Toen het zittende kabinet aantrad waren er (ook op deze site) heel veel mensen, die het gevoel hadden dat het met minister Plasterk weer de goede kant zou kunnen uitgaan in het onderwijs. Mijn bedenkingen van het eerste uur over dit laboratoriumfiguur, met een hoog “Willie Wortel gehalte” en bijbehorend minder ontwikkeld sociaal netwerk, werden alom terzijde geschoven. Begrijpelijk, want hoop doet leven en bovendien kwamen de bedenkingen van een fossiel.
Maar . . .
misschien is het toch interessant om nog eens te kijken naar het onderwerp studieschulden in de uitzending van Nova (9 mei 2008). Dat kan via www.uitzendinggemist.nl.
De reactie van Plasterk op de snel oplopende studieschulden is tamelijk luchtig en vervolgens komt hij met een tenenkrommend voorbeeld: de ‘beginnende’ notaris, waarvoor een studieschuld van 10.000 euro geen probleem is.
Het gaat om de suggestie, dat (alle) afgestudeerden kunnen starten op het niveau van ‘de beginnende notaris’. In die suggestie zitten al twee problemen (beloning en functie), die ik niet nader hoef uit te leggen. Plasterk heeft blijkbaar zo lang in zijn lab gezeten, dat hij de voeling met de werkelijke wereld helemaal kwijt is. De naïveteit van de man is bijna aandoenlijk.
Er klinkt ook een ontkenning. Studieschulden zijn GEMIDDELD namelijk al hoger dan 10.000 euro en lopen soms zelfs op tot 40.000 euro. De consequenties daarvan dringen helemaal niet door tot deze Willie Wortel van het kabinet. Ik zal u een lange verhandeling besparen en slechts één voorbeeld geven om over de consequenties door te denken.
Vroeger was het mogelijk om na het afstuderen en het aanvaarden van een baan bijna direct een eigen woning te betrekken en indien gewenst een gezin te stichten. Tegenwoordig blijven afgestudeerden vaak nog een tijd in de studentenhuisvesting zitten of betrekken een minimaal huurappartementje om reden van de enorme schuld die is opgebouwd. Ik ken zelfs afgestudeerden die weer bij hun ouders intrekken. Slecht of niet slecht, het is in elk geval anders dan 25 jaar geleden en de economische gevolgen zijn nogal ingrijpend.
Een ding is wel zeker. Plasterk voldoet 100% aan het PvdA-profiel, dat we sinds WOII kennen. Die les is; eerst uitgeven en dan zien we daarna wel verder.
Succes allemaal.
Uitzending gezien…
Plasterk viel natuurlijk op door zijn stellingname dat een studieschuld opbouwen investeren is in je eigen toekomst.
Maar wat nog meer opviel was de dame met het chineese kapsel die daar zeer luchtig overdeed.
Ze had een studieschuld van – als ik mij niet vergis – 35.000 euro en zat daar echt niet mee. Waar dat aan was opgegaan? Vooral veel reisjes naar China en ze ging eerdaags weer.
Wat ze na haar studie terug moest betalen? 100 euro in de maand? Nee, tenmiste 200 euro als het al niet meer was. Ook goed, was haar reactie.
En dan de balletjes op het Utrechtse terras. Studieschuld? Jazeker!
Waar dat aan was op gegaan? Terrasjes doen!
De dames en heren studenten zaten daar echt niet mee.
Als je geen baan had, hoefde je het toch niet terug te betalen.
Plasterk of studenten, ze vonden het allemaal wel goed.
Het verschil? De eerste zag het vooral als investeren in de toekomst.
De studenten vooral om een leuke tijd te hebben, met de lakonieke houding: we zien wel!
Leen
Dit commentaar van Hals is mij uit het hart gegrepen. Zit menigeen aan te hikken tegen het geld dat een particuliere opleiding kost, zo zitten er duizenden studenten op bekostigde opleidingen zich middels het volledig benutten van de leenmogelijkheden in minstens even grote schulden te steken. Met dat verschil dat zij dat geld (in veel gevallen in elk geval) opmaken aan leuke dingen en de studenten aan particuliere opleidingen dat bedrag daadwerkelijk in hun toekomst investeren.
Wat we dus zien is dat het in het algemeen in Nederland nog niet gebruikelijk is om voor een goede opleiding een schuld aan te gaan, maar dat het wel gebruikelijk is/wordt om je in de schulden te steken voor het eigen vermaak. Tsja, zo komt Leen van Frisia wel aan zijn boterham 🙂
Plasterks ambitie
Ik moet bekennen dat ik tot de groep mensen behoorde die erg enthousiast was over Plasterk, maar ik heb mijn lesje natuurlijk wel geleerd. Waar ik alleen niet zo zeker over ben, is dat Plasterks houding voortkomt uit onwetendheid. Zou het niet ook gewoon om heel bewust gekozen standpunten en maatregelen kunnen gaan? Kijken wat haalbaar is binnen de grenzen van het geld, van het veld, en van je eigen ambitie om bijvoorbeeld partijleider te worden? Problemen bagatelliseren, rust en controle uitstralen, zorgen dat je een zo acceptabel en betrouwbaar mogelijke figuur bent voor de mensen van wie je afhankelijk bent, dus vooral je eigen partijtop?
Plasterk heeft naar eigen zeggen geen wetenschappelijke ambities meer, maar wil, ook naar eigen zeggen, wél de volgende verkiezingen winnen; dát is zijn grote ambitie. Ik kan me niet voorstellen dat dát gaat lukken, al zou zijn partij ook bij verlies wel een sleutelrol kunnen gaan vervullen bij de coalitievorming.
Als het kabinet de rit uitzit, zal over drie jaar het tekort aan docenten nog veel sterker voelbaar zijn dan nu, en in het MBO zal het CGO-fiasco ook alleen maar nóg moeilijker te ontkennen zijn. En ze waren nog zó gewaarschuwd. En daarbij: hoe hoger die studieschulden, hoe minder afgestudeerden voor het onderwijs zullen kiezen.
Vanwaar
die hoed? het fotograferen van zijn bezoekers? die grote ambities?
Een minister kan niet deugen
en gelukkig voldoet Plasterk aan deze noodzakelijke voorwaarde. Ik behoorde aanvankelijk tot de ‘blijen’, vandaag de dag ben ik een ‘getemperde’. Edoch: ik zou Plasterk niet wederom willen inruilen voor Maria.
Het enthousiasme was in zoverre terecht, dat Plasterk een hele verbetering is ten opzichte van zijn voorganger. Een verademing.
Teleurgesteld ben ik ook wel: zo vind ik het uiteraard jammer dat hij niet het gehele plan Rin-Kan heeft uigevoerd. En dat ook hij niet in staat lijkt te zijn om Sjoerd een toontje lager te laten zingen.
Maar dat wil niet zeggen dat dit een slechte minister is. Ik zou zeggen, wees voorlopig blij met wat je hebt.
Overigens: de politiek in Nederland is op het ogenblik toch al lastig genoeg. Het lukt je nooit om het iedereen naar de zin te maken.
Nog een punt: ik weet niet precies wat je vroeger noemt, maar toen mijn ouders waren afgestudeerd hebben ze nog jaren in het zijkamertje bij mijn grootouders moeten wonen. Geen huis te krijgen.
Plasterk is ijdel…
…en toont sterk narcistische trekken.
Hij heeft zich inmiddels opgewerkt tot de top van de PvdA en dat heeft hem geen goed gedaan.
Niet deugen is erg hard
Plasterk is een intelligente vent. Niet voor niets heeft hij het ver geschopt in zijn vakgebied. Het probleem is, dat dat soort intelligentie iemand niet direct tot een goed bestuurder maakt.
Volgens mij is het ook een integere man. Maar. . , te integer, te lief, te netjes, te beleefd en vooral te risicoloos. Een echte bestuurder moet meer ‘aannemersmentaliteit’ hebben. (Je mag het ook VOC-mentaliteit noemen ;-).
Plasterk is aangesteld om ‘de baas’ te zijn, maar hij mist de kwaliteiten om ook echt de baas te zijn. Hij had in zijn oude vak en laboratorium moeten blijven, want daar was hij waardevol. Daarbuiten, in de grote boze wereld, lijkt hij echt de weg kwijt te zijn.
Overigens heb je wel een beetje gelijk Simon. Maria is zeker geen optie.
En dat laatste puntje.
Vroeger, is vroeger in mijn eigen leven. Het ‘vroeger’ dat ik zelf heb meegemaakt. Mijn ouders hebben na de oorlog natuurlijk ook te kampen gehad met de woningnood, maar dat was een andere situatie.
Geen woning kunnen krijgen, omdat ze er gewoonweg niet zijn, is iets anders dan geen woning kunnen krijgen, omdat je als starter al te diep in de schulden zit.
Risicoloos
Risicoloos is inderdaad een goeie omschrijving. Maar uit wat ik over hem gelezen heb, was hij echt klaar met zijn oude vak; hij had geen zin meer in die stapels vakliteratuur; daarnaar terug is ook geen optie voor hem.
Maar hij kan en wil niet meer ruimte nemen dan-ie van zijn kabinet krijgt, en dat is sowieso weinig. Het had me wel interessant geleken, maar dat kun je natuurlijk nooit weten, hoe het was geweest als er een soort Hans Hoogervorst-type op OC&W had gezeten. Niet mijn partij, en zijn ingevoerde stelsel is niet mijn stelsel, maar hij is wél zo’n type dat een grote veranderingsklus kan klaren; iemand die wél risico’s neemt.
Het enige waar ik nog op hoop, is dat Plasterk nu, al zal hij dat gezien zijn ambities nooit laten merken, een heel duidelijk beeld krijgt van hoe dit hele onderwijsprobleem écht in elkaar steekt. Dat kan toch ook bijna niet anders, zou je zeggen. En dat dát misschien, in combinatie met het hameren van groeiende oppositiepartijen op de onderwijscrisis, van pas kan komen bij het schrijven van een volgend verkiezingsprogramma, bij het sluiten van een volgend regeerakkoord en het regeren in een volgende regeertermijn. Maar misschien is ook dat weer veel te optimistisch.
Risicovol
wordt het als hij op onderwijs niet veel meer gaat doen dan op de winkel passen.
Er zijn grote problemen in het onderwijs te verwachten. De naweeën van de door zijn partijgenoten bedachte onderwijsvernieuwlingen; de niveaudaling over de hele breedte van het onderwijs; de leegloop in het onderwijzersberoep; de praatjesmakerij van de onderwijsraden en hun adviesorganen; de semi-bedrijfsmatige organisatiestructuren; …
Het is een Augiasstal die alleen met forse maatregelen is te reinigen.
Daar zou Plasterk zijn gedachten over moeten laten gaan; daar zou hij aanzetten voor verbetering moeten vinden; daarvoor zou hij zijn hoed moeten afzetten en zijn handen uit de mouwen moeten steken.
Zolang hij daar niets aan doet wordt hij de zoveelste Pilatus die zijn handen in onschuld meent te kunnen wassen.
Geduld
Waarschijnlijk heeft hij ook wel een vrij goed beeld van wat er mis is, wat er verder mis zal gáán, en hoe een veel betere situatie er uit zou moeten zien (kleinschalig, beterbetaalde hogergeschoolde docenten), maar komt hij tot de conclusie dat hij met zijn eigen capaciteiten en het huidige politieke draagvlak niet meer kan doen dan hij nu doet.
Transformatie naar een nieuw en duurder stelsel zonder grote besturen, en dus zonder het ook door de machtige coalitiepartner zo geliefde maatschappelijke middelveld, daar ziet hij geen draagvlak voor. Waarom dus het conflict aangaan met je collega-ministers en partijtop en te veel hooi op je vork nemen? Iemand die dat wel had gewild en aangedurfd, zou nooit als minister voor dit kabinet gevraagd zijn; dat zou veel te bedreigend zijn geweest. Vergeet niet dat het CDA en de ChristenUnie dat hele Dijsselbloemonderzoek sowieso al helemaal niet wilden.
Natuurlijk loopt de situatie in het onderwijs ondertussen alleen maar verder uit de hand. Maar grotere, voelbaardere problemen creëren weer meer draagvlak voor ingrijpendere maatregelen. Kiezers kijken door de bank genomen niet zo ver vooruit; het moet gewoon eerst mis gaan; er is eerst een crisis nodig die ze zelf ook echt voelen, zoals bijvoorbeeld nu rond dat gymnasium in Haarlem.
Daarom gaat het allemaal veel langzamer dan nodig, en worden de problemen ook eerst nog veel erger dan nodig. De rol van BON is om die crisis voortdurend zo duidelijk mogelijk zichtbaar te maken, en voortdurend de juiste oplossingen te blijven formuleren. Daarmee consequent doorgaan, geduld hebben, en ondertussen vooral ook goed voor jezelf zorgen door als het kan te verkassen naar een betere baan binnen of buiten het onderwijs; er zit niet veel anders op.
huiswerk voor de volgende keer
Zelf ben ik te zot op het onderwijs om een andere baan te zoeken, maar ik raad iedereen aan die een beetje normaal is om dat wel te doen. En ik verzoek BON’ers om te blijven schrijven naar kranten en tijdschriften: ingezonden brieven en artikelen op opiniepagina’s. Kom op mensen, je wordt er moe van om wéér in de pen te klimmen voor dezelfde boodschap – maar het móet! De tegenstanders doen het ook. Steeds verschijnt er weer een artikel in de krant dat het CGO zo goed werkt, dat de jeugd van tegenwoordig zoveel leert van computers, dat etc. enz. Blijf reageren. Laat het publiek zien dat er een onderwijscrisis is. Overigens zou het heel goed zijn als mensen buiten het onderwijs de BON-standpunten publiekelijk zouden onderschrijven. Spoor mensen in je omgeving aan critisch te zijn op de school van hun kinderen. Laat hen op school vragen of hun kinderen wel les krijgen van bevoegde docenten, laat hen een stuk in de krant schrijven. Zo ondergraaf je het argument dat BON een club zure ‘vroeger was alles beter’ docenten is. Dat alles blijft ons huiswerk voor de volgende keer.
Onderwijs regeren
betekent ook vooruitzien. Ik ben het met je eens Em70 dat de haalbaarheid van politieke veranderingen een belangrijke overweging is. Maar als er één (semi-?) politicus zicht heeft op de toestand van het onderwijs is dat Plasterk. Het blijkt uit zijn verleden als columnist, uit zijn afkomst uit de wereld van de wetenschap en uit zijn vaderschap.
Ik zou het onverdragelijk vinden als hij geen visie op verbetering gaat ontplooien en als hij geen aanzetten in de goede richting geeft. Hij valt bij mij door de mand als hij enerzijds beweert dat goed onderwijs fundamenteel bepaald wordt door de kwaliteit van de docent en anderzijds die docent in de kou van schrale lonen en arbeidsomstandigheden laat staan en als loopjongen van het management laat behandelen. Los van de snelle haalbaarheid van werkende maatregelen verwacht ik van hem dat hij optreedt als verdediger en beschermer van de onderwijzer op de werkvloer.
Zo niet, dan krijgt Leo gelijk: “Talking head”.
Talking head
Ik denk dat élke minister onontkoombaar een talking head wordt. Je moet de eenmaal ingeslagen weg van het regeerakkoord en van je eigen beleid tot het laatst toe verdedigen, anders blaas je de boel op. Plasterk kreeg het aan het begin ook te horen: vanaf nu ben je geen mens meer, maar minister. Daarom is het voor ministers ook zo belangrijk om goed te kunnen liegen. Wat mensen echt denken en geloven, dat kom je niet meer te weten zodra ze minister zijn. Daarom is het ook zo belangrijk om een goed regeerakkoord te hebben; dan hoeft er een stuk minder gelogen te worden. Maar Plasterk heeft natuurlijk niet plotseling zijn hersens verloren.
Wat mij eigenlijk interessant lijkt, is eens hier op het forum samen kijken waar nog wél ruimte zit. Ik zat zelf te denken aan de lerarenopleidingen. De postdoctorale lerarenopleiding duurt nu een jaar, en staat bol van het geneuzel, en dat zet een enorme rem op de instroom van nieuwe docenten. Hier valt dus acuut en budgetneutraal winst te behalen, alleen al door de opleiding in te korten tot twee á drie maanden; was vroeger (oeps, verboden woord) ook zo en functioneerde prima.
Mijn vraag aan jullie: is zoiets haalbaar als je Plasterk bent, of niet? Welke kleine zaken zouden, rekening houdend met het hopeloze draagvlak en de bewust risicomijdende houding van Plasterk, nog wél te bereiken zijn? Hij moet toch wát te doen hebben de komende drie jaar?
Ben verder benieuwd hoe hij gaat toezien op hoe het geld echt bij de docenten terecht komt; ook daar heeft hij misschien nog mogelijkheden. “Nu geef ik jullie het moeizaam bij elkaar gesprokkelde geld, en geven jullie het niet aan de docenten!?” (gespeelde verontwaardiging; tegenstanders vast in de week leggen voor ingrijpender maatregelen).
Een fundamentele aanzet
moet worden: “numerus fixus voor onderwijskunde en een vakbevoegdheid als toelatingseis”. Politiek zal hij dat niet zo kunnen verkopen maar onderwijskunde verdient een grondige make-over.
Plasterk merkt in een interview op “Ik vind het allemaal te veel vanuit structuren gedacht. Misschien mag ik het niet zeggen, want dat is vloeken in de kerk, maar het maakt eigenlijk niet zo veel uit in welke structuur je het onderwijs giet”. Daarmee onderstreept hij mijn motto.
Wat de systeemonderzoekers ook vinden en wat systeembouwers ook bedenken; in de praktijk heeft het weinig betekenis. Dus weg ermee, met al die mooie onderwijsplannen en -ideeën, met al dat geld dat zinloos wordt uitgegeven. Maar waarschijnlijk is dit vloeken in de politieke kerk.
Inz. Hendrikus Fixus: hoeveel?
Ik ben het van harte eens met het vetgedrukte voorstel van Hendrikush. Ik vraag me af hoeveel het er mogen worden (ik neem aan dat u een maximum en geen minimum bedoelt). Welke dosis onderwijskundigen is nog gezond? Interessante vraag voor beleidsmakers.
Fix minder
dacht ik; maar hun arbeidsplaatsen bij al die onderwijsadvies- en pedagogische- en onderwijsbeleid- en begeleidings- en weetikveel- centra moeten ook worden afgebouwd.
En dat betekent dat scholen daar hun goede geld niet aan moeten besteden; dat het ministerie zijn subsidies aan zulke instituten moet herzien; en dat bijscholing van docenten voor minstens 75% uit algemeen erkende inhoudelijke kennis van een schoolvak moet bestaan.
een poging tot bescheiden optimisme
Ik denk dat dat wat hij kan doen, dat hij daar al voor een deel mee bezig is. Hij heeft besluiten genomen over wiskunde en de profielen die geheel tegen de zin zijn van de gevestigde belangen. Daarvoor verdient hij krediet.
Ook implementeert hij de adviezen van de commissie Dijsselbloem bijna volledig. Belangrijkste probleempunt daarbij is dat hij 115 miljoen ter beschikking stelt om het taal- en rekenenniveau te verhogen, maar dat dat geld bijna vanzelfsprekend voor het grootste deel gaat naar de gebruikelijke ellendelingen. Er zijn simpelweg geen andere organisaties die voldoende mankracht op kunnen brengen om werkelijk veel bij te scholen.
Ik probeer, samen met anderen om, vanuit de 2e kamer geluiden te laten horen om tenminste een deel van dat geld buiten de geijkte uitvreters om te besteden. Die pogingen zijn denk ik kansrijk.
Een en ander zou eventueel in samenhang met een BON-wiskunde conferentie kunnen. Ik denk dat dergelijke stappen voor Plasterk goed mogelijk zijn. Het is min of meer vrijblijvend: hij geeft meer mogelijkheden voor het “hoe” maar wordt strakker bij de bepaling van het wat.
geduld, maar met mate – kleine scholen ! – Em70
Jouw analyse van de positie van Plasterk is juist, ik heb op het probleem dat hij heeft al eerder gewezen. Hij is intelligent genoeg om de situatie te doorzien, en tevens slim genoeg om te beseffen dat de huidige constellatie geen fundamenteel andere richting toelaat. Hoogstens is hij te vlijtig geweest, dat was hij ook in zijn vorige baan.
Er zit ook een opportunistische trek in wat hij doet. Hij heeft bovendien een veel grotere (verborgen) agenda, waarvan het nog maar de vraag is of er iets van terecht zal komen. De partij is een slangenkuil, waar weinig nog deugt. Hij had het bij D66 kunnen proberen, maar we beseffen natuurlijk waarom er bij die partij niets tot stand komt. Noch het CDA noch de VVD heeft de krachten die in staat zullen zijn om fundamentele veranderingen in te leiden (de BON standpunten). CDA en VVD vinden zich terecht in de huidige situatie, elk om andere redenen. Andere mogelijkheden (de kleine partijen en de SP) zijn er niet.
We hoeven niet volledig te twijfelen aan de oprechtheid van Plasterk, wel aan zijn vermogen om een aardverschuiving in het onderwijs te veroorzaken. Zijn twee secondante juffen, die op het politieke evenwicht passen, doen me -in hun onaangeroerdheid- denken aan die stenen draken die voor een chinese tempel de eeuwige wacht houden ; wacht, dat is hun funktie.
Blijft de vraag : hoe zal verandering tot stand komen ?
Als eerste, en vooralsnog enige mogelijkheid zie ik schaalgrootte (zie andere blogs en reacties). Kleinere scholen zijn, door hun aard, heel geschikt als breekijzer om de monolithische massa-cultuur aan te tasten. De vraag is : hoe doe je dat ?
Overigens ben ik het niet met je eens dat een nieuw stelsel (van kleine scholen) duurder is : het is in tegendeel goedkoper. Een eenvoudige financiele analyse kan dat aantonen, gewoon, op de achterkant van een envelop.
maarten
Verandering
Kleinschaligheid is ook goedkoper, maar levert nooit genoeg op om hooggeschoolde docenten te kunnen betalen. Ik werk zelf op zo’n kleine, zelfstandige school en ook ons staat het water aan de lippen. Dus vandaar én kleinschaligheid én budgetverhoging.
Op dit moment ben ik niet pessimistisch over de mogelijkheden voor verbetering bij de volgende verkiezingen. Op basis van de huidige peilingen zie ik het volgende scenario voor me, op voorwaarde dat Verdonk met haar beweging niet alsnog een coup binnen de VVD kan plegen.
TON zorgt ervoor dat die vier huidige grote partijen allen zetels zullen verliezen. Maar TON en PVV hebben geen Eerstekamerzetels, dus kunnen sowieso niet meeregeren, bovendien wil het CDA dat niet; hebben ze wel geleerd van het LPF-fiasco. Dan blijven er nog twee mogelijkheden over:
1: CDA+PvdA+VVD(+D66)
2: CDA+PvdA+SP(+CU/+GL/+D66)
Coalitie 1 lijkt me een nachtmerrie, maar is ook ongunstig voor de PvdA als ze coalitie 2 als alternatief hebben. Daarin kunnen ze lekker in het midden zitten, hebben ze de SP ingekapseld, en waar zij bij dit kabinet zijn gezwicht voor de CDA-wens voor de CU, is het CDA nu aan de beurt om te zwichten voor de SP. Dat kan ook best, want het CDA zal wéér zetels verliezen, voor de zoveelste keer, en de SP zal waarschijnlijk veel minder verliezen aan TON.
De SP heeft het onderwijs als speerpunt, en kan daar hoog op inzetten. Dat bijt niet met de PvdA, die de hete adem van de SP alleen nog maar heviger in de nek voelt en inmiddels ook wel snapt dat het niet anders kan. CDA gaat op andere terreinen wisselgeld eisen: hypotheekrenteaftrek en zo. Ik zie het dus nog wel voor me, een beter onderwijsbeleid over drie jaar.
Helemaal correct.
Mocht P dit niet inzien, heb ik weer wat meer bewondering voor mijn ULO opleiding en leraren.
offtopic
Offtopic: door de lengte van deze ‘draad’ heb ik geen idee op wie/wat je nu reageert, Leo.
Op de titel:
“Wat te vinden van Plasterk”?
Dat ik, als ULO “mannetje” van ’68, in ’08 ’t onderwijsschip zie zinken en zie dat P, beroemd en gelouterd wetenschapper, scherpe stukjesschrijver, minister en belofte, slechts krabbelt in de politieke marge. Geen zoden aan de dijk zet en zichzelf roemloos langs Wallage, Netelenbos en anderen in olieverf laat vereeuwigen.
’n Zinkend schip heeft niets aan weer ’n pratend politiek hoofd.
Mijn ULO ondergrond van ’68, lijkt me degelijker dan al P’s kwalificaties bij elkaar. Ik zou 5 miljard eisen, niet krijgen en demonstratief aftreden.
Niet langer pruttelen en polderen,
prutsen en kolderen.
De kudde wakker schudde(n)
Hypotheek
Dat jongeren geen huis kunnen kopen heeft maar weinig met een studieschuld te maken Fossiel. Ik zal je de Engelse situatie vertellen (die is een paar jaar vooruit op de Nederlandse, dan weten jullie wat je te wachten staat). Een gemiddelde woning kost inmiddels 8 keer het gemiddelde salaris. In de jaren 50 koste een gemiddelde woning nog 1 gemiddeld salaris.
Een goede test om te kijken of de woningmarkt redelijk is: kunnen (vrijwel) alle mensen hun eigen huis kopen op basis van alleen hun salaris? d.w.z. iets van 95% financiering bij een bank op basis van hun salaris.
Huizenprijs en onderwijsloon
Ik weet niet of de Engelse situatie vergelijkbaar is met de Nederlandse:
– daar dalen de prijzen, al zo’n 8% vanaf de top geloof ik, en kan oplopen tot bij elkaar 20% (niemand die het weet natuurlijk);
– Engeland is kapitalistischer en de economische fluctuaties zijn daar dus ook groter dan in Nederland; mensen daar hebben dacht ik ook veel vaker hypotheek zonder vaste rente, en de rente is er ook nog eens hoger;
– Ik vermoed dat de Nederlandse ruimtelijke ordening veel restrictiever is, zodat er hier minder gebouwd wordt en de huizenprijzen hier minder snel zullen dalen.
Van voor- of achterlopen kun je dus volgens mij niet spreken; de situatie is gewoon heel verschillend.
Al met al is het natuurlijk zo dat het zowel in Engeland en Nederland voor nieuwkomers op de woningmarkt moeilijk is om een eigen huis te kopen. Als je dus een eigen huis wilt, en alleen al om “erbij te horen” willen veel mensen dat, is een keuze voor het onderwijs met de lage salarissen dus niet verstandig. Ik dacht dat hypotheekverstrekkers in Nederland niet naar studieleningen van potentiële klanten kijken, maar klanten zelf zijn natuurlijk wel maandelijks grote bedragen aan aflossing daarvan kwijt waardoor ze zich minder kunnen veroorloven. Alweer een reden om niet in het onderwijs te gaan werken.
Maar als gedachtenexperiment: denk die financiële problemen nu eens even helemaal weg. Zien jullie dan ineens massa’s jongeren voor het onderwijs kiezen? Ik niet. Eerst onderdrukt worden op een lerarenopleiding, en daarna machteloos HNL-handlanger worden op een school; daar gaat natuurlijk geen enkele aantrekkingskracht vanuit. Mensen die zich toch docent voelen, denken: dát kan altijd nog; nu eerst geld verdienen en een beroep achter de hand hebben voordat ik aan dat onderwijs m’n vingers brand.
Misschien gokt Plasterk wel op weglopende en wegblijvende docenten om het proces van het saneren van managementlagen in beweging te krijgen; zou ook nog kunnen.
Onderwijsloon
Ik denk ook niet dat salaris het belangrijkste is in het oplossen van het lerarentekort (al zou het natuurlijk wel helpen).
Ik denk niet dat Plasterk nog gedachten heeft over het onderwijs: het gaat allemaal te langzaam voor hem, zijn gedachten zijn allang weer ergens anders.
Zou
hij zelf ook naar toe moeten gaan.
onderwijssalaris
Ter vergelijking.
Jaar: 1971. Ik was 25 en hoofd van een lagere school. Netto salaris fl 1100,- per maand. Kocht destijds (als vrijgezel) een huis (halfvrijstaand) voor fl 40.000,- Bruto maandlasten fl 245,- (inclusief aflossing en een overheidssubsidie van fl 11.000 (!) uit te keren binnen 10 jaar. Als ik me goed herinner bedroegen de netto maandlasten ongeveer fl 185,- Tja, de tijden zijn wel veranderd. En hoe! Ik heb nu wel eens spijt dat ik destijds niet de hele straat heb opgekocht.
Ik herinner me nog het eind van de jaren 70 toen ik als leraar Engels zomercursussen volgde in Engeland en collega’s daar van verbazing bijna achterover vielen van de salarissen die destijds in het Nederlandse onderwijs werden verdiend. Toen kwam Deetman – de man die niet wist wat ie deed – en het was afgelopen. Ik besef heel goed dat ik het geluk aan mijn kant heb gehad. Ik had mijn MO-A/B/C aktes + doctoraal binnen voordat de HOS een feit werd. Daarna is het salarieel en inhoudelijk met het onderwijs alleen maar bergafwaarts gegaan…..
Welkom Saucer
Welkom op dit forum en dank voor je bijdrage.
Laten we met BON aan de weg blijven timmeren in de hoop nog dat we het ten goede kunnen keren
onderwijssalaris
Thanks! Niet ‘Saucer’ maar ‘Chaucer’; hij zou gehakt hebben gemaakt van de didactische en andere neuzelaars in het hedendaagse Nederlandse onderwijs. Ik ben van mening dat alleen BON het Nederlandse onderwijs aan de haren uit het moeras kan trekken. In de afgelopen veertig jaar heb ik in de gaarkeuken van vrijwel elk Nederlands type onderwijs mogen kijken en werken : van lagere school, MAVO, MEAO. HBO tot VWO. Inderdaad, ik heb ‘ik heb krijt aan mijn vingers’ en ben daar trots op. Ik heb geen boodschap aan al die ‘stuurlui aan de wal’ die pretenderen de didactische wijsheid in pacht te hebben. Zet die lui voor de klas en ze branden binnen de kortste keren af. Een ‘onderwijskundige’ is pas ‘onderwijskundige’ als hij/zijn na ongeveer 25 jaar voor een breed scala aan groepen zijn/haar sporen heeft verdiend. “Onderwijskundigen’ zijn volkomen overbodig en de studie daarvoor zou voor tenminste tien jaar verboden moeten worden. Visies en opvattingen van dergelijke figuren neem ik al jaren niet meer serieus. Onderwijs is kort samengevat: een leraar die veel weet, die zorgt voor rust, regelmaat en orde en die dat afdwingt. Punt. uit!
Helemaal mee eens
Maar hoe is het toch mogelijk dat die diarree aan kwakzalvende onderwijskundigen zo’n kwalijke invloed heeft kunnen uitoefenen op het nederlandse onderwijsbestel? Waarom lopen tot vandaag allerlei managers en politici achter zulke rattenvangers van Hamelen aan? Ik snap simpelweg niet dat ze decennia lang hun gang konden gaan en dat niemand zag dat ze keizers zonder kleren waren. Is gezond boerenverstand dan zo schaars geworden in die kringen?
het magische woord is: belangen
Onderwijskundigen maakten het de managers mogelijk om hun eigen invloed te vergroten. Ze hebben namelijk dezelfde belangen Ik zal schetsen hoe dat ging.
Ooit had je de rector en een groep docenten. Onder invloed van allerlei maatschappelijke factoren is die rector vervangen door een club managers. Daar waar een rector geïnteresseerd was in goed onderwijs, is een manager geïnteresseerd in managen, is een manager geïnteresseerd in macht, in groei. Bijna tegelijkertijd werd managen ook een specifiek beroep, met eigen theorieën en eigen managementsopleidingen. Onafhankelijk van het domein dat gemanaged moest worden.
Die onderwijskundigen voorzagen de managers van de benodigde speeltjes zodat ze hun beroep konden uitoefenen.
In eerste instantie hadden onderwijskundigen wel degelijk een zekere status (denk ik). Ik denk dat veel docenten (ook BONners) regelmatig hebben geprobeerd dingen in de klas anders te doen. Die onderwijskundigen hadden daarvoor geleerd, dus wellicht hadden die ook wel goede ideeën, dacht je. Hadden meer gelezen van Piaget en Vykovski dan jezelf en hadden ook modernere denkers bestudeerd. Verder (ik spreek nu voor mezelf), was ik jong en onervaren en geeft het een kick om dingen anders te gaan doen (met computers ook enzo). Ook geloofde ik toen nog in vooruitgang: dat “we” naarmate de tijd verstrijkt, wijzer worden. Niet alleen in natuurkunde, maar ook in hoe leren werkt en hoe je dus moet onderwijzen.
Hoe lang de periode duurde dat we dachten dat onderwijskundigen werkelijk wat konden weet ik niet, niet erg lang. Maar lang genoeg om de oude structuren en de macht die daarbij hoort om te gooien. Vanaf dat moment was het simpelweg de onderwijskundigen en managers met dezelfde belangen en nu ook met macht.
Daar waar “macht”.staat, mag je bij integere mensen ook best “interesse” lezen. Het hoeft niet allemaal kwade trouw te zijn. Onderwijskundigen vinden experimenteren met onderwijs leuk, managers vinden experimenteren met managen leuk (de opkomst van al die projecten en stuurgroepen: heerlijk!). Een perfect huwelijk, die twee. En vruchtbaar: het zorgde al rap voor een huis vol kleine managertjes en onderwijskundigen. En voor macht en geld. Geen enkele reden om dat terug te willen draaien.
We hebben het er al eens over gehad
Als er slechte gebouwen bedacht worden door slechte architecten, dan moet je zorgen voor vakbekwame architecten die goede gebouwen maken.
Door slechte gebouwen te laten ontwerpen, zorg je ervoor dat je veel kunt blijven bouwen en herbouwen. Inderdaad: het afbreken van onderwijs en organiseren van gepruts is een belangen zaak. En bovendien niet “ons” belang of “Nederlands” belang.
Zo ook met onderwijskunde en didactiek. Naast een algehele afwijzing van deze vakken als zodanig bij sommige forumdeelnemers, lees ik hier gelukkig ook geregeld degelijke didactische en onderwijskundige onderbouwingen. Onderwijskunde die niet meer in de eerste plaats geinteresseerd is in zo goed mogelijk onderwijs, verliest haar bestaansrecht en wordt pseudo-wetenschap. Dat is er aan de hand met veel onderwijskunde van de laatste pakweg 30 a 40 jaar: het is de naam niet waardig.
In de bespreking van het Rapport Dijsselbloem door de Vlaamse Onderwijskrant www.beteronderwijsnederland.nl/?q=node/4317 viel het me op, hoe daarin juist zo degelijk kritiek op de ontwikkelingen in Nederland gegeven kan worden, omdat het ook onderwijskundig onderbouwd en beargumenteerd wordt. Blijkbaar is pseudo-onderwijskundige spelen eerder een typisch Nederlands onderwijsvernieuw(l)ingverschijnsel, dan een diskwalificatie van het vak onderwijskunde!
fundamenteler
Ik ben bang dat het probleem met onderwijskunde fundamenteler ligt. Het gaat daarbij om het betrekkingsniveau waarop onderwijskunde acteert. Is dat betrekkingsniveau zinvol? Op dit moment denk ik van niet.
Onderwijskunde beoogt te bestuderen hoe mensen leren. Maar het is niet hetzelfde als leerpsychologie. Kennelijk gaat het eerder om de organisatie van het leren. Ook heeft het weinig (of alles?) te maken met hersenonderzoek. Waar is de scheidslijn tussen onderwijskunde en vakdidactiek?
Kun je “het onderwijs” of “het leren” bestuderen los van datgene dat onderwezen wordt? Zijn er hoog niveau generalisaties mogelijk?
Ik denk wel dat er op bouwsteen niveau van alles te onderzoeken is over de manier waarom mensen leren, maar dan heb ik het erder over hersenonderzoek of over leerpsychologie.
Onderwijskunde is een vak dat zo’n beetje van alles en nog wat omvat, zonder op welk punt dan ook enige diepgang te hebben. Misschien moet er een coördinator onderwijskunde komen op de universiteit. Een verstandige meneer of mevrouw die verschillende deelonderzoeken bij elkaar in een knipselboek zet. Maar als zelfstandige wetenschappelijke discipline lijkt het me een waterhoofd.
Dat probleem met de inhoud en afbakening van het vak spiegelt zich ook in de beoefenaren ervan. Het is, denk ik, niet toevallig dat dat gemiddeld niet de sterkste wetenschappers zijn. Het zijn meer verzamelaars.
Overigens: wat zijn eigenlijk de wetenschappelijke domeinen in het buitenland die equivalent zijn met wat we hier onderwijskunde noemen? Bestaat die studie wel in het buitenland? Of zijn het delen van pedagogiek of psychologie? Misschien wel net als bij ons Wim Veen, sociaal geograaf, die nu hoogleraar Didactiek en Onderwijsontwikkeling heet te zijn en zijn eigen clubje om hem heen heeft gebouwd.
Mijn elektronisch woordenboek (v Dale NL-Eng) weigert de term onderwijskunde te vertalen. Google translate komt met “educational” maar dan stokt het.
Kortom: ik denk dat het probleem fundamenteler is. Ik twijfel zeer aan het bestaansrecht van een afzonderlijke studie onderwijskunde
School of education
Enigzins vergelijkbaar met onderwijskunde zijn in de angelsaksische landen de `schools of education’. Maar als je die terug zou moeten vertalen naar Nederland dan zou je op de lerarenopleidingen uitkomen en niet op onderwijskunde.
toch onderwijskunde
Je argumenteert, beste 1945, dat onderwijskunde niets toevoegt en waar het dat doet, dit onwetenschappelijk is, want niet bewijsbaar beter. Ik volg je, maar ben het NIET met je consequentie eens!
Wat mij opvalt in je reactie, is dat je er volop onderwijskundig in denkt en redeneert. Dat je dat – als degelijk onderlegde en door de praktijk gepokkelde docent – kunt en doet, bevestigt voor mij precies hoe zeer het dus tot de bagage van goede – zeker 1e graads – docenten moet behoren om na te kunnen denken (en mee te beslissen) over het geheel van de organisatie van onderwijs in al haar aspecten. (Want dat is het object van onderwijskunde!)
Laat ik even doorgaan op de analogie van architecten en docenten. Als een architect alleen maar een bepaald huis op zichzelf vorm kan geven en dat goed kan bouwen, dan is dat onvoldoende. Hij zal zijn huis ook in relatie tot het geheel van de inrichting van een gebied en afzonderlijke elementen daarin moeten kunnen zien en motiveren. Dat daarin verschillende keuzes over wenselijkheid, samenhang e.d. mogelijk zijn….zeker! Niet alle vormen van wetenschap hebben het gemak van exacte wetenschappen dat ze een relatief eenvoudig gedefinieerde optiek van de werkelijkheid kunnen bestuderen (en er daardoor relatief diep op in kunnen gaan).
Om de pruts-onderwijskunde die op dit moment hoogtij viert in deze analogie te typeren: Ze bouwt lekkende kippekotjes i.p.v. degelijke woningen en de vraag naar betere woningen beantwoordt ze met een hamertje en een paar plankjes, waarmee je zelf je woning maar moet zien te bouwen. En de beleidsmakers willen best deze rotzooi als “woning” accepteren of zelfs promoten, want het is goedkoper. Goede woningen zijn NIET hun belang!
Onderwijskunde: open deur of onzin
Ik probeer het scherper te krijgen. Niet om de nuance te verlaten, maar om de argumenten te verhelderen.
Onderwijskunde is een universitaire studie van 4 jaar. Mijn onderwijskundig redeneren is dermate voor de hand liggend dat er geen vierjarige universitaire studie voor nodig is. Net als dat er geen universitaire studie nodig is voor het inrichten van een wijk. Wel voor het beroep van architect. En ik hoop dat elke architect in staat is om met zijn kennis van het ontwerpen van huizen en zijn ervaring als persoon, dat huis in te passen in een wijk. Dat hij weet dat er winkels moeten zijn en parkeerplaatsen. Doorgaande wegen openbaar vervoer en meer van dat alles. Een goede architect moet in staat zijn om dat samen met derden te ontwerpen. Terzijde: ik gebruik dit als een vergelijking, in werkelijkheid weet ik niks van architectuur en ook niks van wijkontwikkeling. Misschien praat ik onzin. Als dat zo is, dan kies ik een ander analogon. Ik gebruik dit voorbeeld om bij jouw voorbeeld aan te haken.
Opmerkelijke omkering overigens: daar waar ik betoog dat onderwijskundige kennis, voor zover die specifiek op dat betrekkingsniveau nodig is, simpelweg gezond verstand is wat je krijgt door een tijdje leraar te zijn en een beetje te kunnen nadenken, kennis die je opdoet in de praktijk dus, daar vindt onderwijskunde zelf dat het op de universiteit geleerd moet worden, dat er dikke boeken over worden geschreven, dat er theorieën worden verzonnen. Kortom: onderwijskunde wentelt zichzelf in de aandacht en de verzorging van een universitair vak, maar datzelfde onderwijskunde vindt dat biologie en aardrijkskunde maar het beste samen met wiskunde in één of andere project/semi-praktijk vorm geleerd moeten worden. Geïntegreerd natuurlijk.
Mijn vraag aan onderwijskunde
is: “Wat voegen jullie toe aan mijn doelstelling om met mijn karakter, kennis en kunde zo goed mogelijk mijn vak te onderwijzen? En het antwoord moet luiden: NIETS!
En de leerlingen ?
Wat voegen jullie toe aan mijn doelstelling om met mijn karakter, kennis en kunde zo goed mogelijk mijn vak te onderwijzen
En de leerlingen, zijn die er ook ? 1; 2; 3; 4; 5; 6; 7; 8; 9; 10; 11…..
. . .
…aan mijn leerlingen. uiteraard. Is dat niet vanzelfsprekend?
Vanzelfsprekend ?
Lijkt mij niet.
De docent als pedagoog, als ontwerper, uitvoerder en teamlid met als centrale rol die van de deskundige waarbij de andere rollen samenkomen. Waar heeft u dit geleerd ?
Simpel voorbeeld: lesvoorbereiding. Waar heeft u dat geleerd ?
*Lees verder…*
Zie ook *bron*.
Geïnteresseerd ? *Start hier*.
Waar heeft u dat geleerd ?
Zelf doen; nadenken; navoelen; meedenken; meevoelen; navragen; nalezen; herdoen; ad inf.
Papieren versie…
… van Van Dale N/E levert: didactics, theory of education
en didactics is volgens *deze website*: didactics, the art or science of teaching.
Lees: *theory of education* en *onderwijskunde*.
Zoek de overeenkomsten en verschillen….
De huidige onderwijskunde is niet goed genoeg
Ik ben erg voor véél onderwijskunde, liefst kennis die in bezit is van docenten. Ook heb ik geen bezwaar tegen gespecialiseerde onderwijskundigen; integendeel.
Ik heb wel bezwaar tegen gewauwel en geleuter. Adviezen die slechts op inzichten en opvattingen gebaseerd zijn en niet op degelijk wetenschappelijk onderzoek; die zijn slecht.
Toen ik ooit de onderwijskunde bestudeerde heb ik genoten: JA, daar gaat het om! Formuleer je onderwijsdoelen op de juiste manier, zodat je kunt nagaan of je iets bereikt hebt. Als datgene wat je bereikt hebt niet voldoende is, kun je andere wegen bewandelen om naar hetzelfde doel te komen OF je doelen bijstellen.
De huidige onderwijskunde is gesubsideerde ideologie, bestaand uit louter leuterkoek. Onderwijskunde moet blijven bestaan, maar moet gewoon goed worden. Vooruit naar de meetbare doelstellingen en controleerbare onderwijsresultaten. Vooruit naar de specifieke toepassingen op de diverse vakgebieden in plaats van algemene gebazel over ‘vaardigheden, zelfverantwoordelijk leren en reflectie’. Dat IS helemaal geen onderwijskunde!
toch even verder prikken
Je zegt: “Formuleer je onderwijsdoelen op de juiste manier, zodat je kunt nagaan of je iets bereikt hebt.”
Misschien bedoel je het niet zo, maar dát kan toch nooit de kern van onderwijskunde zijn. Wat je benoemt is een algemene formuleringseis die je aan elk onderzoek zou moeten verbinden. Het past in de categorie “onderzoeksvaardigheden” en is in zichzelf een procesvoorwaarde, eerder dan een onderwerp van studie. Ik ben het overigens met je eens dat aan deze voorwaarde bij veel onderwijskunde niet wordt voldaan, maar zelfs als dat wel zo zou zijn, dan nog is dat geen legitimering van het vak onderwijskunde.
Dat vak kan alleen zinvol zijn als er op het betrekkingsniveau van “onderwijs in het algemeen” zinvolle wetenschappelijk verantwoorde uitspraken te doen zijn. Uitspraken die relevant zijn voor de onderwijspraktijk. Uitspraken ook waarvoor dat generieke niveau relevant is.
Ik denk bijvoorbeeld dat er grote verschillen zijn in de opbouw van verschillende vakken. De traditionele beta vakken zijn sterk gestapeld, iets als geschiedenis of aardrijkskunde juist weer niet.
Sommige vakken zijn afhankelijk van bergen gegevens (geschiedenis bijvoorbeeld), bij andere vakken gaat het veel meer om abstractie en redeneer vermogen en is de hoeveelheid gegevens beperkt
Ook is er een groot verschil in creatieve onderwerpen (tekenen, muziek, gedichten) en meer cognitieve onderwerpen of meer lichamelijke onderwerpen (gym. sport, dans).
Biedt onderwijskunde werkelijk relevant inzicht in al die verschillende vakken? Inzicht dat niet beter en directer vanuit de vakdiscipline zelf gevonden kan worden?
Natuurlijk zijn er overeenkomsten tussen het leren van de verschillende vakken. Maar de juiste uitspraken van onderwijskunde daarover liggen voor de hand: rust reinheid en regelmaat. Later vertaald met “een goed pedagogisch klimaat.”
Ik herinner me ook schemaatjes als van Kolb, maar die hele leerstijlen exercitie is toch een tamelijk toevallige groepering van kenmerken. Dat had evengoed anders gedaan kunnen worden. En… dat is ook anders gedaan Vermunt, Marzano, allemaal hebben ze een ander schemaatje. Als wiskundige word ik er gestoord van. Allemaal dezelfde woorden met verschillend betekenissen en verschillende woorden die bij nader inzien hetzelfde betekenen (als de auteur het zelf begrijpt tenminste). Als ik er iets van wil begrijpen, dan moet ik moeite gaan doen om te bedenken wat een ander heeft verzonnen. Dat is het soort kennis waar ik niet op zit te wachten.
Hinke, Ken je werkelijk inzicht, dat afkomstig is van onderwijskundig onderzoek en dat ik niet zelf al kan verzinnen? Inzicht dat generiek is voor een breed spectrum van onderwijs en dat langer waar blijkt te zijn dan de 20 jaar die er gemiddeld voor lijkt te staan? Ik ken het niet.
Feynman over onderwijskunde
Zie hier voor Feynman over onderwijskunde.
re Hendrikush en 1945
Er komen hier veel inzichten voorbij maar de uit geleuter bestaande misstanden vervolgen als de bekende mammoettankers hun baan. Dijsselbloem is geweest, wat nu?
Was het maar zo dat je een groep (de onderwijskundigen bijv.) als aanstichters en een paar andere groepen (politici, managers, bijv.) als steunberen van de vernieuwingen kon aanpakken. Helaas lijkt het er meer op dat de hele samenleving de kluts kwijt is en dat de groepen voornoemd er gewoon het snelst bij waren om er hun voordeel mee te doen, de opportunisten dus die altijd opduiken waar voordeel is te behalen. Zo heb ik veel lui de ivoren toren zien inruilen voor de vleespotten. Lucratiever, meer status, voor minder inspanning.
Het beste is is gewoon onzin bestrijden, waar en wanneer en uit welke hoek dan ook. Je wordt er alleen wel eens zo moe van dat je naar een andere planeet gaat verlangen. Ik hoop dat anderen wat flinker zijn.
Willem Smit
Nog steeds
ga ik uit van de goede bedoelingen van de meeste onderwijskundigen. Maar een echte wetenschapper leert van zijn fouten en dat zie ik tot vandaag maar niet gebeuren. Onder de beschermende vleugels van maatschappijvernieuwers en politici hebben ze lippendienst bewezen aan het onderwijs en hun steentje bijgedragen aan allerlei luchtfietserij. Daarvoor werden ze beloond met goedbetaalde onderzoeksopdrachten en invloedrijke baantjes in de schaduw van de macht. Dat is enerzijds begrijpelijk maar anderzijds van twijfelachtige integriteit.
Ze moeten de teloorgang van het onderwijssysteem ook hebben waargenomen, maar ik heb uit hun kringen geen waarschuwingen gehoord. Steeds opnieuw bedienden ze, om den brode, de politici met nieuwe strijkage’s. En dat is strijdig met integere wetenschap.
Goed onderwijs ontstaat in de driehoek leerling-vak-docent. Door de overdreven fixatie op de leerling is de andere polariteiten onrecht gedaan. Onderwijskunde zat erbij, keek ernaar, en kwam niet verder dan het formuleren van modieuse paradigmata. Dat is geen wetenschap; dat is knutselarij.
Zolang onderwijskunde bestaat uit vrijblijvend geleuter zonder aantoonbare praktische meerwaarde blijft het voor mij een pseudo-wetenschap. En ik zou zo blij zijn met een weerwoord uit die kringen waarin ze hun vakgebied verdedigden tegen sceptici zoals velen met mij.