook naar proefklassen waar Latijn, wiskunde en aardrijkskunde gegeven werden. Deze leerstof werd ook aan het einde geëxamineerd. De lessen werden gegeven door de leraren voor die vakken in de vervolgschool. Ik neem aan dat een doctoranda Nederlands in staat is om zinsontleding en Nederlandse Grammatika te onderwijzen.
Seger Weehuizen
Seger: “Ik neem aan dat een
Seger: “Ik neem aan dat een doctoranda Nederlands in staat is om zinsontleding en Nederlandse Grammatika te onderwijzen.”
Helaas, Seger, deze aanname klopt vaak niet. Menig docent in de talen is vooral in een hoop dingen niet goed en al helemaal niet in grammatica. Een uitzondering daarop vormen de classici en de docenten Duits, maar die bevinden zich in de marge van onderwijs en arbeidsmarkt.
zinsontleding
“Voordat er Lycea waren begonnen alle Gymnasiumafdelingen van een school in de eerste klasse met Latijn en werden die lessen niet voorafgegaan door oefeningen in zinsontleding. Of alle directeuren van de huidige basisscholen zinsontleding e.d. zouden kunnen onderwijzen is de vraag”
Wordt er standaard geen zinsontleding meer gegeven op de basisschool dan???
Een bezorgde moeder… die op het vwo toch echt geen zinsontleding meer heeft gehad omdat dat op de basisschool al was behandeld.
grammatica
Volgens mij is de minimumeis op grammaticagebied op de basisschool dat leerlingen de pv, het werkwoordelijk gezegde en het onderwerp aan moeten kunnen wijzen in een zin. De rest van de zinsdelen heten ‘de rest’. En er zijn basisscholen die het inderdaad daarbij laten, ook voor leerlingen met een vwo-advies.
@Seger…
Ik heb dat ook zo meegemaakt, Frans in de zesde klas, omdat ik naar het gymnasium ging, maar wel zonder examen dan.
Maar of de leerkrachten van de basisschool daar nu nog zin in hebben en inderdaad überhaupt willen, wens ik te betwijfelen.
De school is zo veranderd, en de leerlingen ook.
De CITO en ‘vroeger’
Die CITO-timing is een echt eigentijds probleem. Er zit een hele discussie aan vast met voors en tegens. Wat raar eigenlijk dat je hier vijftig jaar geleden niet over hoefde te discussiëren.
– Vroeger moest er ook gedetermineerd worden.
– Vroeger had je ook twijfelgevallen
– Vroeger had je ook lastige ouders
– Vroeger had je ook onderschatting van kinderen (en ook overschatting)
– Vroeger moesten de VO-scholen ook weten hoeveel leerlingen ze konden verwachten.
– Vroeger moest er in de zesde klas ook gewerkt worden.
En toch gebeurde dat zonder CITO toets (‘Jamaar’, roepen de vooruitgangsapostelen, ’toen werd een arbeiderskind nog klein gehouden’. O ja? En gebeurt iets dergelijks, ondanks de CITO toets, tegenwoordig dan niet met allochtone kinderen?)
– Vroeger had je geen verplichte musical
– Vroeger had je geen CITO toets
Ik krijg toch echt de indruk dat ons hedendaagse gemeut over de timing van de CITO toets en de daarmee samenhangende ellende uiteindelijk veroorzaakt moet zijn door de hierboven genoemde twee verschillen. En aangezien het waarschijnlijk is dat de musical het gevolg is van de CITO toets en niet de CITO toets het gevolg van de musical, denk ik dat al dat gepraat en gepeins veroorzaakt wordt door het simpele bestaan van de CITO toets.
Ik vraag me af of die CITO, met zijn veelgeprezen objectiviteit (ja, objectief zijn ze wel, maar wat toetsen ze eigenlijk?), al die heisa eigenlijk wel waard is geweest.
Het klopt dat vroeger bij
Het klopt dat vroeger bij eenzelfde intelligentie een arbeiderskind een kleinere kans had om tot het VWO toegelaten te worden dat een kind van een notaris of een arts. Bovendien gingen intelligente arbeiderskinderen meestal naar de HBS en notariszoontjes e.d. meestal naar het Gymnasium. De invloed van de afkomst op de schoolkeuze is gelukkig wat betreft de autochthonen afgenomen. Allochthone kinderen zijn gemiddeld waarschijnlijk gemiddeld intelligenter als hun verdeling over de verschillende onderwijstypen laat vermoeden.
Vroeger waren scholen flexibel genoeg om met de toegang van de leerlingen tot het einde van het laatste schooljaar te kunnen wachten. Maar er was wat betreft het VWO wel een toelatingstoets. Ik schat dat na de toelatingstoets de lessen op de lagere school nog een maand doorgingen. Maar als je ouders je alvast in die maand mee wilden nemen op vakantie mocht dat. In plaats van een musical extra vakantie.
Schoolbesturen willen van de CITOtoets af omdat daarmee ook de prestaties van de scholen gemeten worden. Dat vinden zij te confronterend.
Het gekrakeel over de CITOtoets leidt af van de grote opgave van het basisonderwijs en het secundair onderwijs tesamen: Hoe selecteren we aan het eind van groep 8 zodat in het vervolgonderwijs homogene klassen gevormd kunnen worden.
Seger Weehuizen
Cito toets
Selecteren aan het eind van groep 8 is té v-r-o-e-g. Eindresultaten @ 18 jaar (eindexamen en daarna) kunnen dat laten zien. Daarmee wordt Cito tot de kermis, die het feitelijk is. Blijft de alom zichtbare verering voor Cito, een soort voodoo, niet anders dan ons heilige geloof in de onderwijs-specialisten van de Tweede Kamer, en hun enquêtes.
De bijkans religieuze aanbidding van Cito is misplaatst. Cito wordt misbruikt, het ligt immers goed in de publieke bekendheid. Maar er zijn ándere criteria nodig voor de overgang PO>VO ; en zelfs dan moet je voorzichtig zijn. Zich afvragen of de overgang 1 of 2 jaar later niet beter zou zijn, is niet een slecht idee.
Het té vroegtijdig vastleggen van de school-carriere kan voor leerlingen funest zijn. Het risico is dat ze ver achterop raken, wat veel tijd en ellende kost, juist in de jaren 12 tot 18 jaar.
Een andere vraag is, hoe je een zekere homogeniteit bereikt in het VO. Maarre – – – die vraag (die wèl legitiem is) kan je even goed stellen bij groep 3, of groep 5 of 6, en 7.
En, mutatis mutandis (met meer kans op succes) : stel die vraag eens in/na klas 1 en 2 van het VO. Mogelijk dat het engelse of het finse voorbeeld suggesties kan geven ?
Op geenstijl.nl staan wat Cito toetsen. Hilarisch, ik heb er n paar gedaan en ben 2x gezakt – sommige antwoorden van Cito waren fout ! Sukkels.
maarten
homogeniteit in het vo
Ik begrijp je begrip niet voor het uitstellen van de selectie (determinatie is wellicht beter). Natuurlijk kun je die vraag ook stellen mbt eerdere groepen, maar hoe langer je verschillende type leerlingen bij elkaar houdt hoe langer en hoe ernstiger de inhomogeniteit is. Het gebeurt zelden of nooit dat een jongetje dat in groep 4 zeer voorloopt op een ander jongetje, dat de situatie omgekeerd is in groep 8. Ik denk dat kinderen divergeren, de verschillen worden groten (allerlei groeispurts en verschillen tussen jongens en meisjes daargelaten).
Dus: later determineren is langer, dieper en moeizamer inhomogene klassen. Betekent langer dat kinderen boven of onder hun niveau worden aangesproken, betekent langer een enorme organisatielast voor de leraar (die het allemaal toch al zo moeilijk vindt).
Ik denk dat kinderen best kunnen kiezen na een basisschool, je moet alleen de wegen openhouden om daarna op (of af) te stromen.
In mijn eigen schooltijd werden de brugklassen enige malen gehusseld. Een VWO brugklas, een HAVO brugklas en een MAVO brugklas. Je kon tussentijds verkassen en dat gebeurde ook. Het lijkt me een uitstekende oplossing
homogeneiteit in VO -1-
ref : 1989, hierboven
Het ging me er eigenlijk om te postuleren dat ingrijpende selectie op 11-/12- jarige leeftijd aan de té vroege kant is. Ik weet wel dat het routine is. Je zegt terecht : determinatie. Op die leeftijd kan, naar ik meen te zien, “te vroeg” even later tot blokkage leiden. Het wordt dan moeilijk om de voortgang in lesstof te blijven assimileren ; niet bij ieder kind, natuurlijk.
Dat wil dus zeggen : een te vroege (cognitieve) differentiatie kan nadelig zijn voor de leerfases 14-16 jaar en ouder, waar nog veel moet gebeuren, wat van complexe aard is. Recent neurologisch onderzoek wijst in die richting.
Dit idee vraagt wel om aanpassing in het PO, groep 3 tot 8 met name. Kort gezegd : het leren van een tweede taal kan beter vroeg beginnen ; zelfs de aanleg van een derde taal is goed mogelijk in het PO. Er is niets tegen dat groep 2, 3 of 4 aan de klank van een andere taal went. Daarna, in de groepen 5 tot 8 kan het snel gaan. Dat betekent tevens aanzienlijke tijdwinst in de klassen 1 en 2 van VO.
Het gaat erom de meest gevoelige perioden voor het leren van talen te gebruiken. Die liggen tussen een half jaar en 9, 10 jaar. Ik schat de tijdwinst voor het aldus leren van een tweede taal op anderhalf tot twee maal het normale aantal uren, nu besteed in klas 1 of 2 aan een vreemde taal.
Voor rekenen geldt iets dergelijks. Het schitterende initiatief van BON (rekenconferentie) past naadloos in dit concept. Sterker nog : niets tegen beginnen met rekenen (aanzet geven) in groep 2 en 3, en dan doorlijnend naar 8.
Daar zitten twee voordelen aan : het rekenen “zit” tenslotte stevig (door routine), én het wordt aangeleerd in de meest gevoelige periode van kinderen.
vervolg, hieronder op -2-
homogeneiteit in VO -2-
vervolg van hierboven -1-
Elders in dit forum heb ik eens aangegeven hoe zeer vroege “exposure” (vanaf 1 – 2 jaar, eigenlijk begin t het nog eerder) aan clusters van muziek, taal, rekenen, bewegen een kind op weg helpt om leerstof vanaf groep 3 harmonieus te assimileren. Het gaat dan a.h.w. van nature, juist door de dwarsverbanden tussen die vakken. Taal, muziek, bewegen zijn verwant, en rekenen is niet ver. De eerste gevoelige periode voor die vakken (eigenlijk zijn het dan nog geen vakken, natuurlijk) is tot 5 jaar.
Verlenging met 1 of 2 jaar van het PO zou feitelijk betekenen dat dat jaar (die jaren) brugklas worden voor gedifferentieerd VO – ongeveer zoals jij beschrijft voor VWO-HAVO-MAVO.
Dat zou het rekenonderwijs, maar ook het talenonderwijs zéér ten goede komen. Samen met een grondige introductie van beta vakken, gedifferentieerd voorzover gewenst, in die brugfase ontstaat aldus de beginfase van het VO ; ook fundament voor de alfa/gamma vakken, waaraan ook beta leerlingen moeten “ruiken”, zelfs zonder eindexamen-pressie.
Allicht kun je ook de functie van brugklassen aan het begin van het VO zetten – essentieel is dat de lesstof en de roostering voor de brugfase (maar ook voor PO en VO) anders is dan gebruikelijk, en nu zo moeizaam wordt gerealiseerd.
maarten
homogeneiteit in VO -3-
(vervolg op -1- en -2- hierboven)
Nog dit. Laten we uitgaan van 1 of 2 jaar brugklassen tussen PO (groep 8) en VO – ongeveer wat nu onderbouw heet in VO, mogelijk tot 13 (max 14) jaar. Wat een schitterende mogelijkheid tot differentiatie !
De soorten VWO-HAVO-MAVO-V/MBO gezamenlijk lessen laten volgen in de basis introducties van natuurkunde, wiskunde, scheikunde en biologie. Deze introducties gedifferentieerd uitbouwen :
[1] met theoretische verdieping voor VWO leerlingen ;
[2] meer algemene verkenning voor alfa-VWO, en HAVO, een mix van theorie en praktische toepasbaarheid ;
[3] praktisch onderricht + praktijk, aansluitend aan de theoretische introducties.
Waar haal je de uren vandaan ? Simpel : door het talen-onderwijs (ja, meervoud) veel vroeger (in het PO) te laten beginnen (zie hierboven -1- en -2-).
Daardoor kunnen talen in de brugklassen vroeger en effectiever worden gedifferentieerd. Niet dat goed bedoelde geklungel, van wat franse lesjes (papa fume une pipe, rookverbod, Groningen, oeps) in groep 7 of 8.
Dat levert een behoorlijke besparing in tijd op ; die vervolgens verdeeld wordt over de gedifferentieerde beta vakken. Er is ook tijdwinst voor alfa/gamma verdieping, in de bovenbouw-VO fase. De uren-verdeling daarin is ongeveer zo als in de beta brugklas-vakken differentiaties.
Waarom kan dit allemaal niet ? Er zijn blokkades :
[a] we doen het nu zo ;
[b] “het kan niet”, waanzinnig, , onmogelijk ;
[c] geen zin in.
Maar ik denk :
[d] de fundamentele visie op de onderliggende pedagogie ontbreekt ;
men ziet het gewoon niet : aansluiten bij de gevoelige leer-fasen van kinderen.
Over [d] : ik ben niet optimistisch gestemd over de bekwaamheden i.z. pedagogie, ontwikkeling, verpakt in de universitaire wereld ; een enkele uitzondering daargelaten. Ook niet over die advizeure parasieten die op het geld van OCW groeien ; misschien een enkele uitgezonderd. Conclusie : het moet ergens anders vandaan komen.
maarten
..vroeger bij eenzelfde intelligentie een arbeiderskind…
Malmaison:’Het klopt dat vroeger bij eenzelfde intelligentie een arbeiderskind een kleinere kans had…’
Ik weet niet of dat waar is. Inderdaad gingen vele arbeiderskinderen niet.
Maar de arbeiders- en boerenkinderen die het wilden en konden gingen echt wel naar een goede middelbare school. Ook naar het Gymnasium en de HBS.
Nu wordt de argumentatie gebruikt om de allochtone kinderen voor te trekken.
dat was een minderheid
Je moet als arbeiderskind ook maar op het idee komen. Als je hele omgeving er als vanzelfsprekend vanuit gaat dat jij, net als iedereen in de straat en in de familie, natuurlijk naar het VMBO gaat, moet je op elfjarige leeftijd behoorlijk stevig in je schoenen staan om voor iets anders te gaan. Ook al heb je hoge cijfers. Je bent elf en als je je leven lang niets anders hebt meegekregen dan dat die HAVO/VWO-school iets van een andere wereld is, heb je op zijn minst een leraar nodig die je stimuleert. Bij kinderen die echt opvallen door alleen maar tienen, zal een leraar dat wel doen. Maar bij kinderen die het gewoon bovengemiddeld doen?
Arbeiderskinderen…
…kwamen meestal van het platteland en het was een hele stap, de weg naar de HBS of het Gymnasium in de ‘grote’ stad.
Wat waarschijnlijk nog zwaarder woog, was het je losmaken uit de bescherming van je eigen milieu en cultuur, waarin je was opgegroeid.
De volksschrijver Herman Heijermans heeft er een toneelstuk over gemaakt. Studeren betekende je losmaken van je ‘domme ouders’ en aanverwanten. Dat werd je dikwijls niet in dank afgenomen. Behalve als je uit een katholiek milieu kwam en pastoor wilde worden.
Maar ik waag te betwijfelen of dat nog zo is. Zelfs de zogenaamde ‘nieuwe Nederlanders’ willen dat hun kinderen hogerop komen en dat hebben vooral de meisjes goed in de gaten.
Malcolm Gladwell schrijft er ook over in zijn boek ‘Uitblinkers’. Zie de volkskrant van vandaag.
Hij noemt Christoffer Langan met een IQ van 195, die het toch niet verder zal brengen dan uitsmijter in een bar. Na één jaar studeren vergeet zijn moeder een vervolgbeurs aan te vragen. Hij vergelijkt hem met Robert Oppenheimer, de ‘vader van de atoombom’, die in Cambridge, waar hij studeerde, zijn hoogleraar probeerde te vergiftigen. Toch kreeg zijn ‘rijke’ vader, die te hulp schoot, het voor mekaar de zaak in den minne te schikken.
Afkomst speelt volgens Gladwell een belangrijke rol op de weg naar succes.
Maar, zo schrijft hij, geluk en toeval spelen een nog grotere rol.
@Hals: een relativering
Ik was zelf degene die in deze draad met die term ‘arbeiderskinderen’ begon. Maar nu de arbeider als zodanig zo goed als uitgestorven is is het een beetje een rare term. Ik heb het idee dat iedereen hier nog wel ervaringen heeft met kinderen uit een milieu waarin het niet vanzelfsprekend is dat er gelezen wordt of dat de TV uit gaat wanneer er geleerd moet worden.
Nu ik zelf kennis heb mogen maken met collega’s zonder zelfs maar één boek in de kast ben ik die discussie wat meer gaan relativeren. Er zijn stijgers en dalers in de maatschappij, leerhoofden en druktemakers, denkers en zwoegers, schrijvers en praters, enz. enz. en een rigide indeling in maatschappelijke klassen is eigenlijk niet goed bruikbaar.
Als het over afkomst gaat als factor in maatschappelijk succes, dan kan het gaan over geërfde hersens en intellectuele familietraditie, maar ook over doorzettingsvermogen, zilfstandigheid en ondernemingszin. Wie zal zeggen wat dan de doorslag geeft?
Mmmm…, Bernard,…
Ik weet het niet zo zeker.
We leven niet in een open maatschappij.
Niet iedereen is op alle posities welkom.
Praktisch alle basisschoolleerkrachten
van groep 8, zouden graag gedifferencieerd, “hun” kinderen, de laatste maanden voorbereiden op die grote stap. De samenstelling van zo’n groep, ’t gebrek aan voorwaarden en geld, maakt dat onmogelijk. De wens is makkelijk, de praktijk heel anders.
ontleden
Op dat gebied zijn de verschillen tussen de basisscholen enorm. Ik heb in elke brugklas leerlingen die perfect begrijpen wat een lijdend voorwerp is, maar het merendeel heeft er nog nooit van gehoord. Soms is het wel behandeld, maar via zulke rare foefjes en benamingen dat ik het systeem niet begrijp, en vaak is het helemaal niet behandeld. Die taak rust dus op de schouders van, inderdaad BramRoth, de leraren Duits en Klassieke Talen, want voor veel tweedegraders Nederlands is het te lastig.
Ontleden te lastig?
Meent u dit nu heus? Zinsontleding, een vaardigheid die men op de basisschool al hoort te leren, te lastig voor tweedegraads leraren Nederlands? Ik neem aan dat u daar ervaring mee heeft. Als hij/zij niet kan ontleden, wat kan zo iemand die kinderen dan wel leren? Veters strikken? Het uitleggen van de dubbele lagen in de meesterwerken van Carry Slee?
te lastig?
Dat het voor de leraar zelf te hoog gegrepen zou zijn is misschien in veel gevallen te sterk gesteld. Ik roep het weleens voor de grap, omdat het bij een in mijn ogen simpeler onderwerp als d’s en t’s al regelmatig misgaat, en omdat ontleden pas wordt behandeld op het moment dat de basis al door Duits en Latijn is gelegd. Maar het wordt in onderbouw Nederlands wel degelijk behandeld en getoetst, dus mijn bewering hierboven zou best een onterechte kunnen zijn.
Verschillen tussen basissholen
Verschillen tussen basisscholen groot? In elk geval wel onder de meesters en juffen! Ik kom als conservator annex docent veel basisschool docenten tegen en de verschillen zijn zeer groot!
Velen zijn zeer bekwaam en intellectueel hoog ontwikkeld, maar er zijn ook velen die op dat laatste gebied juist achterblijven.
Dat achterblijven correleert onprettig met het achterblijven van de kinderen. Onprettig, omdat oorzaak en gevolg hier niet duidelijk zijn. Leidt een achterblijvende docent tot achterblijvende kinderen? Of worden achterblijvende kinderen enkel achterblijvende docenten gegund?
Verschillen tussen basisscholen
zijn steeds meer te herkennen aan de kleuren wit grijs en zwart.
En dat zijn pas verschillen.
Bekwame docenten, hoewel minder intellectueel ontwikkeld, hoe ontdek/beoordeel je dat? Misschien dat de conservator achterblijft?