
toetsen van vagigheden
Nog even over die moeilijke beoordelingen nagedacht. Wat die scoring rubrics beogen is meetbaar maken wat niet meetbaar is, althans niet onder de dagelijkse omstandigheden op een school. Competenties maken het meten nog moeilijker dan ze al zijn en moeten geoperationaliseerd worden in eindtermen. Daarmee werken we in het onderwijs al veel langer dan met competenties. Goede eindtermen zijn beter toetsbaar en kunnen gerangschikt worden volgens bv. de taxonomie van Bloom. Hoe algemener van aard de opleiding, hoe moeilijker de toetsbaarheid, zowel van eindtermen als van competenties. Als derdejaarsstudenten heel slecht zijn in typische “schoolcompetenties” zoals schriftelijk formuleren, moeilijke berekeningen maken, abstracte modellen beredeneren enz. en ze gaan op stage, kunnen ze opbloeien en iedereen versteld laten staan van waartoe ze als manager in staat zijn. Omgekeerd kan ook. Veel politici hebben dat ook: de juiste toon treffen, de mogelijkheden doorzien, trefzeker handelen, netwerken. Wat doe je dan met een onvoldoende scriptie, als je weet wat een geweldige managementcompetenties een student in zich heeft? Een oud leer-adagium zegt: ontwikkel verder waar je goed in bent en laat liggen waar je slecht in bent. Aan onze management-opleiding proberen we juist studenten te laten werken aan datgene waar ze minder goed in zijn, en waar ze goed in zijn, dat komt vanzelf wel. Hoe dit uitpakt, verschilt per individuele student.