De vierde en vijfde macht.
Mijn meester kon boeiend en beeldend vertellen. “Daniel in de leeuwenkuil”, de schoonheid van de Veluwse natuur, de laatste dagen van Napoleon op het eiland Elba, ze staan in mijn geheugen gebeiteld. Onwillekeurig heeft hij hierdoor bijgedragen aan het volledig foutieve beeld dat ik heb van een minister. In verre uithoeken van mijn geheugenspelonken is een
Minister altijd een man en staat hij eigenlijk net iets boven de koningin. Hij wordt door zijn ambtenaren met alle égards, gelijk aan het staatshoofd, behandeld, inclusief het “kniksje maken” en achteruitschrijdend het ministeriele kantoor verlaten. Overdag bedenkt hij wetten en regeltjes die goed zijn voor het volk. Soms, als de minister het nodig acht, bespreekt hij een nieuwe wet, met zijn ondergeschikte, de ambtenaar.
Niets van dit alles blijkt te kloppen. De minister is een passant, een voorbijganger, een tijdelijke stoelenbezetter op zijn departement. Niks égards, niks ministeriele waardigheid, niks wetten bedenken. Op zijn eerste werkdag zet hij zijn handtekening onder de beleidstukken van zijn voorganger, beleidstukken die bedacht zijn door het machtige ambtenarenapparaat. De volgende wetten, regeltjes, beleidsbedenksels en visies, komen uit de kokers van een nooit slapend ambtenarenapparaat en daar moet de minister zich niet mee bemoeien.
Onze democratie wordt onder andere gewaarborgd door de scheiding der drie machten. Om de wetgevende- uitvoerende- en rechterlijke macht hun taak uit te laten voeren zoals dat hoort, is er in de loop van het bestaan van Nederland een enorm ambtenarenapparaat opgetuigd dat van lieverlee een eigen leven ging leiden. Van ondersteunend aan de drie machten, verwerd het apparaat tot een bedenker en controleur van nieuwe regeltjes en wetjes. Elke letter, elke visie, elke ministeriele brief, alles, maar dan ook alles wat de minister zegt en doet is voor hem bedacht en ontstaan in de krochten en holen van de vierde macht.
In de afgelopen twintig jaar, kreeg de vierde macht het hard te verduren. Door fusies, samenwerkingsverbanden en vorming van conglomeraten werd een vijfde macht opgetuigd. Bestuurderen, CEO’s, raden van toezicht en vakbonden voelden zich binnen hun netwerk sterk genoeg worden om de strijd aan te gaan met de vierde macht. De roep om zelfbeschikking, meer autonomie, afschaffen van regeltjes en vooral het terugdringen van overheidsinvloed waren de speerpunten, anders gezegd, een herverdeling van de macht.
De vuile, licht schuwende machtspelletjes spelen zich af in de donkere en groezelige achterkamertjes van gebouwen en wordt gevoerd tussen de onderhandelaars van de vierde en vijfde macht. Zij kunnen elkaars bloed wel drinken, en zijn tot elkaar veroordeeld. De vijfde macht kan niet zonder de oneindige subsidiestromen waar de vierde macht over beschikt en de vierde macht kan niet zonder de voortdurende bezuinigingen die de vijfde macht oplegt aan het werkveld. De minister moet zich tijdens de onderhandelingen ledig houden met het doorbladeren van beleidsstukken, muziek downloaden van het internet en bellen met moeder de vrouw dat het ‘wat later kan worden’. Als alles geklonken is, de poet en de macht verdeeld, mag de minister opdraven om zijn handtekening te zetten.
Giganten die boven het hoofd van volk en zijn vertegenwoordigers, de koek verdelen, zichzelf belangrijk vinden en zich tooien met ministeriele waardigheid. Niet gebonden aan politieke akkoorden, beleidstukken van voorgangers en formele afspraken, hebben deze opgeblazen, zakkenvullende proleten dit aangeharkte landje, omgeploegd, leeggeroofd en ontdaan van kennis en kunde.
Onze minister van onderwijs, wordt herkend aan zijn hoed, zijn ietwat houterige bewegingen, zijn nieuwe i-pod touch en zijn bedachtzame uitspraken. Hij weet dat hij in deze democratie niet per decreet kan regeren en rekening moet houden met de wispelturige en machtige vierde en vijfde macht. Hij weet het…………, nu wij nog.
Sjeekspier
Als hij het weet,
zou hij zichzelf moeten verheffen boven de machten.
Niet meehuilen met de vuile,
lichtschuwende krachten.
Ook niet z’n tweede vier jaar
afwachten.
Fier de ontblote borst aan ’t rapalje tonen, onder de leuze; Ik wil 5 miljard, of anders is de keuze “uw laffe dolk in mijn trotse hart”.
Doorman en die van Schaffelaar zijn hem voorgegaan.
Slechts dan blijft ’n Plasterk,
in onze gedachten
voortbestaan.
Mooi gedicht
*maar…*
*helaas*
*geen dolk*, maar de bedelstaf
*nog even*
*en dan…*