Onderstaand artikel komt uit de NRC van 17 februari 2007.
====================================================
“Ik heb geen zin om lang stil te staan bij wat er mis was aan de vernieuwingen van de afgelopen twintig jaar. Dat weten we allemaal wel. De kans de zaken nu weer recht te trekken, dáár maak ik me druk over”, zegt Harm Houwing, docent wiskunde in Schagen.
Daarmee verwoordt hij de mening van veel leraren. De sterk gepolariseerde discussie over de staat van het Nederlandse onderwijs gaat niet langs hen heen, maar ze hebben weinig behoefte zich erin te mengen. Het is tijdverlies, ze zijn allang bezig het heft weer in handen te nemen, en: het blijft toch het leukste vak dat er is.
Dat betekent niet dat leraren de problemen niet zien. Ze waren het bijna nooit met alle vernieuwingen eens. De missers kunnen ze zo opnoemen. De kaasschaaf van de basisvorming: meer vakken, maar wel voor elk vak minder uren. Geen verplichte aandacht meer voor woordkennis, spelling en grammatica in de bovenbouw. Thema’s zonder chronologie bij geschiedenis. “Het is toch logisch dat er vakinhoud verdwijnt als je van zeven naar dertien examenvakken gaat?”, zegt Houwing.
De verschuiving van kennis naar het aanleren van meer vaardigheden beoordelen docenten zeker niet alleen negatief. “De aandacht voor spreekvaardigheid en presentatie was goed”, vindt Margot de Wit, docent Nederlands in Den Bosch en voorzitter van de sectie Nederlands van de vereniging Levende Talen. “Zeker voor vwo-leerlingen. Daar zaten veel nerds bij. Ze kunnen zich nu zóveel beter uiten.”
Waar leraren wél vaak negatief over zijn, is het zwabberbeleid van de politiek. Bètaleraren die zich twee jaar lang enthousiast hadden bijgeschoold voor algemene natuurwetenschappen, zagen het vak binnen vier maanden door één enkel leerlingenprotest weer naar de achtergrond verdwijnen. “Dan krijg je natuurlijk de reactie: het zal mijn tijd wel duren”, zegt Harrie Frantzen, rector op het Minkema College in Woerden.
Gerrit Jan Fonk, leraar Frans in Zeist zegt: “In mijn vak is het niveau gedaald, absoluut. Maar dat komt doordat ik zoveel uren kwijt ben geraakt, niet door ‘het nieuwe leren’.” Hij heeft een hekel gekregen aan die “beladen” term. De nieuwe didactiek gebruikt hij juist om het niveau op te krikken. “De motivatie voor Frans is al niet hoog bij leerlingen. Dan lukt het echt niet als ik zelf vijftig minuten volpraat. Dat werkt alleen nog bij heel slimme leerlingen.”
De tijden en de kinderen zijn veranderd, stellen de leraren vast. Leerlingen luisteren niet meer naar de mooie verhalen van de aardrijkskundeleraar, want ze hebben het allemaal al zelf gezien. Wat moet de leraar dán doen om de aandacht te krijgen? “Aandacht géven”, zegt lerarenopleider in Amsterdam Annelien Haitink, die veel trainingen geeft op scholen. Een leraar moet kunnen uitdagen, inspireren, regisseren, aanmoedigen. “Alles wat Theo Thijssen ‘het flirten met de klas’ noemde.” Vooral academisch geschoolde leraren hebben daar moeite mee, zegt Haitink. “Sommigen van hen hebben het ontzettend moeilijk gehad. Ze waren gewend antwoorden te geven voordat er vragen waren. Nu moet het andersom.”
Bij talendocenten leeft volgens haar vaak de mythe: ik mag dus geen grammatica meer geven. “Maar zo is het niet. Je moet alleen weten wanneer je ermee moet komen, het zo ‘organiseren’ dat leerlingen doel en nut ervan inzien.”
Een complicatie is de enorme reductie in uren. Leraren gebruiken lesuren vaak om uit te leggen en instructie te geven en laten de leerlingen daarna weer zelfstandig werken. Dan kun je ze net zo goed een schriftelijke cursus geven, zegt Haitink. “Juist in de contacturen moet je ze met hun presentaties laten komen en ze vooral het gevoel geven dat ze het niet voor jou, maar voor elkáár doen.”
Grote misverstanden lijken er te bestaan over zelfstandig werken. Scholen ontwierpen prachtige planners en studiewijzers. Met het idee: dan kunnen de leerlingen het zelf wel uitvinden. Maar een studiewijzer is geen spoorboekje. De nieuwe didactiek vergt meer inzet van leraren. Kleinere klassen en meer leraren, dat is wat de leraren vragen van het nieuwe kabinet. Het kan zeker niet met mínder leraren, zoals nu vaak praktijk is.
Wiskundedocent Houwing blijft zich zorgen maken over de vakinhoud. Wiskunde B verliest dit jaar kansrekening en statistiek en ruimterekenen. Dat is dramatisch voor leerlingen die medicijnen of bouwkunde gaan studeren. Zijn school gaat als oplossing werken met ‘leergebieden’ waarbij leerlingen verplicht combinaties van vakken kiezen. De overlap in die vakken gebruiken ze voor onderwerpen die uit het curriculum zijn verdwenen.
Ook voor het dreigend tekort aan eerstegraads leraren bedacht Houwing een plan. “Ik zie slimme 6-vwo’ers achter de kassa zitten. Dan denk ik: kom maar bij mij hulp- en steunlessen geven en examentraining. Dan blijven ze bij het onderwijs betrokken.” Houwing: “Laat het kabinet dáár nou eens geld aan geven.”
===============================================================
Niet erg positief: Margot de Wit die VWO’ers ‘nerds’ noemt (gelukkig zijn die met alle aandacht voor presentaties uit het VWO verdwenen; die nerds zitten nu op het VMBO te verkommeren) en Haitink die academisch geschoolde leraren in de hoek zet.
Re: Je beter kunnen uiten (zie Leo)
Lerares Nederlands zegt: ‘Ze’ kunnen zich zoveel beter uiten.
Meestal slik ik zo’n opmerking voor zoete koek, omdat ik meteen al weer denk: ‘En WAT gaan ze dan eigenlijk uiten? WAT hebben ze dan helemaal te melden?’.
Maar nu lees ik de zin nog een keertje, en iets aandachtiger.
Wat bedoelt zo’n mevrouw de Wit nu eigenlijk?
Wie, allereerst, bedoelt ze met ZE?
Wat bedoelt ze met BETER? Beter dan twee jaar geleden? Acht jaar, vijftig jaar? Hoe stel je zoiets vast?
Wat bedoelt ze met zich UITEN? Iets opschrijven in het Nederlands? Als je daarmee bedoelt: spelling, zinsbouw, betoog opbouwen met een kop, een midden en een staart: dat kunnen ze helemaal niet beter of zelfs maar goed! Misschien dan: iets vertellen in goed Nederlands? Mijn leerlingen kunnen dat in elk geval niet. Dansen, springen, huilen, schreeuwen oftewel theatraal gehups? Had je op mijn oude school 40 jaar geleden te kust en te keur, en zeker niet slechter dan nu.
Ik vrees dat mevrouw de WIt het bezit van een ordinaire, onbeleefde grote bek verwart met ‘je goed kunnen uiten’. Maar ik weet dat natuurlijk niet zeker zolang een krant zo’n berichtje zo summier opschrijft.
Ik moet vooral denken aan het naschrift dat deelnemer Leo hier op het Forum steeds weer vermeldt: jongetje van 8 jaar steekt zijn middelvinger op tegen leerkracht; leerling van 11 jaar zegt ‘flikker toch op’ tegen directrice. Oh, wat kunnen ‘ze’ zich toch fantastisch uiten!
Waarom krijgt weer zo’n blaaskaak een spreekgestoelte?
O tempora o mores zeiden de Romeinen al. Maar lerarenopleider mw. Haitink – en dus nadrukkelijk niet ‘de leraren’tapt uit een ander oud vaatje: dat van de ‘moderne’ leerling die niet meer geboeid zou kunnen luisteren- mevrouw, dit is van alle tijden! Aangevuld met nog maar weer eens wat ’tips vanaf de zijlijn’ nl. dat leraren moeten aandacht geven, uitdagen, inspireren, regisseren, aanmoedigen, blablabla. Daar zouden volgens mevrouw ‘vooral academisch geschoolde leraren moeite mee hebben’. Hetgeen maar weer eens aantoont dat ‘It takes one to know one.
De belangrijkste les die uit dit m.i. slordig georganiseerde NRC(!) artikel te distilleren valt, is dat leraren het nu wel weten met hoe de situatie in het onderwijs niet klopt en zich alleen willen bezighouden met lesgeven. Legitiem en – het geblaat van mw. Haitink, die duidelijk nog nooit in staat is geweest, scholieren te inspireren zoals ik dagelijks doe, aangehoord hebbende – alleszins nuttig bestede tijd.
Ik stel voor dan ook verder geen woorden vuil te maken aan de domme uiteenzetting van de reductie in lesuren die volgens mevrouw het hoofd moet worden geboden door in de contacturen overwegend zelfstandig te vullen met presentaties door leerlingen: deze tijd investeer ik liever in instructie en uitleg…. ter geruststelling: mijn leerlingen vragen mij hier ook om!
Hoe zo zich beter uiten?
De woordenschat van leerlingen in de onderbouw havo/vwo is dramatisch klein. Hoe zo: zich beter kunnen uiten? Je moet ze nog expliciet vertellen dat ze hun kauwgom moeten uitdoen als ze een spreekbeurt gaan houden. En hoeveel kinderen ik niet iedere les moet corrigeren omdat ze gewoon ‘hè?’ zeggen tegen de docent als ze bedoelen: ‘Mevrouw, ik begrijp het niet. Wilt u het nog een keer uitleggen?’ Juist op verbaal terrein is het complete armoede.
En spellen in de bovenbouw? Dat deed je vroeger in de onderbouw. En niet de werkwoordspelling, die beheerste je al: nee, de moeilijke gevallen, de leenwoorden en dergelijke. Nu begin je in de brugklas met stof die ze eigenlijk in groep 7 en 8 hadden moeten stampen.
Eerst de basis en een algemene ontwikkeling, dan spreekvaardigheid. En niet andersom.
HNL
Gevraagd aan een studente Nederlands (die ook zo moe wordt van dat competentiegerichte onderwijs “dat ze geniet”) waar de letters HNL voor staan…. Haar antwoord was duidelijk: HNL betekent gewoon Helemaal Niks Leren.