Een tweede reden, waarom wij zo goed scoren, betreft het subjectieve welzijn van kinderen. Onze kinderen vinden hun eigen leven bevredigend, zo zeggen ze zelf. Maar juist bij deze maatstaf heb ik vraagtekens. Het heeft iets gezapigs, die grote tevredenheid. Een kinderhand is gauw gevuld, zo luidt het gezegde. Zet een kind met een zak snoep voor de tv en hij blijft urenlang intens tevreden zitten.
Kinderen moeten in hun jeugd leren om hun talenten te ontplooien. Om zelf iets te verwezenlijken. Of dat voldoende gebeurt, is de vraag. Neem nu de scholen. Bij ons zijn er de meeste kinderen (30 procent) die de school ’heel erg leuk’ zeggen te vinden. Maar is dat wel zo positief? Noest leren is helemaal niet zo leuk. Dat illustreren de Finse kinderen. Zij leren verreweg het meeste van alle westerse kinderen. Tegelijkertijd is het aantal kinderen dat de school daar ’heel erg leuk vindt’ het laagste (10 procent). Waarschijnlijk zijn de Finse kinderen beter uit. Doordat zij meer leren, krijgen zij méér kansen om later gelukkig en succesvol te zijn.
Om leerlingen te trekken, proberen onze scholen vooral leuk te zijn. Uit de cijfers blijkt dat dit zijn vruchten afwerpt. Maar dit gaat ten koste van bijvoorbeeld de discipline. Kinderen volgen lessen met I-pods in de oren en ze praten naar behoefte. Bij een uitstapje naar een jeugdtheater heeft zo’n klas veel weg van een konvooi wildemannen. Iedereen gilt, krijst en komt van zijn stoel af. Aanwezige ouders staan machteloos, zo merkte ik laatst. De kinderen hebben vast een ’leuke’ middag, die bijdraagt aan hun gevoel van welzijn. Voor hun toekomst heeft het helaas weinig waarde.
Ik twijfel wel eens aan het geluk van onze kinderen. Het massale alcoholgebruik wijst eerder op verveling, leegte en onvrede. Dat wij bij het onderzoek naar kinderwelzijn de eerste plaats bezetten, is prachtig. Maar voor het nieuwe kabinet valt er nog genoeg te verbeteren.