Onderstaand artikel van Pieter Hilhorst stond in De Volkskrant van 6 maart 2007 en op zijn blog van die datum.
===========================================================
Het nieuwe leren en de praktijk
“Wat moet je doen als de patiënt die je wast een erectie krijgt?” De hilariteit in de klas zegt genoeg. Dit is een vraag waarmee je na je stage scoort bij klasgenoten. Helaas is het de enige vraag is die de MBO-studenten verzorging hebben meegenomen van hun stage. En die ene vraag wordt pas gesteld na lang aandringen mijnerzijds. In het onderwijs is een grote omwenteling gaande. Het op kennisoverdracht gerichte klassikale systeem maakt plaats voor onderwijsvormen die zich richten op cognitieve en sociale competenties. Geprobeerd wordt om de motivatie van leerlingen te vergroten door praktijkgericht te werken. Onlangs mocht ik een dagje meelopen op een afdeling van het ROC.
Tussen theorie en praktijk
Tussen theorie en praktijk blijkt een kloof te gapen. In theorie prikkelt de confrontatie met de praktijk de nieuwsgierigheid van de leerlingen. Op stage beseffen ze waarom ze leren wat ze moeten leren en ontdekken wat ze nog niet weten. In theorie komen leerlingen met veel vragen terug van hun stage. Dat valt in de praktijk dus tegen. In theorie kunnen leerlingen van collectieve opdrachten, zoals het gezamenlijk schrijven van een werkstuk, leren samenwerken. In de praktijk bestaat de kunst van het samenwerken vooral uit het snel selecteren van de juiste medeleerlingen. Je moet zorgen dat je sommige lastpakken en luilakken uit jouw groepje weert. Eigenlijk zou het beter zijn als de docent de groepjes samenstelt, maar dat levert heisa op. Dus wordt meestal voor de gemakkelijke weg gekozen en mogen leerlingen hun eigen voorkeur volgen.
In theorie ontdekken leerlingen door praktijkgerichte opdrachten het belang van bepaalde kennis. Wie een enquête vol taalfouten stuurt naar gebruikers van een kinderdagverblijf, maakt geen beste indruk. In theorie is de leerling juist op dat moment gevoelig voor het belang van correcte spelling. Dat is het moment bij uitstek om nog eens de regels over d’s en dt’s uit de doeken te doen. In de praktijk wordt dat nagelaten. Het project gaat nu voor. Oriëntatie op de praktijk zou bij de ICT opleiding moeten betekenen dat Engelse lees-, spreek en schrijfvaardigheid van het grootste belang zijn. Toekomstige ICT’ers moeten kunnen communiceren met programmeurs in India die een deel van het werk gaan doen. Hoewel het belang van deze talenkennis evident is, wordt die relevantie niet gebruikt om leerlingen te motiveren Engels te leren.
kappers wel monteurs niet
Zo zijn er meer ongerijmdheden. Voor leerlingen geldt hoe echter hoe beter. Bij de kappersopleiding knippen ze mensen die vrijwillig proefkonijn zijn. Dat motiveert. Als jij er een potje van maakt, loopt iemand anders voor gek. Dan wil je wel opletten. Maar bij de techniekopleiding worden geen auto’s gerepareerd van mensen uit de buurt. Dat zou ongeoorloofde concurrentie zijn met de garages. Erg consequent is dat niet. Waarom mogen leerlingen wel gratis mensen knippen, maar niet gratis auto’s repareren?
Een dagje op een ROC leert niet alleen dat er een kloof bestaat tussen de onderwijstheorie en de onderwijspraktijk, maar ook dat er een kloof gaapt tussen het debat over het Nieuwe Leren en de praktijk. Veel kritiek op het nieuwe leren richt zich op de te grote vrijheid van de leerling. Leerlingen zijn helemaal niet bij machte de verantwoordelijkheid te dragen over hun eigen ontwikkeling. Een dagje rondlopen laat zien dat het met die vrijheid wel meevalt. Een gemiddelde ROC is absoluut geen Iederwijsschool waar kinderen zelf mogen bepalen wat ze doen. De grootste bedreiging voor de motivatie is eerder dat leerlingen het gevoel hebben dat ze te weinig serieus worden genomen. Zo zijn er, om aan de wettelijke norm van het aantal uren te voldoen, Onbegeleide Studie Uren. Leerlingen moeten in die uren op school blijven en werken aan hun eigen taken. Maar als ze al hun taken af hebben, mogen ze niet weg. Inzet wordt dus niet beloond. Niets is demotiverender dan dat.
serieus genomen
Leerlingen hebben ook niet het gevoel dat onderlinge verschillen serieus genomen worden. Sommige leerlingen hebben liever een toets dan een werkstuk. Maar naar hun wensen wordt eerder te weinig dan teveel geluisterd. Leerlingen hebben niet het idee dat zij invloed hebben op wat de school van hen wil. Misschien verklaart dat ook wel het gebrek aan vragen na een stageperiode. Van alle competenties die leerlingen zich eigen moeten maken is nieuwsgierigheid de belangrijkste. Maar hoe wek je zo’n wil tot weten? Een eerste voorwaarde is dat leerlingen erop vertrouwen dat elke vraag een eerlijk antwoord krijgt. Nog mooier is het als zij het gevoel krijgen dat ze met hun vragen het verhaal bepalen dat hun docenten gaan vertellen. Dat gevoel ontbreekt nu. En dat is jammer, want van een goede vraag leer je duizend keer meer dan van een voorgekauwd antwoord.
==========================================