Homo-recht

Op de middelbare school wisten wij precies welke leraren zo gezegd “van de verkeerde kant” waren. Er liep ook een pedofiel rond, die iets hoogs bij de verkenners was en voor zover mij bekend verder geheel ongevaarlijk. Eén ding zouden deze mensen zich nooit in hun hoofd halen: openlijk uitkomen voor hun geaardheid. Dat was zo’n beetje de status quo in de jaren vijftig maar nu, zo’n 50 jaar later, is de situatie grotendeels omgekeerd. In ieder geval in die mate dat de schorsing van een homoleraar aan een Prot. Chr. school, die daar openlijk voor uitkwam, bijna een nationale rel veroorzaakt heeft. In zijn boek “Tijd van onbehagen” benadrukt Ad Verbrugge het belang van de culturele gemeenschap voor de rechten van de mens. De kwestie rond de homoleraar laat naar mijn idee goed zien hoe dit werkt. Wat 50 jaar geleden de dominante cultuur was rond dit onderwerp is nu een voor velen verwerpelijke subcultuur geworden. Volgens Verbrugge zijn burgerrechten altijd gebonden aan een feitelijke culturele en staatrechtelijke gemeenschap. Dus ligt het in de huidige situatie voor de hand dat de Nederlandse culturele gemeenschap zich op demokratische wijze, bij meerderheidsbesluit, uitspreekt voor wetgeving die homodiscriminatie, ook op een bepaald type bijzondere scholen, tegengaat. Verbrugge zegt ook dat legitiem geweld en dwang een essentieel onderdeel van elke culturele gemeenschap zijn. Dit zou dan een antwoord kunnen zijn op het verwijt dat de rechten en diepste overtuigingen van een minderheid geschonden worden. Het is immers zo dat in iedere samenleving, ook in een demokratische, de rechten en overtuigingen van iedereen begrensd worden in het belang van het geheel, zelfs als dat als onrecht ervaren zou worden. Hier geldt het principe, na ampele discussie en demokratische besluitvorming, wat het zwaarst weegt.
Mijns inziens is overigens een van de belangrijkste kenmerken van een sterke cultuur niet de homogeniteit, maar hoe in die cultuur wordt omgegaan met heterogeniteit. Neem nu Nederland met al zijn verschillen van Groningen tot Maastricht. Ik heb nog nooit iemand van buiten de randstad iets goed horen beweren over deze regio en toch voelen we ons allemaal evengoed Nederlander, misschien zelfs Hollander. Of kijk naar de worsteling van Walen en Vlamingen om één land te blijven. Het heeft, ondanks al het platte politieke geharrewar, iets heroïsch omdat ook één van de belangrijkste samenebindende elementen in het geding is namelijk de taal. Daartegenover heeft het voortdurend wapperen met leeuwevlaggen door Vlaamse nationalisten iets lachwekkends.
Terugkomend op de burgerrechten. Er is inderdaad, zoals Verbrugge zegt, geen absoluut criterium voor mensenrechten en toch ben ik ervan overtuigd dat hier meer in het geding is dan alleen de Wille zur Macht. Ik noem het maar een aantal sterke beginselen die sinds de Verlichting aan de basis liggen van de politieke cultuur in een hopelijk steeds groter deel van de wereld. Of deze beginselen nu religieus of seculier gefundeerd zijn interesseert me eigenlijk weinig. Wel schept het alleen maar verwarring als je zoals Ella Vogelaar gaat spreken van een toekomstige Joods/Christelijk/Islamitische Nederlandse cultuur. En dan heb je het over een land waarin de meerderheid niet religieus voelt en denkt. Zelfs in Israel is minstens de helft van de bevolking in die zin niet-Joods en bezorgt de orthodox Joodse traditie voornamelijk problemen.
Waar het om gaat is de kracht en overtuiging waarmee genoemde principes door voldoende mensen (en zeker ook de zo genaamde elites)worden uitgedragen en gerealiseerd.