Heeft een klas een ziel?

In 1926 schreef Theo Thijssen zijn ‘Gelukkige klas’. Het is het ontroerende en tegelijk geestige dagboek van een onderwijzer, meester Staal, waarin hij de dagelijkse gang van zaken in zijn klas beschrijft. Het dagboek doet je wegdromen naar een ideale schooltijd.
In de samenwerking van kinderen en onderwijzer groeit de klas uit tot zijn ‘gelukkige klas’.
Als er iets is dat in het dagboek duidelijk wordt, dan is het dat een goede schoolklas een kleine samenleving is, waarin de onderwijzer kind is met de kinderen, maar zijn leerlingen ook begeleidt op de weg naar de volwassenheid.
Pas als de meester voor de klas stond, kwam hij zelf ook tot bloei. Hij wist wat hij met de kinderen aan moest en maakte er een sfeer waarin het voor ieder goed toeven was.
Er zijn meer gelukkige klassen dan wij denken, klassen waar volwassen mensen met plezier en ambitie het beste van zichzelf weggeven; waar een hele troep kinderen dagelijks in rustige verwachting bij elkaar komt om een beetje meer mens te worden.
Geen twee klassen zijn hetzelfde. Dat kan iedereen beamen.
Sommige klassen zijn lui, andere werken als paarden, sommige zijn één gezellige familie, andere hangen als los zand aan elkaar. Sommige klassen zijn van nature rustig, andere klassen moet je als wilde dieren temmen.
Maar waarom een klas gelukkig wordt, zal altijd een groot raadsel blijven.
Ook ik had ooit mijn ‘gelukkige klas’. Als stenen beelden zaten ze voor me. Mijn collega en ik keken elkaar aan. Zoiets hadden we nog niet eerder meegemaakt. Wat daar voor me zat, zou later uitgroeien tot mijn ‘gelukkige klas’. Als de leerlingen alleen waren, was er niets op aan te merken, maar als de meute samen kwam, sprongen de vonken ervan af.
Kosten noch moeite werden gespaard om tot betere prestaties te komen.
Iedere leraar heeft ze. Het zijn klassen om nooit te vergeten.
‘Heeft een klas een ziel?’, heb ik me wel eens afgevraagd.