Uit 1953 al, en daarom wellicht deprimerend -er is nog niets veranderd-, maar het deprimeert mij niet (integendeel!) als iemand het zo mooi weet te verwoorden:
“En terwijl de schone vrouw lucette samen met uw vrouw een fles gaan halen in twinkelke en de flessenvrouw met haar afgewassen gezicht…gelijk een blauw voorschoot die te lang moet proper worden gehouden…terwijl tracht johan janssens…hij zou geen dagbladschrijver zijn…de situatie te overzien:
gij verdient, gij kantieke schoolmeester, niet veel met te schoolmeesteren, juist gelijk onze schrijver juist niemandal verdient met te schrijven, en juist gelijk ik niet veel verdien met het dagblad te voorzien van johan-janssens-bemerkingen: de wezens die nog peinzen, wikken en wegen, vrij een besluit nemen, de maatschappij afbreken en de wereld trachten opnieuw te bouwen, deze wezens worden door de staat en de gemeenschap aan hun lot overgelaten. Maar de wezens die niet meer nadenken en er zich hebben bij neergelegd als familie van de machines te worden aanzien, zij die fiches bijhouden en blauwdrukken in serie maken, dit wil zeggen een klein raderwerk, een moer of een vijs of een ver zijn in de naar afgrond rijdende machine, die worden aanzien als iets nuttigs dat plus minus behoorlijk moet betaald worden.
En nu zijn er 2 manieren om daar aan te verhelpen, een goede en een slechte…de goede: in te zien dat zij die de machine trachten tegen te houden ook nuttig zijn voor de machine, en dus ook behoorlijk moeten betaald worden…de slechte: medelijden hebben met de peinzers, de wikkers en wegers, en zeggen dat zij ook moeten ingeschakeld worden, d.w.z. een moer of een vijs of een veer worden, om hen eerst dán plus minus behoorlijk te betalen.
Want zie nu eens hoe b.v.b. de hoofdredacteur van het dagblad mijn ziel kwetst met mijn bedenkingen te controleren naar hun lengte, en te zeggen dat ik de hele dag op de redactie moet zijn, om bij wat ik nu doe ook nog ten dienste der anderen te staan: men wil geestelijke waarden meten met het horloge in de hand, dit is, weten hoe lang ge aan een verhaal schrijft, terwijl men toch niet begrijpen kan dat ge uw schoonste verhaal op 2 minuten hebt geschreven, en aan een ander even schoon verhaal 2 weken hebt gewerkt: ge moogt als kantieke schoolmeester uw leerlingen in de gelegenheid brengen een nieuwe relativiteitstheorie uit te denken, ge moogt gelijk ik johan janssens die zich in 2 splitsende wereld bezweren, en ge moogt als schrijver in uw werkkamer op 10 dagen een boekje schrijven dat 100 jaar zal meegaan…zij die met de machine meehollen naar de afgrond, en daar plus minus een overdreven loon voor ontvangen, halen hun chromometer boven en zeggen: wat ge daar doet valt moeilijk te controleren.”
(Uit: Louis Paul Boon, De Kapellekensbaan)