Eén van de argumenten voor schaalvergroting in het onderwijs is het efficiencyvoordeel. Met name de overhead zou efficiënter gebruikt gaan worden.
Twee medewerkers van Berenschot hebben van “de overhead” een studieobject gemaakt. Over een lange reeks van jaren hebben zij gegevens verzameld en daaruit conclusies getrokken. Een bespreking van dit boek (“Wie heeft de overhead gezien?”) stond in een uitgave van Managementboek.nl en is als PDF bijgevoegd.
Uit de gegevens blijkt onder meer dat schaalvergroting niet leidt tot meer overhead-efficiency:
————-
Hoe groter de organisatie, des te groter de overhead. De auteurs vonden een nagenoeg lineair verband, met als opvallend gegeven dat er nauwelijks schaalvoordelen optreden. Dat schaalvergroting, bijvoorbeeld door fusie, bijna automatisch meer overhead-efficiency oplevert is dus niet waar. Ook ‘daar ben ik te duur voor’ en ‘de kwaliteit van onze overheadfunctie is erg hoog’ worden door Huijben en Geurtsen genadeloos ontmaskerd als schijnargumenten.
————-
Wie met fusieplannen te maken krijgt moet dit boek misschien maar bestellen.
schaalgrootte -blok 2-
Ref : schaalgrootte in onderwijs- blok 2-
eerder ingediend door sassoc op Vr, 18/04/2008 – 12:53. :: alle onderwijs
vervolg van – blok 1-
[1] Het zou goed zijn als BON eens grondig zou onderzoeken HOE en WAAROM het idee over schaal-voordelen is ontstaan, uitgewerkt en daarna VERPLICHT is opgedrongen aan de scholen.
[ad 1] Sleutel : OCW ambtenaren.
[2] Voorts, hoe de scholen (de school-besturen dus) het idee hebben omarmd en in praktijk hebben gebracht.
[ad 2] Sleutel : politieke partijen.
[3] Tenslotte, hoe het idee werd geperverteerd. Door de loop der dingen [1 & 2] gefaciliteerd (glijbaan op een hellend vlak), aanvankelijk zeker ook door de charme van het idee, daarna door de ongegeneerde graagte van bestuurderen (“wat levert het op”) en greed derzelven (hun “beloningen”).
Bestuurderen (in dit verband) sluit in manatsjers, leiders, goedwillenden én zichzelf voorzienenden.
[ad 3] Sleutel :
corruptie is NIET alleen het eigen persoonlijk voordeel, maar zeker OOK het collectieve voordeel : het streven naar macht voor eigen denkbeelden. De politieke partijen, kameleons, zijn daarop gegrondvest, niet in principe maar wel in het resultaat van hun bestaan, ja, het recht op hun bestaan. Geen frisse (wel onvermijdelijke) deelgenoot om het onderwijs te gaan saneren.
Thans valt vooral het licht op de optelsom [1][2][3], en hoe bestuurders en (vooral) manatsjers zich hebben verrijkt aan en met school budgetten. Ouderwetse socialistische term : “over de rugguh van de docentuh”. Maar het principe en de gevolgen worden niet doorzien.
De hele constructie (die begint met stap [1]) is in de loop der tijd geperverteerd tot de carricatuur waar we nu mee zitten.
Onbegonnen werk om dat recht te breien met incidentele maatregelen. Des te meer reden voor grondige analyse. BON zou dat kunnen doen. Wie begint ?
maarten
schaalgrootte en kleine scholen
Er staan ook diverse reacties (in meerdere blogs) -van velen !- op het BON forum, over schaalgrootte en kleine scholen. Daarin worden ook andere aspecten omtrent kleine scholen belicht.
Het is evident dat (tot dusverre) noch OCW noch de mega-school-organisaties de kant van kleine zelfstandige scholen op willen. Feitelijk is de trend naar grote organisaties nog steeds intact. Schaalgrootte, indertijd afgedwongen door OCW, wordt nog steeds omarmd. Dat het een vergissing is dringt langzamerhand tot meer mensen door – de mammoet tanker (aardige parallel met mammoet onderwijs !) verlegt zijn koers niet zo maar. Ook in andere maatschappelijke sectoren viert het idee van schaalgrootte nog hoogtij – zorg, veiligheid, banken, gemeenten.
De vraag nu is : hoe kunnen we (BON, anderen) toch ombuigen naar kleinere scholen ? De beginselen van BON zijn daar duidelijk over ; maar er moet ook wat gaan gebeuren :
[1]
Van OCW is vooralsnog niets te verwachten.
[2]
Is het mogelijk om een grote scholen-organisatie te “kapen”, met andere bestuurders te bezetten en zo het tij keren ? Misschien, proberen !
[3]
Andere mogelijkheid : aanleunen bij gymnasia, die aan fusie ontsnapt zijn. Proberen !
[4]
Nog een mogelijkheid : nieuwe scholen stichten (zie daarvoor het initiatief van Seger Weehuizen, en zijn brieven naar OCW).
Het wordt zoetjes aan tijd voor BON om te overwegen
wat er in deze materie aan initiatieven mogelijk is ; een inventarisatie als eerste, voorzichtige stap ?
De studie van Berenschot, zowel als eigen onderzoek (door BON gestimuleerd) over schaalgrootte kunnen helpen, een aanzet tot wending te geven.
maarten
overhead – hoe reken je dat uit ?
Als er verwarring is over “overhead kosten”, dan komt dat vooral door twee of drie onduidelijkheden :
[1]
Wat is inbegrepen en wat niet ; bijvoorbeeld :
de concierge ; verwarming ; schoolplein ; onderhoud ; software ; lekkage aan het dak ; schoonmaken ; ouderavond ; gezeur met de inspectie ; boekhouder ; en zo meer.
[2]
Overhead is ook sommig indirect werk, door docenten in en voor de school gedaan.
Niet : les voorbereiden, huiswerk, nakijken, en zo meer.
[3]
Tweede verwarring : die ligt in het oordeel dat men over “overhead” heeft. Dat wil zeggen, de basis formule waarmee overhead berekend is en waarop die wordt beoordeeld. Voorbeelden ;
> het overhead deel in de lump sum ;
> het hele bedrag van de overhead ;
> de verhouding overhead/op directe kosten (en WAT zijn directe kosten dan precies ??) ;
> overhead per klas, overhead per onderwijs-soort (HAVO VWO VMBO verschillen) ; idem, per school ;
> en zo meer.
Twee eenvoudige sleutels zijn :
[4
Percentage overhead-kosten op het hele school budget ;
idem, op de hele organisatie (met meerdere scholen).
[5]
Percentage van overhead-kosten per kop (de kop = de leerling) ; vooral deze kan scherp gesteld worden.
Uiteraard zijn er verschillen, juist ook in de percentages, tussen school-soorten. Maar juist die kunnen helpen als analytisch instrument om kaf van het koren te scheiden.
maarten
schaalgrootte -blok 1-
Ref : mijn eerdere blogs en reacties over schaalgrootte, onder meer deze :
schaalgrootte in onderwijs
Ingediend door sassoc op Vr, 18/04/2008 – 12:53. :: alle onderwijs
-blok 1-
Schaalgrootte wordt in verband gebracht met efficiency, diversiteit van leer-aanbod, spreiding van onderwijs-soorten en wat al niet meer voor fraais. Dat er, incidenteel, slachtoffers vallen (zelden een dode), helaas, foutje, niet voorzien maar onvermijdelijk.
In kleine scholen kent iedereen elkaar, het resultaat is weldadig voor de kinderen – leeromgeving, beschermd, samen optrekken, betrokken ouders. De geldelijke prijs ervoor is relatief gering, grote scholen zijn per eenheid (1 leerling = 1 eenheid, utilitair denken bij uitstek) marginaal goedkoper, maar VEEL duurder in maatschappelijke eindtermen.
Wat dan ?
Kleine scholen dus ! En toch is de trend naar schoolfusies en mega-scholen onverminderd in gang. Met incidentele regels, geen messen mee, magnetische poortjes, video, bewaking, een politie-agent voor de deur, wordt getracht het mega-model in stand te houden. Wat en kleunen !
-blok 2 hierna-
Het gaat niet om overhead maar om bestuur, macht en parasieten
Het onderzoek geeft kennelijk aan dat de schaalvergroting niet zorgt voor meer efficiëntie. Geen schaalvoordelen dus. Het is mooi dat dat nu eens wordt beweerd door mensen Berenschot.
Maar de werkelijke ellende van schaalvergroting is niet de overhead, maar de manier waarop bestuurd wordt.
Vergelijk bv de situatie van 5 autonome scholen met één grote gefuseerde school, waar die vijf in zijn opgegaan. Het levert kennelijk geen winst op bij de afdelingen inkoop, beheer en PZ, maar het zorgt er wel voor dat die oorspronkelijke afzonderlijke scholen minder manoeuvreerruimte hebben op zo’n beetje elk denkbaar gebied.
Dat is een veel groter nadeel en een veel groter gevaar dan alleen de hoeveelheid overhead. Eerlijk gezegd kan ik me daar niet zo vreselijk druk over maken.
Een ander aspect van schaalgrootte dat onbesproken blijft als je (alleen) efficiëntie onderzoekt is de macht van een organisatie. De fusieschool in het voorbeeld hiervoor heeft ontegenzeggelijk meer macht bij het overleg met derden (overheid bv, maar ook vakbonden, de basisscholen in de buurt etc). Dat kan een voordeel zijn: samen sta je sterk. Maar dat is alleen een voordeel als je op dat moment werkelijk allemaal samen ook hetzelfde wil, hetzelfde doel hebt. Door de grootte van de individuele scholen op te krikken (fusie) krijgt elke school wel meer macht in de onderhandelingen met derden, maar is elk individu en elke afdeling binnen die grote school juist machtelozer. De gezamenlijke doelen worden verdund.
Een voorbeeld:
De badminton vereniging fuseert met met andere binnensport verenigingen en zijn daardoor in staat de gemeente te bewegen tot bouw van een mooi groot nieuw sportcentrum.
Maar zodra dat er staat beslissen de leden van de (oorspronkelijke) tennisvereniging verder over de toekomst. Dat zijn er namelijk meer en die kleine club badmintonners moeten zich daarom maar aanpassen.
In een volgende fase verdwijnt ook de macht van de tennissers en ontstaat een managementlaag die de macht in zichzelf heeft vanwege de onenigheid tussen de oorspronkelijke sportverenigingen. Een zeer beperkte groep mensen krijgt de macht die als het ware de som is van de macht van de onderliggende individuen. Ze zuigen de macht uit elk individu, maken dat individu machteloos en bloeien zelf op. Zogenaamd als vertegenwoordigers van al die individuen die ze hebben leeggezogen. Heet dat in de biologie geen parasitair gedrag?
Het strijdtoneel van de macht schaalt op. De wij-zij-groepen worden in aantal groter. Maar de interne strijd is voorgoed voorbij, want de hiërarchie is vastgesteld. Uiteindelijk gaat dat zo ver dat (bv) de bond, die (samen staan we sterk) mij meer macht moet bezorgen, feitelijk tegenwerkt wat ik hier probeer te bewerkstelligen.
Het gaat dus niet om overhead of efficiëntie, Het gaat om besturen en om macht.
Inzake aanzuiging van parasieten
1945 heeft het over besturen en macht, en suggereert dat je een grote organisatie wel degelijk goed zou kunnen besturen.
Volgens mij echter heeft een grote organisatie altijd een aanzuigende werking op parasieten.
Met zijn drieën in een roeibootje valt het meteen op dat de stuurman niet roeit (‘ik wil ook wel eens een keertje sturen!’); iedereen ziet alles van elkaar. Op een groot cruise-schip daarentegen is bijna niets meer zichtbaar, zowel goed werk als parasitair gedrag. Parasieten nestelen zich het liefst op zo’n plaats, daar waar ze niet gestoord worden. Waar kan je je beter verschuilen (achter dikdoenerij, door steeds te moeten vergaderen, of door gewoon onzichtbaar te zijn, zoals een ICT-afdeling of een personeelsafdeling op een school) dan in een grote organisatie?
Vanwege die aanzuigende werking denk ik dat grote clubs altijd slechter te besturen zijn.
Misverstand?
Ik suggereer hopelijk helemaal niet dat grote organisaties goed te besturen zijn. Eerder andersom: “Maar de werkelijke ellende van schaalvergroting is niet de overhead, maar de manier waarop bestuurd wordt”.
Mijn betoogje is geschreven vanuit de visie van het individu (of de kleine school). Als individuele docent wil je zo goed mogelijk lesgeven. Om dat te kunnen doen is er een of andere vorm van organisatie nodig. Naarmate de organisatie groter is, blijft de overhead (kennelijk) gelijk en vermeerdert de macht van die organisatie (maar niet van het individu!). Die macht is gebaseerd op de grootte van de organisatie, maar komt niet ten goede aan de afzonderlijke onderdelen van die organisatie.
In eerste instantie omdat de doelen van de onderdelen van die organisatie divers zijn (badminton of tennis) en een gezamenlijk doel dus een verwaterde variant is van de oorspronkelijke wens, maar al snel wordt de macht van de grootte gebruikt voor de doelen van de bestuurders. Die zijn namelijk wel degelijk convergent en de macht is ook bij hen in handen.
Concreet: de VO-raad is er voor de VO-raad, maar doet alsof men er is voor de schoolbesturen, de scholen, de leraren of soms zelfs voor de leerlingen. Dát is een valse voorstelling van zaken. Men zuigt dus de macht van de onderdelen van de koepel op en gebruikt dat voor eigen doelen. Die eigen doelen zijn namelijk de enige doelen die op dat niveau convergeren.
Ik ben het dus met je eens: grote clubs zijn slechter te besturen dan kleine clubs. Maar ik voeg daar aan toe (en dat was mijn betoog) dat de doelen van grote clubs ook anders zijn dan de doelen van de kleine clubs waaruit die grote organisatie ooit is ontstaan.
Inzake andere doelen
…. en misschien zijn die doelen niet meer zo erg verheffend! Het voornaamste doel van een hiërarchie wordt dan om zichzelf in stand te houden, en liever nog, groter te worden. OMO for OMO’s sake.
Ik denk u nu te snappen.
Niet alleen maar aanzuigende werking….
Een beetje opportunistische parasiet zal de schaalvergroting (inflatie) actief vooruit helpen. Het maakt niet uit of het structuur of chaos betreft. Die beiden gaan doorgaans bij schaalvergroting hand in hand en jagen elkaar aan. En hoe groter, hoe meer schuilplekken er ontstaan van waaruit onzichtbaar tol geheven kan worden met de mogelijkheid zelf buiten schot te blijven.
Het is helemaal waar: “Inflatie is het opblazen van getallen, zodat je er grotere delen van kunt stelen zonder dat dit opvalt.”
Het scheppen van meer mogelijkheden voor parasitair gedrag lijkt mij de diepste beweegreden te zijn achter vrijwel alle schaalvergroting.
Grondgedachte schaalvergroting in het onderwijs:…
De grondgedachte van de Mammoetwet, die in 1963 reeds door de Eerste Kamer was aanvaard, was dat elke leerling zowel een algemene als een beroepsopleiding zou moeten krijgen die aansloot bij zijn of haar aanleg en belangstelling. Het tijdstip waarop een opleiding wordt overwogen moest samenhangen met de aanleg en intellectuele begaafdheid van de leerling. Om te realiseren dat de toewijzing van leerlingen aan onderwijstypen zoveel mogelijk plaatsvond op basis van geschiktheid, werd er een brugperiode ingevoerd. Daarnaast moest het systeem zowel horizontale als verticale doorstroommogelijkheden bevatten, om eventuele selectiefouten recht te zetten. De Mammoetwet zorgde voor een afname van de verkokering in het voortgezet onderwijs en gaf de leerling meer keuzemogelijkheid door het invoeren van de brugklas en keuzevakken. Door het stichten van scholengemeenschappen kon een leerling nu ook makkelijker overstappen tussen de verschillende schoolsoorten.
Eén wet voor het voortgezet onderwijs
Na WOII ontstond een grote behoefte aan een ingrijpende reorganisatie van het onderwijs. De versnippering van wetten voor het voortgezet onderwijs was niet alleen gedateerd, maar paste ook niet meer bij de economische en sociale leefomstandigheden van die tijd. Hoofddoelstelling van de Mammoetwet was dan ook ‘het tot stand brengen van één wet voor het gehele voortgezet onderwijs’. In de praktijk betekende dit dat een flink aantal onderwijsvormen veranderden: de hbs werd opgesplitst in een vijfjarige havo en een zesjarige vwo en de ulo werd een vierjarige mavo. Het gymnasium en de vakgerichte opleidingen bleven behouden. Door de veranderingen was het mogelijk allerlei regelingen op elkaar af te stemmen en zou het onderwijs meer aansluiten op de eisen van de arbeidsmarkt.
Overigens was de schaalvergroting in het onderwijs onderdeel van schaalvergroting in alle sectoren van de maatschappij, óók op Europees niveau.
Dank Hals
Helder die uiteenzetting. Dat eerste deel wist ik wel. Dat lijkt inderdaad vanuit goede bedoelingen te zijn gedaan. Is ook rationeel: makkelijkere doorstroming horizontaal en verticaal kan inderdaad makkelijker al de verschillende schooltypes in één verband zitten. Het is goed om dat punt weer eens te zien. Mn de mavo-Havo-VWO doorstroming en wellicht ook het eerste brugjaar zijn goede ontwikkelingen. Ik herinner me zelf van mijn VWO-HAVO scholengemeenschap dat er in dat eerste brugjaar op 2 momenten werd gedifferentieerd en je klas dus veranderde. Dat leek avnuit mijngezichtpunt (als brugpieper) ook heel gewoon.
Het tweede deel begrijp ik veel minder. Je schrijft:
“Na WOII ontstond een grote behoefte aan een ingrijpende reorganisatie van het onderwijs. De versnippering van wetten voor het voortgezet onderwijs was niet alleen gedateerd, maar paste ook niet meer bij de economische en sociale leefomstandigheden van die tijd”.
Dergelijke algemeenheden begrijp ik niet. Wetten zijn de gereedschappen van de bestuurders en de juristen. De vorm van die wetten: één mega all in one wet, of een serie kleine wetten, lijkt me minder relevant. Als datgene wat ze beogen te regelen, maar geregeld wordt. In welk wetboek dat staat en in welke vorm is voor specialisten en zou toch onafhankelijk moeten zijn van de inhoud.
Een reden voor onderwijs reorganisatie kan toch nooit zijn dat de bijbehorende wetten in verschillende boeken staan. De wetten zijn er toch voor het onderwijs en niet andersom, lijkt me.
Ook termen als: “het is gedateerd”, zijn, laat ik het voorzichtig zeggen, niet overtuigend.
Je hoort dergelijke opmerkingen ook in die huis inrichtingsprogramma’s. Deze badkamer is toch wel erg gedateerd. Als er functioneel absoluut niets mis mee is en de firma die de kranen levert moet toch bediend worden, dan vervang je de ene kraan door de andere. Het kost wat, maar dan heb je ook (nog steeds) warm en koud stromend water.
En een jaar later wordt de nu als klassieke inrichting bestempelde, oude variant weer als geheel van deze tijd verkocht.
Ik heb niets tegen mode, zolang het de lengte van de rok en het haar betreft. Voor onderwijs (en mijn badkamer overigens) zou het beter zijn de mode links te laten liggen.
Badkamer
Maar je weet toch wel dat je je huis nooit verkocht krijg met die ouwe badkamer? (en mocht dat toch nog lukken, is dat het eerste wat gesloopt zal worden).
Dus … d’r uit met die ouwe zooi!
Hm …
Ik zie enige analogieën met de prietpraat van nu over ’t onderwijs ….
maar ook: eruit met die vreselijke “nieuwe” badkamer
Als je een huis koopt met een moderne badkamer die je niet mooi vindt (je wil liever roze of chroom of juist zwart), dan moet die er ook als eerste uit. Alleen is die “zooi” duurder en is de kapitaalvernietiging groter.
Kortom: als mijn huis met oude badkamer verkocht kan worden voor 2oo.ooo euro, als de nieuwe badkamer 20.000 euro kost, dan is de verkoopwaarde van mijn oude huis met nieuwe badkamer hooguit 210000 euro: hij is namelijk nooit ingericht naar de wensen van de nieuwe bewoner.
Dus: hou lekker die oude badkamer. Bespaart een enorme ergernis van rooi in je huis en aannemers die je belazeren en uiteindelijk levert het meer geld op ook.
Doe je het anders, dan spek je alleen de badkamervernieuwlers. Noch jezelf noch de nieuwe bewoners worden er wijzer van.
Inderdaad: analoog aan het onderwijs
@45: Dat vond men in Den Haag, maar….
…met de enorme toename van het aantal scholieren bleek echter al snel dat de ook de Mammoetwet op vele fronten tekort schoot. Het niveauverschil tussen de leerlingen in de brugklas bleek te groot en de aansluiting tussen het lbo en de arbeidsmarkt, het zogenaamde ‘gat in de Mammoetwet’, bleek niet optimaal te zijn. Ook de leerplicht van 8 jaar of tot en met 15-jarige leeftijd, zoals deze in de Mammoetwet was geregeld, werd veranderd. In 1985 werd de leerplicht vastgesteld op 12 jaar of tot en met 16-jarige leeftijd. In 1993 werd de Mammoetwet vervangen door de wet op de basisvorming: de maakbare school met maakbare leerlingen.
En de rest weten we.
Twee vragen
Waarom heeft men de VWO-opleidfing zonder de klassieke talen, de HBS -B van 5-jarig 6-jarig gemaakt? Als mijn hetinnering mij niet bedriegt waren er op de natuurwetenschappelijke universitaire opleidingen nooit klachten omdat de HBS-B-er minder goed op een studie op natuurwetenschappelijk gebied voorbereid zou zijn dan een Gymnasium-β gediplomeerde. Was dat om het pijl van de Atheneum-brugklassen te verlagen zodat leerlingen uit een MAVO-brugklas naar 2 Atheneum zouden kunnen stromen? Als hetzelfde niveauverlaging gold voor de brugklas Gymnasium had men die zeven jaar moeten maken. In plaats daarvan heeft men voor niveauverlaging bij de klassieke talen gekozen.
Waarom heeft men niet besloten om de hoogste groep van de basisschool te gebruiken om de leerlingen te determineren? Met zinsontleden, onbedekte en ingeklede rekenopgaven (daarmee bedoel ik niet veel gezwam om een de gevraagde, niets voorstellende, berekening te camoufleren) en Frans (weinig verwante taal) of Duits (gebruik van naamvallen) zou men, zoals het de gewoonte was, een goede selectie voor het vervolgonderwijs hebben blijven kunnen maken. Overigens was het Gymnasium in de tijd dat de HBS nog bestond Hooger Onderwijs en de HBS niet.
Seger Weehuizen