Beloning van docenten

Een van de uitgangspunten van de vereniging BON luidt

De salariëring van leraren en docenten moet over de gehele linie worden verhoogd en gedifferentieerd naar gelang het schooltype waaraan ze les geven en hun niveau van opleiding. Vakinhoudelijke bijscholing moet worden gefaciliteerd en beloond.

Over het standpunt ‘hoger opgeleide docenten moeten meer salaris krijgen dan lager opgeleide’ (één van de onderdelen van het uitgangspunt hierboven, in mijn woorden uitgedrukt) leven uiteenlopende meningen. Ik geef hier een overzicht van de argumenten zowel vóór als tegen, en ik geef aan waarom BON kiest voor dit standpunt.

Correcties en aanvullingen zijn zeer welkom!


Argumenten vóór dit standpunt:

  • Een centraal deel van het argument voor hogere beloning is een standpunt dat een hogere opleiding correleert met beter onderwijs. Dit is een heikel punt. Er is een zekere onderbouwing voor, die ik nog eens in detail zal uitwerken.
  • Gegeven dit standpunt is er sprake van schaarste (er zijn te weinig academisch gevormde leraren, bijvoorbeeld, en het worden er snel nog minder). Em70: ‘Mensen waar behoefte aan is, maar waar er structureel niet al te veel van zijn, worden financieel hoger gewaardeerd. Veel mensen kunnen vloeren dweilen; weinig mensen kunnen hersenoperaties uitvoeren. De genoten opleiding is een grove maar heldere en bruikbare afgeleide van schaarste. Hoe hoger het opleidingsniveau, hoe minder mensen dit aankunnen en afgerond zullen hebben.’ Een hoger salaris verhoogt de kansen dat de jonge academici het leraarschap overwegen.
  • Een gerelateerd argument is dat van status. Salaris correleert sterk met status; er is een breed gevoel dat de status van de docent te laag is, en dat deze lage status een verdere bijdrage geeft aan het verlies aan hoogopgeleiden in het onderwijs. Een hoger salaris verhoogt de status van de docent.

Argumenten tegen dit standpunt:

  • Salaris moet afgestemd zijn op de aspecten van het werk: zwaar werk (in wat voor opzicht dan ook) moet beter beloond worden dan ‘licht’ of ‘leuk’ werk. In de praktijk leidt dit tot het omgekeerde: doceren aan het VMBO is ‘zwaarder’ dan aan het gymnasium.
  • Er mag verschil zijn in opleidingsniveau, er is nauwelijks verschil in opleidingsduur tussen een HBO-tweedegrader (HAVO+4) en een afgestudeerde van de universitaire lerarenopleiding (VWO+4/5).

Voor BON is de situatie simpel: het is essentieel om intelligente, gedreven, en hoogopgeleide docenten voor de klas te hebben. Waardering van deze kwaliteiten in de vorm van geld en status is daarom cruciaal. De huidige situatie, waarin weinig scholen salarisonderscheid maken tussen eerste- en tweedegraads docenten, geeft aan dat deze zaak bij de scholen zelf niet in goede handen is; hier is nationaal ingrijpen gewenst.

Overigens vindt BON dat een hoge opleiding niet het enige is dat moet leiden tot een hoger salaris; andere aspecten kunnen daar ook aanleiding toe geven.

15 Reacties

  1. Ik werk zowel op het vwo
    Ik werk zowel op het vwo (bovenbouw) als het vmbo (lwoo / basis/ kader). Het vwo valt me eerlijk gezegd zwaarder dan het vmbo. Dit wordt vooral veroorzaakt
    door de hogere werkdruk op het vwo. Het scheelt nogal of je 12 toetsen van LWOO leerlingen (=12 * 15 minuten) of 30 toetsen van vwo-ers (= 30 * 45 a 60
    minuten) moet nakijken.
    Ik ben dus van mening dat HAVO /VWO bovenbouw docenten weldegelijk recht hebben op een hoger salaris. Ze moeten nu eenmaal harder werken en ook een
    hogere of aanvullende opleiding volgen.

  2. Yes
    Hier kan ik me in vinden: gedreven en goed opgeleide docenten zijn belangrijk. Salaris kan daar één van de instrumenten in zijn! (maar waarschijnlijk zijn andere factoren belangrijker om het werk aantrekkelijker en interessanter te maken: kleinere klassen, betere leslokalen, goede veiligheidsmensen op school etc.)
    Het automatisme dat een academische titel per definitie leidt tot een hoger salaris lijkt me onverstandig. Prestaties, inzet en enthousiasme tellen.

    • door de ogen van ouders
      Als ouder van kindereen op het VWO wil ik in het VWO en zeker in de bovenbouw van het VWO graag leraren die wegens hun vakkennis en enthousiasme voor hun leervak door de leerlingen gewaardeerd worden. Dat zullen meestal leraren met een universitaire vakstudie achter zich zijn. Wat onder betere leslokalen verstaan wordt begrijp ik niet. Kleine klassen zijn van minder belang dan goede leraren. Om het bovenbeschreven leraarschap op het VWO te kunnen laten concurreren moeten scholen een salaris kunnen en WILLEN aanbieden dat in hoogte overeenkomt met het salaris dat een potenti”ele leraar voor een bepaald vak buiten het onderwijs kan verdienen. Ik verwacht niet dat er op een zelfstandige VWO, Gymnasium of Atheneum veiligheidsmensen nodig zullen zijn.
      Bij HAVO en lager is de didaktiek erg belangrijk. Ook daar moeten de salarissen concurrerend met het bedrijfsleven zijn en wel om te voorkomen dat er te weinig mensen voor een opleiding tot leraar kiezen. Didaktische kennis wordt immers buiten het onderwijs weinig gevraagd.
      Bij het bepalen van de hoogte van de salarissen voor de verschillende gevallen zal de maatschappij ook kosten en baten moeten afwegen van goed onderwijs in de verschillende gevallen. Maar eerst zal het geld dat aan overbodige deskundigen en managers en onwillige leerlingen verspild wordt overgeheveld moeten worden naar de leraar in de klas. Leerlingen die niet willen leren moet bittere armoede in het vooruitzicht worden gesteld.

      • bittere armoede….?
        Seger,

        Ik ben het met je eens, op de laatste zin na. Leerlingen zijn kinderen en moeten als zodanig behandeld, gestuurd en ook beschermd worden. Tegen zichzelf desnoods en met strenge maatregelen desnoods. Dat dat binnen het onderwijs en binnen de opvoeding knap was afgegleden is “onze” verantwoordelijkheid. Dreigen met hel en verdoemnis…Nee! Maar misschien bedoelde je het met een zeker cynisme.
        De beste manier om die kinderen aan het leren te krijgen is het geven van zinvol onderwijs op een voor de leerlng aangepast niveau.
        Gerard

        • vroeger
          Uit mijn studententijd lang geleden ken ik een medestudent die fel anti-gymnasium is omdat hij die school altijd als een beschermingsconstructie gezien heeft om te garanderden dat de zonen van notabelen, desnoods met veel zittenblijven en bijles, dezelfde maatschappelijke status zouden krijgen als hun ouders. Hijzelf zat op een HBS en hij en de andere leerlingen uit niet-academisch milieu hielden zich koest en werkten hard want als ze van school verwijderd zouden worden betekende dat dat ze als gewoon arbeider in een fabriek konden gaan werken. Momenteel is het bij de lagere onderwijstypen zo dat het veel leerlingen geen barst interesseert of ze wel of niet iets leren. Zij denken dat leren hen niets brengt (en dus niet zinvol is) en ze hinderden zo leerwillige leerlingen en leraren om kennis op te doen resp. over te dragen. Dit is een kostbare verspilling van onderwijsgeld en unfair t.o.v. leerwillige leerlingen en daarom moet daar op een of andere maniet een einde aan gemaakt worden. Als jij een betere oplossing weet wil ik die graag horen. (Denk je dat het mogelijk is om de potentiele dropouts en de etterbakken er zonder sancties van te overtuigen dat onderwijs “zinvol” is? Zo ja hoe?)

          • (potentiele) dropouts
            Om je vraag te beantwoorden: ja, ik denk dat dat kan. Het grootste drop out probleem is op het VMBO. Daar zijn allerlei oorzaken voor, maar ik beschrijf een situatie die ik zelf heb meegemaakt (als lerarenopleider).
            Mijn student was stagiair op een VMBO. Ik zit achter in de klas en merk dat de meeste leerlingen van de 50 minuten wiskunde les hooguit 10 minuten doen alsof ze met wiskunde bezig zijn. In het gesprek achteraf zegt de leraar van die groep, dat het ook helemaal niet gaat om de wiskunde, maar om andere dingen. Op tijd komen, de agenda gebruiken en weet ik allemaal nog wel niet meer. Ik concludeer dan dat het een slechte vorm van bezigheidstherapie is. Sluit pubers 6 uur per dag op en laat ze dingen doen (wiskunde) die je eigenlijk zelf niet zinvol vindt. Kindermishandeling dus, want op tijd komen leren ze ook als hamburgerdraaier bij de MacDonalds.
            De oplossing: op de LTS vroeger moest mijn broer kasten, stoelen, metselwerk en weet ik wel niet maken. Onder leiding van een timmerman of een metselaar. Muurtjes die scheef stonden werden direct afgebroken en er werd gezegd en op toegezien hoe het wel moest. Zinvol onderwijs, waar hij nu nog steeds veel aan heeft.
            En natuurlijk heb ik niets tegen sancties. Sterker nog: die worden veel te weinig toegepast. Niet eerst uit de klauw laten lopen en dertig loze waarschuwingen, maar ook bij lichte vergrijpen direct heldere grenzen stellen. Maar misschien zie ik het allemaal wel te simpel hoor.

          • Haal eruit wat erin zit!
            Hallo Gerard,
            Deze keer ben ik het echt helemaal niet met je eens. Het spreekt niet vanzelf dat leerlingen die theoretisch niet begaafd zijn wél begaafd zijn met hun handen. Het spijt me maar het is gewoon (vaak) niet waar. Daarnaast heb je ook voor handvaardigheidsberoepen beslist nog aardig wat theorie nodig, om te zorgen dat onze gebouwen niet instorten, onze elektriciteit werkt en er geen warm water door de wc spoelt. Van dichtbij weet ik dat je om fatsoenlijk mee te draaien bij elektro of metaal gewoon een niveau 4 opleiding nodig hebt. Er komt immers steeds meer technologie!
            De huidige samenleving vraagt heel veel van iedere burger: goed kunnen lezen (contracten, informatie, gebruiksaanwijzingen) aanvaardbaar en begrijpelijk kunnen schrijven (opzeggen van abonnementen, schriftelijk bezwaar tegen onterecht opgelegde belasting of ontslag, rapportage van van alles en nog wat, administratieve vaardigheden, inzicht in burgerschap, vlotte presentatie bij sollicitaties, verantwoorde keuzes in verzekeringen, opvoeding en politiek, opeisen van je consumentenrechten etc. etc.) De eisen die de huidige samenleving stelt zijn echt veel en veel hoger dan die van vroeger. Als je niet aan die eisen voldoet ben je nauwelijks in tel en sta je half of helemaal buiten.ten de samenleving. Het is dus van groot belang dat mensen zoveel mogelijk kennis en vaardigheden opdoen, OOK mensen bij wie dat wat langzamer gaat dan bij anderen. Ik realiseer me natuurlijk ook dat dit niet voor iedereen weggelegd is.
            Kortom: ik vind het onverantwoord en veel te gemakkelijk om te pleiten voor het oude praktisch gerichte vakonderwijs. Je doet daar jongeren mee te kort en indirect schrijf je ze af! Dat kan niet jouw bedoeling zijn!
            We moeten wel degelijk zoeken naar goede manieren om alle jongeren, ook de minder theoretisch ingestelden, zoveel mogelijk te leren. Ik ben ervan overtuigd dat dat kan!

          • Zinvol VMBO
            Geachte Gerard en Minke,
            Over wat onder zinvol onderwijs verstaan moet worden heb ik niets geschreven. Maar de les die Gerard beschreven heeft is een misstand die duidelijk maakt dat het probleem nu ook bij de opvattingen van de leraar ligt. De verhalen die ik over het VMBO hoor zijn dat leerlingen kunnen doen en laten wat ze willen en dat er niet vodoende sancties mogelijk of toegestaan zijn. Als je verplicht bent om leerlingen van de straat te houden omdat ze leerplichtig zijn maar die leerlingen willen helemaal niet leren dan moet je die afscheiden van leerlingen die wel wat willen leren. De hangplek die je aan de groep van eerstgenoemde jeugdigen biedt moet je niet door het Ministerie van Onderwijs laten betalen maar door het Ministeries van Justitie en Sociale zaken. De beschreven leraar wordt daar dan sociaal werker. Leerlingen die wel wat willen leren hebben recht op zo’n splitsing omdat het recht op goed onderwijs internationaal aanvaard is.

  3. beloning van docenten
    Een belangrijk facet van belonen is de keuze uit de beschikbare beloningsmiddelen, de zgn. intrinsieke en extrinsieke beloningfactoren en daarnaast speelt de hoogte een belangrijke rol. Het doel van belonen beoogt prestatie aan de ene kant en mobiliteit, zowel horizontaal als verticaal, aan de andere kant. Beloon je te laag of verkeerd in de beleving van de ontvanger dan is deze minder geneigd om te presteren en, bij grote ontevredenheid, ontstaat een behoefte om, indien mogelijk, te “verkassen”. Betreft het een intreder dan is de beloning een wervingsmiddel wat moet concurreren met andere aanbieders van beloning. Zonder dat uitputtend cijfermatig geverifieerd te hebben
    vermoed ik dat het onderwijs een steeds slechtere positie inneemt t.a.v. het beloningsvraagstuk in het algemeen en dat dit erger wordt naarmate je genoten opleiding hoger wordt. Een voorbeeld is de functie-eis van een universitairdocent en de beloning ervan. Een UD dient tegenwoordig gepromoveerd te zijn terwijl het salaris overeenkomt met een docent 1 in het HBO. De status van een UD is hoger maar wat zegt dat de doelgroep van potentiële UD-ers ?. Het lijkt mij dat het promoveren wel tot iets meer mag leiden. Een zelfde betoog kun je houden t.a.v. het doorleren voor de eerste graad.
    Met dit pleidooi onderschrijf ik dus het standpunt van BON.

  4. beloning van docenten
    Jammer dat deze discussie telkens weer naar voren komt als het gaat om het verbeteren van het onderwijs. Altijd moet er vergeleken worden met het bedrijfsleven en duikt men het liefst in concrete voorbeelden om de echte discussie maar niet aan te hoeven gaan.
    Jammer ook omdat het (bijna) polariserend werkt, 1e graders (de echte docenten) tegenover de 2e graders (de 2e rangs docenten die het echte niveau niet aan kunnen).

    Jarenlang mensen meer betalen alleen maar op basis van opleiding in plaats van op prestaties heeft het onderwijs voor een groot deel gemaakt tot wat het nu is; een personeelsbestand dat voor minstens 50% is verzuurd mede doordat het al 20 jaar niet uitgedaagd is door leidinggevenden en ook niet de daarbij behorende complimenten over het geleverde werk hebben mogen ontvangen, docenten zijn immers bijna mensen.

    Voor de grote groep enthousiaste ‘jongelingen’ rest slechts na enkele jaren de keuze; afknappen of afbranden. Stoppen of meedoen met de rest.

    Een algehele verhoging van de lerarensalarissen zonder enige vorm van toelichting lijkt mij verder een vrij zwak uitgangspunt. Elk jaar krijgt elke docent er een periodiek bij (uitgezonderd de mensen die in hun eindschaal zitten) zonder dat je daar een stap harder voor moet lopen, dat is dus jaarlijks een salarisverhoging.

    Erg naief is het te denken dat meer salaris zal zorgen voor meer waardering en status, maar misschien houden docenten dan meer geld over om eens een keer, al is het in de uitverkoop, hun garderobe (deels) te vervangen.

    • Meer geld => hogere status
      Hoby, je maakt een paar interessante opmerkingen. Ik zoom even in op de laatste: ‘Erg naief is het te denken dat meer salaris zal zorgen voor meer waardering en status’. Jij denkt blijkbaar dat dit niet waar is (ik laat de opmerking over naïviteit even buiten beschouwing, ook al is het tegen de spelregels). Ik ben dat niet met je eens. Laat ik even wat voorbeelden geven:

      1. Kijk naar de beroepsprestigeladder: er is een duidelijke correlatie tussen prestige van het beroep en het salaris.
      2. In de consumentenmarkt is er ook een duidelijke correlatie tussen status en prijs. Je zou kunnen denken dat de oorzaak-gevolgrelatie volledig een-richting is: voor producten met een hoge status kun je veel geld vragen. Maar zo werkt het niet: als je een nieuw merk auto tegenkomt die veel kost, denk je dat het een sjieke auto is; en als hij weinig kost denk je ‘goedkoop oosteuropees product’.
      3. Hier is ook een eenvoudige sociale verklaring voor te geven: hoezeer we ook denken dat we een eigen mening hebben, het blijkt dat we onszelf enorm laten beïnvloeden door anderen. Het feit dat iemand anders veel wil betalen voor een product, een dienst, of een medewerker, daar zijn we niet ongevoelig voor.

      Ik denk dat we het helemaal eens zijn dat salarismaatregelen in hun eentje onverstandig zijn. Maar waar jij doet alsof de discussie over salaris de ‘echte’ discussie vertroebelt (dat is even mijn weergave van jouw woorden) vind ik juist dat de salarisdiscussie in het centrum van de issue staat, en moet staan. Je kunt de issue van status van de docent, en daaraan gekoppeld de vraag waarom zo weinig academici docent worden, niet los zien van het salaris.

      • meer geld => meer status????
        Dus:

        punt 1; als wij zorgen voor een hogere status volgt de ‘hogere prijs’ vanzelf

        punt 2; we bevinden ons in de gesubsidieerde markt ook wel non profit sector of in modernere versies van het M&O taalgebruik: not for the profit sector, elke vergelijking met de profit sector loopt mank.

        punt 3; dit is geen ‘nieuw’ punt en voegt naar mijn mening niet veel toe aan de discussie.

        Nog steeds begrijp ik je punt niet.

        Voor een leuk onderonsje verwijs ik je graag naar het volgende topic op geen stijl, heeft deze meneer een academische achtergrond ja of nee?

        link: www.geenstijl.nl/mt/archieven/016270.html

        waaruit kun je dat opmaken?

        groet ron

        • geen stijl filmpje
          Dit filmpje geeft onder meer aan hoe nodig is het om het niveau van de docenten te verhogen. Wellicht toch een betere betaling?

          Gerard

        • filmpje
          Verschrikkelijk dat filmpje: kunnen ze geenstijl niet aan het verstand brengen dat je niet al het materiaal van leerlingen direct op het net moet zetten? Ik vind dit niet grappig, maar gemeen! Ben je vogelvrij omdat je je beroep uitoefent ten overstaan van anderen?

          Dan Ron: je ’tegenargumenten’ zijn niet goed.
          1.Als iemand zegt dat er een correlatie is tussen A en B, dan mag je daar niet uit concluderen dat er een causale relatie is.
          2.Vergelijking met de ‘profijtelijke sector’ loopt helemaal niet mank: we leven in een maatschappij met zowel de ene als de andere sector. Mensen kunnen dus kiezen (en dus vergelijken)
          3.Zeggen dat iets geen nieuw punt is zegt op geen enkele manier iets over de waarheid van desbetrefende opmerking.

          Ik denk dat Mark gelijk heeft.

        • meer status
          Beste Ron,
          ook ik ben het met je eens dat je niet zomaar meer geld moet gaan uitdelen aan, in dit geval, docenten. Ik wil ook geen looncompetities binnen het onderwijs omdat dat strijdig is met teamwerk en vooral met het moeilijk meetbaar zijn van de geleverde prestaties.
          Het is echter niet aannemelijk dat je dit zou mogen omkeren. Ik bedoel hiermee dat je jezelf als onderwijswerkgever het zou kunnen permitteren om minder status, geld etc. aan te bieden dan anderen omdat ……….? Hier kun je denken aan b.v. idealisme. Terwijl je aan de andere kant dan zou mogen verwachten dat je het neusje van de zalm binnen krijgt. Werknemers zijn wel gelijkwaardig maar niet gelijk en dat is heel menselijk. Nog steeds is het zo dat je in een groep academen nog te vaak gezien wordt als een mislukkeling als je het onderwijs ingaat en het beloningsaspect bevestigt die opvatting hoe onterecht ik die opvatting ook vind.
          Corgi

Reacties zijn gesloten.