Uit de Volkskrant:
(het is een onderzoek van Kennisnet en dat wordt gesubsidieerd, dus ik ben zo vrij de tekst hier over te nemen)
Leraar zet computer weinig in bij les
Robin Gerrits
AMSTERDAM – Leraren op de middelbare school gebruiken de computer maar weinig bij de les. Uit onderzoek van Kennisnet ICT op school, vrijdag naar buiten gebracht in de Vier in Balans Monitor 2007, blijkt dat slechts de helft van de leraren de computer regelmatig inzet. 11 Procent van hen zegt zelfs de computer helemaal nooit te gebruiken.
Op de basisschool wordt de computer veel vaker als hulpmiddel ingezet; negen van de tien meesters en juffen laten leerlingen bijvoorbeeld oefenprogramma’s en huiswerkopdrachten op de computer doen.
Toepassingen op de middelbare school zijn eerder het produceren van werkstukken en het opzoeken van informatie.
Leraren zijn er de afgelopen jaren wat beter op gaan letten of leerlingen informatie voor opdrachten niet klakkeloos van het internet kopiëren. Toch doorziet nog steeds 60 procent van de docenten plagiaat niet.
Bijna alle docenten in het voortgezet onderwijs missen een visie van de schoolleiding op de manier waarop ict op school moet worden gebruikt. Leraren hebben het gevoel dat ze het zelf maar moeten uitzoeken.
Ouders zouden het liefst via de computer inzicht krijgen in de leervorderingen van hun kinderen. Ook meer algemeen kan de communicatie tussen ouders en school met behulp van computer en internet beter, denken veel ouders.
===================
Mijn opmerkingen:
Het onderwerp computers op school is al een “hot”- item sinds ik in 1982 begon te werken. Nu 25 jaar geleden dus.
De geschiedenis van computers op school is wat mij betreft voorbeeldig in de manier waarop doel en middelen bij dergelijke projecten door elkaar worden gehaald. Conclusie tot dusverre: kennelijk voldoet die computer (waaraan eigenlijk?) in veel mindere mate dan er van te voren van werd verwacht. En dat ondanks de berg aan projecten en subsidies.
Kenmerkend ook voor het onbegrip dat veel bestuurders hebben van ICT. Hoe minder men er van af weet, hoe hoger en ongefundeerder de verwachtingen.
En het meest opmerkelijk is dat de eenvoudigste en zinvolste toepassingen van die dingen (automatiseren van administratieve processen) bij veel scholen nog in de kinderschoenen staan. Bij mijn eigen HBO (en veel andere, heb ik begrepen) wordt nog steeds gewerkt met een cijferadministratie die gebaseerd is op onduidelijke papieren formulieren die op verschillende momenten door verschillende mensen worden overgeschreven op andere formulieren. Uiteindelijk wordt het opgeslagen in een systeem dat 20 jaar oud is, niet meer geupdate kan worden en dat het risico met zich meebrengt dat het op een gegeven moment in elkaar zakt.
Zo moeilijk behoeft dat niet te zijn, het ontwerpen van een cijferadministratiesysteem. Maar iedere keer als er een dergelijk project dreigt te worden opgezet, komen de onderwijskundigen uit hun kamers en roepen dat het systeem geschikt moet zijn voor het moderne onderwijs. Dat betekent dat er gewacht moet worden voordat elke opleiding competentiedingen heeft vastgelegd en dat die lijstjes ook passen in de lijstjes van de universiteit (één bestuur met onze hogeschool), dat die lijstjes ook geschikt zijn om de declaratie aan zoetermeer op te baseren en dat het voucher-systeem dat Rutte destijds wilde invoeren ook meegenomen werd.
Dan worden er allerlei projectgroepen en stuurgroepen opgetuigd en het gevolg is dat er niets gemaakt wordt.
Typerend voor de illusie dat schaalvergroting efficient zou zijn: zelfs met een simpel administratief programma ontstaat er een miljoenen kostende brij van bagger.
Waarschijnlijk is kennisoverdracht
toch iets van leerkracht en leerling. De computer, althans binnen het mij bekende basisonderwijs, de laatste 30 jaar, deed toen en nu ’t zelfde. Spelling, topo, tafels enzo. Nuttig en speels. Daarna kwam ’t maken van eigen websites en dat was het. Werkstukken en powerpoint presentaties binnen het BO zijn ook (even) leuk. Maar 90% van de kennisoverdracht, vindt nog steeds plaats tussen kinderen en leerkracht, in ’n klaslokaal. Het internet en verder computergebeuren, is binnen het basisonderwijs ’n randgebeuren. Tenminste, als je ziet wat de kinderen achter ’t scherm daadwerkelijk doen. Dat ’n lokaal met veel computers ouders imponeert, is meegenomen. Of het daadwerkelijk iets voorstelt, is iets anders.
Computers en meer
In 1977 begon ik te werken in de onderwijssector. Van computers nog geen sprake, maar van video (actief en passief) des te meer. Er waren in die tijd verschillende onderwijsgoeroes die vonden dat (bijna) ALLES via de video moest, gezien de veranderende persoonlijkheidjes, vaardigheden blablabla……
Daarna hetzelfde met computers. Daar werd door de overheid ten koste van veel ander nuttigs enorm veel geld ingepompt. Ons grootste elektronicaconcern ook nog eens doblij.
Video kan zeer bruikbaar zijn, computers ook. Het hangt af van de leerdoelen, de docent die ermee moet werken én de beschikbare software. Vaak zijn deze zaken niet met elkaar te combineren.
Daarnaast is er op vele scholen nog een levensgroot praktisch probleem. Genoeg computers voor je hele klas zijn niet altijd beschikbaar. In het gunstigste geval moet je het ruim tevoren reserveren, in het ongunstigste geval is het afwachten wanneer je een keer in een computerlokaal kunt. Daar kun je je lessen niet op voorbereiden dus. Vandaar dat de meesten van ons de veilige weg kiezen en slechts incidenteel de computer inzetten.
Beeldplaat en CD
Op mijn school (HBO-lerarenopleiding) werd door het management, toen dat hoorde van de beeldplaat, gesteld dat alle natwet practica vanaf beeldplaat gedraaid konden gaan worden. Dan had je al die vieze bende van echte practica niet meer nodig.
Toen de CD kwam zou dat betekenen dat de bibliotheek binnenkort opgeheven kon worden omdat er geen paperen boeken meer nodig zouden zijn.
Deze twee ideeën zijn nooit iets geworden (de hele lerarenopleiding werd overigens opgedoekt, maar dat is weer wat anders).
De tent staat nu wel ram-vol met windows-PC’s, dat is een succes geworden.