Op dit moment (dinsdag 23 oktober 2007, 9u10) is van Haperen weer bij De Ochtenden (Radio 1).
Te horen via De Ochtenden, dinsdag 23 okt, Aan tafel met ..
Van Haperen is vaste columnist geworden.
Zijn bijdrage deze week begint op circa 7 min 20 sec en eindigt op 16 min 10 sec.
Reacties zijn gesloten.
Van Haperen geen vijand van BON
Puntsgewijze samenvatting:
Van Haperen vindt dat scholen te weinig aandacht geven aan de vaklessen door bevoegde vakdocenten en teveel ‘andere dingen doen’ (‘zorgbreedtecoordinator’ etc.).
Hij vindt dat teveel leraren die op enig moment ‘het lesgeven wat minder vinden’ zich laten verleiden tot andere dingen doen dan lesgeven, en dat scholen zijn doorgeschoten in het organiseren van die ‘andere dingen’.
Hij keurt het af dat leerlingen op die manier met veel onbevoegden te maken krijgen: een onbevoegde vervanger voor de docent die minder lesgeeft, en de docent die ‘zorgcoordinator’ of ‘stagecoordinator’ wordt zonder daarvoor adequaat te zijn opgeleid.
Hij vindt dat scholen de huidige bevoegde leraren meer moeten laten lesgeven, en dat daarmee het lerarentekort grotendeels kan worden bestreden. Ook meent hij dat het bijdraagt aan het imago van het beroep als leraren niet weglopen voor lesgeven.
Van Haperen roemt de productiviteit van de Nederlandse leraar, die meer leerlingen onderwijst (meer lesuren aan grotere klassen) dan elke andere Europese collega, maar ziet daarin ook een oorzaak waardoor veel leraren hun werkdruk verlagen door die ‘andere dingen’ te doen.
Hij vindt dat meer geld moet gaan naar vakinhoudelijke bijscholing van leraren. Dat geld komt vrij als scholen meer ‘andere taken’ opgeven.
Van al die zorgtaken, begeleidingstaken, ontplooiingsactiviteiten op school is het rendement niet te meten. Een deel ervan moet worden overgelaten aan de ouders en leerlingen zelf.
De interviewer vat samen: ‘we schaffen alle overbodige activiteiten op school af en de leraar gaat weer voor de klas, beter opgeleid’.
—
Ik kan het nodige afdingen op deze zienswijzen van Van Haperen, maar denk dat deze zich per saldo redelijk verdragen met veelgehoorde opvattingen in dit BON-forum.
2 onvolkomenheden.
In dit overzicht ontbreken 2 belangrijke zaken:
Veel leraren stoten hun onderwijsgevende taken af omdat zij daardoor meer gaan verdienen.
Aan wat voor bijscholing moet je denkern? Dat zal sterk van het vak en het schooltype afhangen. Een docent moderne talen onderwijst bijna geen literatuur meer en evenmin de kunst van het vertalen. Mij, als ouder met een bètaopleiding is het niet duidelijk welke baat een niet gespecialiseerde school heeft bij verdere opleiding van docenten moderne talen. Ze moeten immers hun vak zo utilitair mogelijk geven. Maar misschien heb ik als buitenstaander een te negatief beeld. Het lijkt mij dat goedopgeleide bètadocenten zelf in staat moeten zijn om ontwikkelingen op hun vakgebied die voor de school van belang zijn bij te houden. Behalve misschien in de tijd dat de het gebruik van de computer in opmars was.
Seger Weehuizen
Hoorde niet in de samenvatting thuis
Ik kan zelf ook het nodige afdingen en aanvullen op mijn lijstje, maar dit zijn de punten die Van Haperen aansneed. Jij vult twee dingen aan waar Van Haperen niet over sprak.
1. Ja, middenkaderfuncties worden gebruikt om meer te gaan verdienen. Daar ben ik tegen (zie mijn bijdrage over ‘hoe krijg je goede managers’). Waarom zou je een leraar met een (post)academische opleiding van 5 of 6 jaar inschalen in LB, en een collega die zonder enige vorm van bijscholing het hooggeschoold lesgeven inruilt voor een of ander ‘coordinatorschap’ belonen met LC of zelfs LD? Zoveel extra kwaliteiten vraagt dat ‘coordinatorschap’ kennelijk niet, dat scholen hun middenkader nauwelijks extra scholen. Voor sommigen is het op zichzelf al beloning genoeg dat ze dan minder hoeven les te geven; daar hoeft echt geen geld meer bij.
2. Het is vaak riskant om je als docent van vak X uit te laten over de waarden en noden van vak Y. Naar mijn ervaring wordt het altijd riskant als beta-docenten zich uitlaten over de waarden en noden van alfa-vakken. Wees gerust: voor talendocenten is vakinhoudelijke (bij)scholing net zo hard nodig als voor beta- of gammadocenten. Zodat de on- en onderbevoegden weer literatuuronderwijs en vertaalonderwijs kunnen geven. Zodat de juf of meester Frans in de hv-bovenbouw zelf ook foutloze brieven kan schrijven. Zodat docenten Engels en Nederlands niet ‘een debatje organiseren’ omwille van de leuke werkvorm, maar omdat ze weten onder welke voorwaarden er iets zinnigs van te leren valt, en hoe dat met Engels of Nederlands te maken heeft. Zodat ze weten wat 30 jaar taal- en taalbeheersingonderzoek heeft opgeleverd waar het taalonderwijs zijn voordeel mee kan doen. Zodat taaldocenten voldoende vakkennis hebben om gaten of problemen in de leergang aan te vullen. Zodat leraren Nederlands het nieuwe examenonderdeel ‘argumentatieleer’ niet alleen van horen zeggen hebben. Zodat schrijfonderwijs meer wordt dan cijfers geven voor opstellen.
Vijand
Ik denk ook niet dat BON Van Haperen als vijand ziet. Andersom is dat om onduidelijke redenen wel zo.
Wat was
dat ook weer van die Hamas?