18 Reacties

  1. Prachtig duidelijk stuk
    van Harm Beertema en tegelijk een goede reclame voor BON.
    Toch wil ik nog wat aanvullen. Het CGO past niet alleen slecht bij allochtonen, ook bij jongens en toevallig ook bij leerlingen met contact- en ontwikkelingsstoornissen.

    Eigenlijk kun je Het Nieuwe Leren het best omschrijven als een didactiek die bij een deel van de vrouwelijke midden- en hogere klasse zou kunnen passen. Een ander deel van die vrouwelijke meh-klasse wil wel degelijk liever serieuze kennisoverdracht van deskundigen met hart voor de zaak.

    • STAKINGEN
      beste mensen na de stakingen in limburg zij er nu ook stakingen op het gerritrietveldcollege utrecht geweest nee niet door docenten door leerling deze staking is niet serieus genomen door de docenten daarom roepen wij elke school in nederland op om ook te staken wij willen niet nog meer uren nu de leraren het al niet meer aankunnen oprotten met de administratieve romslomp en het gezeik om het docent zijn maak het onderwijs weer makkelijk
      Erik Verhoef leerling op het grc

  2. Na de tekst gelezen te hebben,
    wordt het me in elk geval duidelijk, dat allochtone kinderen, niet goed Nederlands leren op de basisschool. Ze zijn zwak daarin, op het vmbo en het mbo. Meneer Beertema pleit voor meer taal- en cultuuroverdracht voor het mbo in grote steden.
    Naast (terechte) kritiek op CGO/POP enzo, is het helemaal niet zo’n goed artikel van Harm Beertema in het NRC.
    Kijkte, loopte, werdt en hem naam, zijn zaken die je in het basisonderwijs aan/afleert.
    Meer geld naar het mbo, kan pas, als er eerst veel meer geld naar het basisonderwijs gegaan is.

    • Meer geld
      Volkomen terecht, Leo, dat je het basisonderwijs weer onder de aandacht brengt.
      Je hebt gelijk dat leerlingen daar, op die leeftijd, een basale taalvaardigheid moeten opdoen. En waar dat niet lukt moet daar aan gewerkt worden. Andere keuzes, andere didactiek, meer (juffen en) meesters, waar nodig meer geld, en (uiteraard) weg met WSNS.

      Daarnaast heeft Beertema ook gelijk dat e.e.a op het vmbo anders aangepakt moet worden. Dat CGO voor grote groepen leerlingen niet werkt. Overigens niet alleen op het vmbo.

      En zouden al die buitenlands-talige ouders wel weten dat het ontzettend belangrijk is dat hun kinderen goed Nederlands leren, dus naar de Nederlandse TV moeten kijken, Nederlandse (strip)boeken moeten lezen, kortom met zo veel mogelijk “echt” Nederlands in contact moeten komen?
      Of zou die boodschap meer aandacht moeten krijgen?
      Ik bedoel dit niet als retorische vraag, want ik weet het echt niet. Maar ik heb wel een vermoeden (cq vooroordeel).

      • Taalachterstand komt niet vanzelf goed; ouders werken zelden mee
        H2SO4 vroeg: “Zouden al die buitenlands-talige ouders wel weten dat het ontzettend belangrijk is dat hun kinderen goed Nederlands leren?”.

        Ik antwoord: nee.

        En als ze het al weten, handelen ze er zelden naar.

        Als leraar Nederlands op een zwarte school in Amsterdam-Oost, en als ouder van een wit kind op een zwarte school, is mijn bijna exclusieve ervaring dat kinderen van Turkse ouders thuis Turks, en kinderen van Marokkaanse ouders thuis een Marokkaans dialect spreken. Ook het aanbod aan Nederlandse media (krant, tv, tijdschriften) houdt thuis niet over. Hier speelt natuurlijk ook mee dat verreweg de meeste allochtone kinderen laag- of middelbaar opgeleide ouders hebben, die zelf het Nederlands niet of maar beperkt machtig zijn.

        Overigens gaat het hier niet alleen om ‘buitenlandstalige ouders’, maar ook om allochtone ouders die zelf in Nederland geboren en/of getogen zijn: de tweede generatie. Ik heb bij hen heel vaak de opinie gehoord dat thuis Turks of Marokkaans dient te worden gesproken, zodat de kinderen die taal als moedertaal leren (wat natuurlijk een belangrijke factor is in de identiteit) en dat de school er voor is om het kind voldoende Nederlands bij te brengen. “Ik heb het zo toch ook geret?”, schreef een ouder mij ooit.

        Dat ouders hiermee hun kind een enorme molensteen om de nek hangen, is hun grotendeels onbekend. En van de ouders tot wie dit besef doordringt, handelt maar een deel er naar.

        Ik kan op dit punt dus weinig optimisme bieden. Het komt niet vanzelf goed.

        Overigens kampt men in de VS met een vergelijkbaar probleem: het Engels van de Latino-gemeenschap is ook onder de maat, en dat al decennialang.

        • Niet vanzelf
          Als het niet vanzelf goed komt, moet er iets gebeuren.
          Goed Nederlands kunnen spreken en begrijpen (en redelijk kunnen spellen) is essentieel voor alles wat je later moet leren. Zelfs op havo en vwo komt veel van wat ik vertel niet meteen over door gebrek aan taalvaardigheid bij veel leerlingen, en misschien ook wel bij mij. (Excuses voor deze moeizame zin, maar ik weet zo gauw geen betere.)

          Goede taalbeheersing zou dus het allerbelangrijkste speerpunt moeten zijn in alle vormen van onderwijs. En daarmee wil ik niet zeggen dat het vak Nederlands gewoon meer uren moet krijgen, want ik betwijfel of taalbeheersing wel een speerpunt is bij het schoolvak Nederlands.
          Het gaat meer om wat wij vroeger “taalgevoel” noemden, en misschien heet dat nog wel zo. En woordenschat, uitdrukkingen, beeldspraak, het overdrachtelijk gebruik van begrippen.

          Bij de lunch borrelde een paar dagen geleden de volgende tegeltjeswijsheid op:
          “Je kunt geen diepe gedachten hebben met een ondiepe taal.”

          Diepgang. Een begrip uit de voor-HNL-tijd.
          Diepgang. Daar heb je die docent voor nodig die ver uitsteekt boven en naast de standaard lesstof.
          Diepgang. Meestal niet het resultaat van zelfstudie of groepswerk, maar van uitdagende vragen en onverwachte informatie van deskundigen.

          Blijft de vraag hoe je dit kunt bereiken. Wat er moet gebeuren.
          Naast alle verstandige zaken die anderen bij dit onderwerp al hebben geschreven – zou het helpen om de wachtlijsten bij taal- en inburgeringscursussen weg te werken, en daar het belang van goed Nederlands ook tot speerpunt te maken?
          En dan zorgen dat die cursussen ook kunnen doorgaan nadat een minimale basis-startkwalificatie is gehaald. Daar zou best wel eens belangstelling voor kunnen zijn.

          • Taal is altijd en immer belangrijk
            Ik ondersteun het belang van de taalvaardigheid van leerlingen voor het volgen van *alle andere schoolvakken*, alsmede het belang van aandacht in die vakken voor taalbegrip en taalproductie. Alle schoolvakken hebben minstens een pratende hoger opgeleide leraar, een tamelijk moeilijk schoolboek, en op papier te maken opdrachten en werkstukken.

            Moet de leraar Natuurkunde dus spelfouten aanstrepen? Nee. Hij/zij moet tijdig beseffen welke woorden of uitdrukkingen extra uitleg verdienen (‘Dit is een schematisch overzicht van …’, ‘Wat volgt hier uit…?’, ‘Geef hem eens een zetje’, ‘Dat is het hem nou net’). Zie verder www.taalgerichtvakonderwijs.nl.

            Een goede taalbeheersing is weliswaar een duidelijk zwaartepunt in het schoolvak Nederlands (het volledige havo-examencijfer en 75% van het vwo-cijfer bestaat uit taalbeheersing), maar dat is niet genoeg. Van die twee of drie lessen Nederlands (te weinig) in de week moeten jij en je leerlingen het niet hebben. Pas als docenten van *alle vakken* zich actief gaan bemoeien met de taalvaardigheid van hun leerlingen, en die helpen opkrikken, zullen er resultaten merkbaar zijn. Lees Hajer en Meestringa’s “Handboek taalgericht vakonderwijs” en laat je inspireren.

            Kennis van woordenschat, beeldspraak en uitdrukkingen is geen kwestie van ‘gevoel’ maar van kennis. Alleen Nederlanders hebben ’taalgevoel’ en een ’talenknobbel’, de rest van de wereld weet dat je op taalgebied gewoon hard moet leren.

            Verder feliciteer ik je met het her-ontdekken van de Sapir-Whorf-hypothese tijdens de lunch. Neerlandici hebben het altijd al geweten. Maar ja, wie luistert er nu naar hen?

            Nee, geen inburgeringscursussen. Gewoon verplichte remedial lessen Nederlands, verplicht betaald door de ouders.

          • De Sapir-Whorf-hypothese
            Wouw!
            En dat onder het genot van een minestronesoepje.
            Overigens lijkt het mij (na een snelle blik in wikipedia) dat die hypothese een koppeling legt tussen de taal en de wijze waarop je de wereld ziet.
            Maar je kunt dat natuurlijk doorvoeren: gebrek aan taal leidt tot een gebrekkige kijk op de wereld.

            De woordenschat e.d. had ik naast het taalgevoel gezet, niet als voorbeelden.
            Bij taalgevoel denk ik meer aan het automatisch gebruik van juiste werkwoordsvormen, woordvolgorde die wel of niet “klinkt”, begrip van “lomp” tegenover “beleefd” taalgebruik en zo.

            Ik heb de indruk dat bij het schoolvak Nederlands te weinig aandacht is voor woordenschat of spreekwoorden en gezegden. En een collega bevestigde onlangs mijn vermoeden. “Ja, dat moest ik eigenlijk weer eens gaan doen. Vorig jaar deed ik dat wel.”
            Ook leerlingen laten zich in die zin uit.

            Ik ben het verder geheel met je eens dat de taal ook in de andere vakken ontwikkeld moet worden. Daarom ben ik ook voorstander van leren door met de klas “in gesprek te gaan”. Geen college, niet “leer het boek maar”, maar interactie. Aan de docent dan de uitdaging ook in zijn/haar taalgebruik wat nieuws aan te bieden, en niet alleen op het gebied van (in mijn geval) scheikunde.

            En hoe dat met die cursussen moet? Hoe het geregeld wordt maakt me eigenlijk niet zo veel uit. Als de doelgroep maar bereikt wordt. En wachtlijsten zijn dan sowieso contraproductief.

            Er schiet me nog iets te binnen.
            Een niet zo taalvaardige leerling haakt in een (volle) klas misschien wel af, als hij al aangehaakt was.
            Taalbeheersing zou je misschien wel in heel kleine groepjes moeten aanleren. Drie leerlingen met één taalvaardige leermeester. En maar praten. En maar vragen. En maar uitdagen, uitleggen, over van alles en nog wat. En over je schroom heer stappen.
            Dat zal wel weer te duur zijn. Maar misschien wel verrekte effectief!
            En vioolspelen leer je toch ook niet in groepen van dertig?

        • Lezen!
          Mag ik hierbij dan nog maar eens weer de aandacht vestigen op een belangrijke vaardigheid: LEZEN! Hier zouden ouders een belangrijke bijdrage aan kunnen leveren, maar ze doen het véél te weinig! Toch is naar mijn overtuiging dat een heel grote factor in het met succes volgen van onderwijs. Naast technische leesvaardigheid, begrijpend lezen, woordenschat, cultuur en inlevingsvermogen, draagt het enorm bij aan de algemene ontwikkeling.

          Helaas zijn de meeste ouders ronduit lui. Kinders achter de TV zetten is zoveel makkelijker dan ze voorlezen, met ze naar de bieb gaan en ze stimuleren tot zelf lezen. Een van mijn leerlingen (19 jaar) vertelde me deze week tot mijn ontzetting, dat hij nog nooit in zijn leven een boek of boekje had uitgelezen…………………..

          Ontlezing is een veronachtzaamd cultuurverschijnsel als het gaat om schoolsucces.

    • Met ‘meer geld’ heb je niet zomaar taalonderwijs op maat
      Jouw conclusie is dat allochtone kinderen niet goed Nederlands leren op de basisschool. Je argument is dat mbo-leerlingen basale taalfouten maken. Tegen deze argumentatie is het volgende in te brengen:

      1. Je slaat het vmbo over in je analyse. Als het aan- en afleren van taal op school moet gebeuren, zijn die vier jaar vmbo daarvoor ook erg belangrijk. Een basisschool kan zijn leerlingen geen diploma onthouden op grond van lage prestaties. Het vmbo echter heeft de taak te kwalificeren voor het mbo. De eisen die in het vmbo aan Nederlands gesteld worden, moeten ook streng zijn.

      2. Ook in het Nederlands van een aanzienlijk aantal witte leerlingen in het (v)mbo komen afgrijselijke taalfouten voor. Jouw conclusie kan zich daarom niet tot allochtone leerlingen beperken.

      3. Je veronderstelt dat de basisschool de plek is waar leerlingen taal leren en taalfouten afleren. Daarmee sla je de belangrijkste setting waar kinderen taal leren, over. Dat is namelijk thuis. Kinderen leren verreweg de meeste taal buiten het klaslokaal. Via conversatie met ouders, broers, zusters en andere familie, via televisie, muziek, boeken en tijdschriften. Juist in dit opzicht zijn veel allochtone kinderen ernstig in het nadeel.

      4. In werkelijkheid kunnen allochtone leerlingen op de basisschool dus *heel veel* Nederlands leren, gezien de enorme inhaalslag die PO-docenten moeten maken. Het kan dus best zijn – let wel: ik beweer niet dat het zo is – dat het onderwijs Nederlands op de basisschool optimaal is, en dat het resultaat is dat allochtone leerlingen in het vervolgonderwijs nog steeds achterlopen op autochtone leerlingen.

      Of zomaar ‘meer geld naar het basisonderwijs’ de oplossing is, betwijfel ik. Ik zie meer in verplichte gestandaardiseerde taalvaardigheidstoetsen op zes-, negen- en twaalfjarige leeftijd, gevolgd door remedial teaching *buiten* klasverband. Dat laatste overigens met een financiële bijdrage van de ouders, maar dat is een politieke keuze.

      • Gestructureerd basisonderwijs
        Ik heb op basisscholen gezien dat er heel erg veel rijd verloren gaat met allerlei projecten en thema’s. Mijn overtuiging is dat het leereffect daarvan minimaal is. Heel veel “competenties” worden herhaald en basisvaardigheden als lezen, schrijven spreken en rekenen komen minimaal aan de orde: ze worden verdund door de andere “competenties” en net specifiek aangeboden.
        Dát is een van de allerbelangrijkste oorzaken van bijvoorbeeld de matige leesvaardigheid avn kinderen die van de basisschool afkomen.
        Verreweg de meeste kinderen leren niet thuis lezen, maar op school. Leren lezen is een typische schooltaak. Wellicht scheelt het als er thuis een leescultuur is, maar primair ligt de taak bij de school. Toen ik zelf klein was, was er bij mij thuis ook geen leescultuur.
        En de basisschool heeft in het verleden bewezen dat aan te kunnen. Met “veilig leren lezen” zijn miljoenen kinderen goede lezers geworden.
        Sinds die tijd zijn de volgende dingen veranderd:

      • meer allochtone kinderen en meer probleem kinderen
      • verandering van de leesdidactiek: andere methodes en leesmoeders in plaats van gestructureerd lees onderwijs
      • aandacht voor allerlei andere onderwerpen die zo nodig op school moesten worden aangeleerd.
      • alle stof moet zo veel mogelijk geïntegreerd (in een projectje of thema) worden aangeboden
      • verandering van onderwijstaak naar opvoedtaak, relativering va kennis, feminisering van het onderwijs
      • Sterke daling van de kwaliteit van de leerkrachten

      • Bijna alle bovengenoemde punten zijn door het PO te beïnvloeden. Veel van bovenstaande punten zijn zelfs door een individuele basisschool en een individuele leerkracht beinvloedbaar.
        Terugdringen van de vakken integratie gekte, herwaarderen van gestructureerd (lees)onderwijs en het afhouden van alle lesbrieven over zielige vogeltjes in verwegistan, hardlopen voor de bevriende gemeente in west afrika etc etc, kost niets en levert veel op. Sterker nog: ik ben overtuigd dat het de school ook nog rustiger maakt en ook voor de leerkrachten minder hectisch en zwaar. Dus levert het een bijdrage aan het terugdringen van de ziektedagen.

        • Integreren is nog niet leren, en al helemaal niet toetsen
          Ik deel je kritiek, Gerard. Met name de gedachte dat ‘integratie’ het gemakkelijk verwerven van alle geïntegreerde en bijkomstige aspecten met zich meebrengt, acht ik schadelijk. Van een muurkrant maken leer je niet *vanzelf* schrijven, spellen, samenwerken, interviewen, illustreren, of creatief zijn. Wil je dat kinderen dat leren, dan zul je dat aspect moeten instrueren, begeleiden en toetsen. Te vaak wordt een leuke activiteit aangezien voor een effectieve onderwijsvorm, te vaak het concrete resultaat van die activiteit (de muurkrant) voor een toetsing, en te zelden wordt het feitelijke leerresultaat nagegaan. Dat geldt overigens ook voor mijn vak in het VO.

          Helaas baseer ik mij wat de basisschool betreft, slechts op vermoedens, verwachtingen en persoonlijke indrukken c.q. ervaringen.

          Wie kent er een goede empirische studie die de praktijk van het taal-, in het bijzonder het leesonderwijs op de basisschool beschrijft?

        • Gestructureerd basisonderwijs.
          Als basisschoolleerkracht op diverse scholen in allerlei groepen in ’n grote stad, vind ik het jammer dat 5_5_1945 de bezuiniging, die wsns heet, niet uitdrukkelijk noemt. De simpele aanduiding, “probleemkinderen” doet het lijken op ’n kleinigheidje.
          Veel enthousiaste juffen en meesters, die met hun beide voeten in de dagelijkse praktijk staan, zullen dit niet herkennen.
          Verwegistan lijkt me in deze dan ook ’n goed gekozen (w)oord.

          • bewuste keuze
            Ik heb bewust gekozen voor de term probleem kinderen omdat deze term beter beschrijft wat ik bedoel.

            WSNS is een wet die resulteert in een min of meer toevallige groep kinderen die volgens bepaalde ambtelijke criteria juist wel of juist niet onder deze regeling vallen. Er zijn kinderen die in een groep en voor een bepaalde leerkracht een (moeilijk) probleem vormen, maar die niet onder de wsns regeling vallen. Anderzijds zijn er kinderen die wel onder die regeling vallen, maar in een bepaalde groep met een bepaalde leraar niet een werkelijk probleem zijn.

            Ik prefereer een juiste benaming boven een verkeerde en ga er daarbij van uit dat zeker ook de leerkrachten heel goed begrijpen wat ik bedoel. Eigenlijk kan ik me niet voorstellen dat mensen niet begrijpen dat ik probleem kinderen bedoel als ik het over probleem kinderen heb.
            En er is om allerlei redenen wel degelijk een stijging van het aantal probleemkinderen (al dan niet vallend onder de wsns wet). Die stijging is relevant voor de veranderingen die er in het PO hebben plaatsgevonden en wellicht kunnen meespelen in (oa) de leesproblemen van kinderen op school.

          • PKWSNS
            Beste Leo,

            Ook in het VO hebben we probleemkinderen (geen wonder, ze komen immers uit het basisonderwijs doorgestroomd) en ik herken dus de aanduiding van 5_5-1945 zonder enig probleem.

          • Vandaar
            Verwegistan.

            Overigens hoorde ik net op ’t journaal, dat oudere leerkrachten van Plasterk langer moeten blijven werken.
            Komen we elkaar, wie weet tegen. Opfriscursus. WSNS voor de oudere leerkracht. Rollator verkrijgbaar bij balie.

  3. De boot is vol
    “Het zijn deze leerlingen, en hun Marokkaanse, Antilliaanse, Kaap-Verdische, Koerdische en Somalische medeleerlingen die door het nieuwe leren de boot gaan missen.”

    En ook de Friese,Limburgse, Amsterdamse…

    Het basisonderwijs moet hersteld worden.

  4. Ook ik ben vastgelopen met CGO
    De afgelopen jaren heb ik in deeltijd getracht mijn 2e graads lerarenbevoegdheid te behalen aan Fontys Hogescholen te Tilburg. Ik heb een HTS achtergrond, ben van Nederlandse afkomst en ik zou dus in staat moeten zijn een dergelijke lerarenopleiding met succes tot een einde te brengen. Vorig jaar heb ik de handdoek weer in de ring moeten gooien om diverse redenen. Een reden darvan was dat ik na 2,5 jaar Fontys nog steeds niet goed wist wat ik met al die competenties aan moest. Eigenlijk wist ik het wel maar ik kon het maar steeds niet over mijn hart verkrijgen om mijn competentiematrix volledig in te vullen en in te sturen naar mijn begeleider. Door de volledige zelfreflectie waar ik op aangewezen was duurde het lang voordat ik eindelijk eens in de gaten had wat er nou eigenlijk van mij verwacht werd als docent. Geen enkele docent van Fontys heeft me ooit verteld wat het vak van docent nou eigenlijk inhoudt. Wel krijg je vanaf dag 1 een uitgebereide competentiematrix voor je neus die je geacht wordt in te vullen en je aandacht te richten op de competentie’s waarop je naar je eigen inzicht nog zwak scoort.
    Ik wil met dit verhaal aangeven dat niet alleen Allochtoonse leerlingen in het MBO maar ook oer-Hollandse leerlingen in het HBO ernstige problemen hebben met CGO. Waar ik in het bedrijfsleven het woordje zefreflectie eigenlijk nooit was tegengekomen waardoor graaiende top-managers hun gang kunnen gaan was ik in eerste instantie aangenaam verrast dat ik dit woord binnen het onderwijs wel tegenkwam. Achteraf gezien is er niks mis met zelfreflectie maar moet je daar ook weer niet in doorslaan zoals dat in het onderswijs is gebeurd. Op deze manier wordt alles subjectief en weet je als leerling niet meer waar je je nog aan vast kunt houden wat een zeer onaangenaam gevoel geeft.

Reacties zijn gesloten.