‘Mijn moeder vindt het maar niks dat ik juf word’

Aan het begin van het schooljaar wemelt het van de allochtone studenten aan De Haagse Hogeschool. Maar naarmate het jaar vordert, zegt pabo-studente Nurcan Cakiroglu, zie je er steeds minder. Waaraan dat ligt? “Laksheid. Ze komen niet meer naar de colleges.”
“Het ligt er wel aan of de lessen verplicht zijn”, zegt medestudente Merve Kina. Cakiroglu:”Ik moet bekennen dat ik zelf de colleges Engels heb geskipt.”
Op De Haagse Hogeschool stoppen vier op de tien pabo-studenten na het eerste jaar met hun studie.
Afgelopen week bleek uit een onderzoek van de Erasmus Universiteit dat allochtone studenten vaker dan autochtonen afhaken op de pabo. Dat is op De Haagse Hogeschool –met 27 procent allochtone studenten de meest gekleurde pabo van Nederland – niet anders.
Ongeveer de helft van de allochtone eerstejaars haakt er af, tegen 35 procent van de autochtone eerstejaars.
Volgens het onderzoek haken allochtonen af omdat ze de verkeerde studiekeuze hebben gemaakt, omdat ze zich niet thuis voelen op de pabo of omdat het beroep een te lage status geniet. De allochtone studentes herkennen sommige van de genoemde oorzaken, maar van het zich niet thuis voelen op de pabo hebben ze nog nooit gehoord.
Wél speelt de vooropleiding een belangrijke rol. Die sluit in sommige gevallen matig aan.
Kina durft te stellen dat de pabo-afvallers “eerder mbo’ers dan allochtonen” zijn.
Maar veel allochtonen zijn juist afkomstig van het mbo. Dat wel.
Het onderzoek noemt ook de niet altijd even stimulerende thuissituatie van allochtone studenten.
Herkenbaar zegt de 20-jarige Bich Bui. Toen ze haar ‘p’ haalde, wist haar moeder niet eens wat dat was.
Bui:”En ze vindt het maar niks dat ik juf word.”
Status is ook een reden dat er vrijwel geen allochtone jongens in de klas zitten.
Nurcan Cakiroglu:”Ik snap het wel. Wat moet je ook als jongen tussen al die meisjes? Daar kun je toch niet mee patsen?” “Het is niet stoer”, zegt ook Hulya Carlik.
Fatima El Farissi:”Ze zien het als een vrouwenberoep. Ze denken dat je een soort veredelde oppasser wordt.”
Dat er in Turkije wél veel meesters voor de klas staan, vindt Cakiroglu niet vreemd. “Daar bén je nog iemand als je voor de klas staat.”
Dan de stages.
Het onderzoek memoreert gevallen van allochtone studenten die het niet redden op hun stageschool. Dat kan Merve Kina zich wel voorstellen. Zelf kwam ze, gehoofddoekt en al, binnen op een behoorlijk witte school in Scheveningen. Dan stellen ouders en collega’s toch vragen. Over Sinterklaas bijvoorbeeld. Dat ken jij zeker niet hè? Kina:”Terwijl ik zelf tot mijn twaalfde jaar mijn schoen gezet heb!” Haar remedie: direct laten zien dat je er bent. De eerste les moet direct goed zijn.
Pabo-directeur Frans Bolsius is trots op zijn studenten. Als je naar de beeldvorming kijkt, zegt hij, zou de opleiding niets voorstellen. “Maar mijn studenten moeten didactisch, pedagogisch en psychologisch functioneren als leerkracht van een heterogene klas met 25 leerlingen, onder wie kinderen met gedragsproblemen en dyslexie. En dan moeten ze ook nog tien vakken inhoudelijk beheersen. Ik geef het je te doen.”
Docent Dalmaijer denkt dat basisscholen soms te veel stilstaan bij het allochtoon-zijn van hun stagiairs. Wat hij wél constateert, is dat sommige allochtone stagiairs te weinig expressie vertonen voor de klas.”
De tweede- en derdejaars hebben daar niet zoveel last van, lijkt het. Druk gebarend vertellen ze dat ze zéker juf willen worden. “Bij ons heeft het beroep wél status. Als je maar passie hebt. Geld is niet zo belangrijk.”

(Bron: NRC/Handelsblad van vandaag)