Kranten over de commissie Dijsselbloem: 26 november

Dit is wat de kranten schreven over de verhoren door de commissie Dijsselbloem van 26 november.

Deze dag ging over Het Nieuwe Leren en gehoord werden:

  • Simons (promotor HNL)
  • Stevens (promotor HNL)
  • Ad Verbrugge en Ralph Hanzen (BON)
  • Jolles en Crone (neurowetenschappers)
  • Meijerink (basisvorming, inspectie)
  • leerlingen en studentenorganisaties (LAKS, JOB, LSVB, ISO)

NRC
Nieuw leren? Wat is mis met het oude?

Buiten gooiden protesterende scholieren eieren, binnen wilde de parlementaire commissie onderwijsvernieuwingen gisteren alles weten over het ‘nieuwe leren’.

Het kon nauwelijks toepasselijker. Scholierenprotesten in januari 2006 waren de aanleiding om de parlementaire commissie in te stellen. Toen protesteerden de scholieren tegen te weinig uren sinds de invoering van het ‘nieuwe leren’. Nu protesteren scholieren tegen te veel nutteloze uren.

Commissielid Cynthia Ortega Martijn wilde eerst even iets weten. Wat wás het nieuwe leren ook weer? Ze vroeg het aan Robert Jan Simons, hoogleraar ‘didactiek in de digitale context’ en momenteel directeur van de lerarenopleiding aan de Universiteit Utrecht. Hij is de wetenschapper die het nieuwe leren in Nederland introduceerde.

Wat Simons betreft het nieuwe leren vooral mínder leren, maar dan met meer diepgang. Meer herhalen, meer vertellen waarom kinderen het móeten leren. Onder het ‘oude leren’ kregen kinderen veel nutteloze feitjes. Je kan beter minder dingen leren die je snápt, en kan gebruiken als je het nodig hebt. Simons: “Less is more”.

Verder was het nieuwe leren bedoeld om kinderen naast vakkennis ook vaardigheden bij te brengen. Zoals samenwerken, problemen oplossen en zelfstandig werken. Docenten moesten meer begeleiden, in plaats van voortdurend vertellen wat er moest gebeuren. Zo waren kinderen beter voorbereid op de werkvloer, en op de universiteit.

Het ‘nieuwe leren’, en het Studiehuis in de hoogste jaren van havo en vwo dat volgens de principes van het nieuwe leren werkt, is nooit verplicht gesteld. Toch is het op veel scholen ingevoerd, vooral als leermethode bij de Tweede Fase. In de Tweede Fase (vier profielen die eind jaren negentig de oude vakkenpakketten vervingen en verplicht werden gesteld op havo en vwo) moesten leerlingen veel werkstukken maken. En bij dat meer zelfstandige werken, paste het ‘nieuwe leren’ goed.

Maar ja. Zoals het met al die onderwijsvernieuwingen was gegaan: zodra het in de praktijk werd gebracht ging het mis, vertelde Simons. Hij zag het gebeuren, want hij werd niet geraadpleegd om te helpen. En werd ook niet gevraagd om te helpen evalueren. “Dat had ik best gewild.”

Docenten snapten soms niets van het nieuwe leren, zei Simons. “Het was ook ontzettend ingewikkeld.” Schoolbesturen snapten het ook niet; docenten werd soms gezegd dat ze hun vak niet meer klassikaal mochten doceren. “Het verwerd tot een soort laissez-faire onderwijs”, zei Simons bitter. “Er zijn bij de invoering onnodig grote risico’s genomen.”

Het was zó ingewikkeld, zo schetste filosoof Ad Verbrugge even later voor de commissie, dat er een hele ‘schil’ om de scholen ontstond van adviseurs, experts, managers en begeleiders om het uit te leggen. Zij hadden het nieuwe leren vervolgens min of meer verplicht opgelegd. Waarom waren ze anders gevraagd?

Verbrugge richtte in 2006 de protestbeweging Beter Onderwijs Nederland op, uit onvrede. Door de slechte invoering van het nieuwe leren, verloedert het onderwijs, zo is zijn boodschap. Volgens Simons is er geen wetenschappelijk bewijs dat het oude leren beter is dan het nieuwe. Verbrugge ziet het bewijs overal.

Hoogleraren klagen dat studenten hun talen minder spreken en lezen. Hun algemene ontwikkeling is verslechterd. Tal van universiteiten hebben tegenwoordig bijspijkerklasjes wiskunde en Nederlands. Op de pabo hebben ze een reken en taaltoets moeten invoeren. “Kinderen hebben basis nodig en structuur, anders raken ze in de war”, zegt Verbrugge.

Hoezo het nieuwe leren, zo was ook de boodschap van neuropsychologen Jelle Jolles en Eveline Crone. Puberhersenen zijn nog helemaal niet toe aan al dat zelfstandig werken, zo toonde recent onderzoek aan. Pubers hebben juist heel veel begeleiding van docenten nodig. “Je moet ze niet in hun dooie piereneentje kennis laten construeren”, zei Jolles.

Tot slot kwamen de vertegenwoordigers aan het woord van scholieren en studentenbonden. De proefkonijnen zelf, op wie het nieuwe leren was losgelaten.

“We krijgen klachten van scholieren die zeggen dat er geen boeken zijn en geen lessen, want dat zou goed zijn voor jongeren”, zei Fieke Nobel, voorzitter van de JOB, de vakbond voor jongeren in het beroepsonderwijs

Het nieuwe leren rukt op in het havo en vwo, zo zei Sywert van Lienden, voorzitter van het Landelijk Aktie Komitee Scholieren, de aanjager van de protestacties gisteren. “Het leren moet weer leuk worden”, zei hij. “Leuk? Al dat knipselen, plakken en werkstukken maken, wat heb je eraan. Als je aan het einde van de dag maar iets geleerd hebt. Dáár gaat het om.”


Het Financieele Dagblad
Vernieuwingen in onderwijs zonder bewijs ingevoerd

In het onderwijs zijn grootschalige vernieuwingen doorgevoerd zonder een wetenschappelijke basis dat ze ook werken. Dat zou nog niet zo erg zijn, als die vernieuwingen maar goed waren begeleid. Er is niet voldoende geïnvesteerd in de docenten , aldus prof. Robert-Jan Simons, die in Nederland het Nieuwe Leren heeft geïntroduceerd. Daarmee is een groot risico genomen.

Slechts voor een deel van de vernieuwingen, zelfstandig werken en samenwerkend leren, is bewijs dat ze effectiever zijn, voor andere delen niet, vertelde Simons gisteren tegen de parlementaire commissie die de onderwijsvernieuwingen onderzoekt. Overigens vond hij het niet nodig om van tevoren voor alles evidence based onderzoek te doen. We hebben niet de tijd om daar op te wachten. Ik ben er voor om tijdens het proces onderzoek te laten doen door docenten. Hij voegde eraan toe dat voor het positieve effect van klassikaal onderwijs óók geen harde bewijzen zijn.

Bij de vierde dag van het onderzoek stonden twee visies recht tegenover elkaar. Er is een karikatuur gemaakt van de onderwijsvernieuwingen , zei Simons tegen de parlementariërs. Het is in de discussie verworden tot een soort laissez-faire-onderwijs, maar dat is nooit de bedoeling geweest.

Er is een karikatuur gemaakt van de klassieke leraar, die alleen maar rijtjes staat te leren voor de klas , zei Ad Verbrugge van de actiegroep Beter Onderwijs Nederland (BON), die zich tegen de onderwijsvernieuwingen keert.

In de visie van de onderwijsvernieuwers is het noodzakelijk om het onderwijs te veranderen omdat werkgevers en universiteiten vragen om zelfstandig werkende mensen die goed kunnen samenwerken. Kennis gaat verloren als je die niet gebruikt. Daarom is het beter de diepte in te gaan en kennis op te doen in een context.

Volgens de critici is docenten hun vak afgepakt door die vernieuwingen, vooral in het beroepsonderwijs. Het Nieuwe Leren en het studiehuis hebben geleid tot een werkstukkencultuur op scholen. Het ziet er leuk uit, maar het heeft de inhoud vervangen , zei Verbrugge. Niet voor niets moeten pabo s en universiteiten reparatiewerk doen op het gebied van wiskunde en taal.

Deze twee visies botsen op alle fronten. Terwijl volgens Simons en de onderwijsinspectie de vernieuwingen beleidsarm zijn ingevoerd, klaagt BON dat leraren onder druk zijn gezet. Veel leraren stonden voor een voldongen feit: ze moesten werken met een methode waar ze niet in geloofden.


Trouw
‘Onderwijs kan veel leren van hersenonderzoek’

Kinderen van een jaar of vijftien zijn nog niet goed in staat om zelfstandig te werken. Met dit inzicht uit hersenonderzoek zou het onderwijs rekening moeten houden.

Dat pleidooi hielden de hersenonderzoekers Jelle Jolles en Eveline Crone gisteren voor de parlementaire onderzoekscommissie onderwijsvernieuwingen. Zij relativeerden daarmee de opvattingen van het zogeheten nieuwe leren, een onderwijsfilosofie waarin veel nadruk ligt op zelfstandig leren.

Volgens Jolles is het niet goed om kinderen ‘in hun dooie eentje’ kennis te laten opdoen. “Kennis moet voor een deel gewoon op het bordje van een leerling gelegd worden”, zei hij. Daarvoor zijn inspirerende leraren nodig. In het nieuwe leren is volgens hem de leraar niet meer dan ‘degene die weet waar de boeken staan’. Dat is niet genoeg om kinderen aan het leren te krijgen.

Deze wetenschappelijke inzichten worden nog weinig gebruikt in het onderwijs, zeiden de twee onderzoekers. “Daar is het ook nog wat vroeg voor”, verklaarde Crone, want ze zijn nog maar een jaar of vijf oud en moeten nog door nieuw onderzoek bevestigd worden.

Eerder op de dag waren twee voorstanders van het nieuwe leren aan het woord geweest, de onderwijskundigen Robert-Jan Simons en Wynand Wijnen. Die laatste kent het inzicht van Jolles dat zelfstandig leren voor 16-jarigen te hoog gegrepen is. “Maar je gaat nu eenmaal naar school om iets te leren wat je nog niet kunt”, reageerde hij.

De twee hekelden de karikaturen die over het nieuwe leren de ronde doen. “In het publieke debat is het nieuwe leren verworden tot laissez-faire-onderwijs”, zei Simons, hoogleraar in Utrecht.

En volgens de Maastrichtse emeritus hoogleraar Wijnen is het in het nieuwe leren niet de bedoeling leerlingen op eigen houtje hun gang te laten gaan, maar ze ’toenemende zelfstandigheid’ bij te brengen.

Volgens Wijnen heeft het onderwijs zich de afgelopen decennia veel ingrijpender vernieuwd dan algemeen wordt erkend, ook buiten de door de overheid opgelegde hervormingen om.

“En wie zegt dat al die vernieuwingen mislukt zijn, vervalt alweer in een karikatuur.”


3 Reacties

  1. Gospe: Wijnen
    Die laatste kent het inzicht van Jolles dat zelfstandig leren voor 16-jarigen te hoog gegrepen is. “Maar je gaat nu eenmaal naar school om iets te leren wat je nog niet kunt”, reageerde hij

  2. hooggeleerde onzin
    “In de visie van de onderwijsvernieuwers is het noodzakelijk om het onderwijs te veranderen omdat werkgevers en universiteiten vragen om zelfstandig werkende mensen die goed kunnen samenwerken. Kennis gaat verloren als je die niet gebruikt. Daarom is het beter de diepte in te gaan en kennis op te doen in een context”.
    Deze alinea wekt bij mij grote verbazing op. Als een werkgever een loodgieter zoekt zal hij in de eerste plaats iemand zoeken die goed kan “loodgieten”. Vooral dat moeten de leerlingen bij hun opleiding leren. Als de rest is in de opleiding kan worden meegenomen is dat een voordeel. Kennis gaat verloren? Ik volg al lange tijd een opfriscursus Oud-Grieks en ik sta verbaasd hoeveel kennis weer komt bovendrijven. Zonder kennis van lang geleden zou ik er als 65-plusser niet aan begonnen zijn. Gaat een VWO-er de diepte in als hij kennis opdoet in een context? De realistische wiskunde uit de onderbouw is een aaneenschakeling van contexten maar zij leidt tot geen enkele diepgang. Een diepgang is een zoektocht naar het abstracte dat vele verschijnselen verbindt. Als abstractie en diepgang synonym zijn en van een hoog resp. laag niveau bouwt men een begrippenarsenaal op waarmee men een groot aantal schijnbaar niet verwante verschijnselen onder één noemer kan brengen. Ingewikkelde zaken zijn dan plotseling eenvoudig te verklaren.
    Het hooggeleerde gepraat gaat mij boven mijn nieuwe bromfietshelm. Of is het hooggeleerde onzin?
    Seger Weehuizen

Reacties zijn gesloten.