Ruisvoorn

Zitten er veel? Ja, er zitten er wel veel.
Twee mannen in professionele visserskleding met alles erop en eraan zwiepten hun lange lijnen met akelige precisie door de lucht. Ik heb er een, riep een van de mannen luttele seconden later en met handige bewegingen haalde hij het visje naar de kant. Wat is het er voor een, riep ik van afstand? Een ruisvoorntje. Ik had van het beestje nooit gehoord.
Zitten er hier veel? Ja, er zitten er wel veel.
Met ‘liefdevol’ gebaar liet hij het beestje weer in het water zakken en veegde zijn handen af aan het gras.
Fantastische mannen op het eerste gezicht.
Graaiers zijn het niet.
Ik krijg die kerels op de ouderavond. Hun handen ruiken nog naar vis.
Ze zeggen dan niet veel, luisteren alleen maar wat en geloven wat je zegt.
Zij hebben het laatste beetje jagersinstinct dat de ‘meisjespartij van de dieren’ hen nog wil ontzeggen. Die mannen hebben niet veel nodig.
Ook hun kinderen komen er wel. Ook die hebben niet veel nodig.
Wat ga je doen dit weekend, jongen?
Vissen, meneer.