In 2015 zijn er in het basisonderwijs zestigduizend extra leraren nodig en in het voortgezet onderwijs 47 duizend.
De komende tien jaar zal tweederde tot driekwart van de leraren uit het voortgezet onderwijs vertrekken. Als de voorspellers gelijk krijgen, stijgt het lerarentekort daardoor tot 12 procent.
Hoe de problemen op te lossen is niet duidelijk.
De lerarensalarissen zijn met de HOS-wet (Herziening Onderwijs Salarissen) in 1985 fors verlaagd. Vóór de HOS-wet kreeg een jonge doctorandus een startsalaris van 3.199 gulden bruto (minder dan 1500 euro bruto!), de na-hossers nog maar 2.643 gulden (1200 euro), bijna 20 procent minder.
Het gemiddelde salarispeil in het onderwijs was in 1992 al ongeveer 10 procent lager dan de salarissen bij de rest van de rijksoverheid.
Uit ieder onderzoek blijkt dat leraren dieven zijn van hun eigen portemonnee.
Het Ministerie van Onderwijs schreef in het afgelopen najaar in haar nota ‘Werken in het Onderwijs 2007’:”Met een vergelijkbaar opleidingsniveau als dat van een leraar, kan iemand méér geld verdienen in de markt, soms 20 procent méér.”
Het ministerie van Binnenlandse Zaken weet zelfs te melden dat academisch gevormden in het bedrijfsleven 35 procent méér kunnen verdienen.
De beginsalarissen zijn misschien zo slecht nog niet, maar docenten krijgen nauwelijks loonsverhoging en de mogelijkheden om carrière te maken in het onderwijs zijn van zeer klein tot nihil.
De overheid heeft de afgelopen jaren geprobeerd met noodmaatregelen als zij-instromers de tekorten op te vangen, maar die bleven maar kort. De overheidscampagnes brachten wel meer studenten naar de lerarenopleidingen, maar lang niet genoeg.
Het overheidsbeleid is soms ook contraproductief.
Scholen hebben in zekere mate het profiel van het bedrijfsleven overgenomen, zijn meer ondernemer geworden en hebben dus belang bij lage salarissen.
Meer dan vroeger worden docenten in lage schalen aangenomen en nemen niet-bevoegde assistenten werk van bevoegde leraren over.
Zelfs het Ministerie van Onderwijs heeft in de gaten dat deze ontwikkeling op de duur kan leiden tot aantasting van de onderwijskwaliteit.
Hoe de VO-raad dan ook het advies kan uitbrengen om de aanvangsalarissen van beginnende leraren te verlagen, is mij een raadsel.
(Bron: De Volkskrant, 27 maart)
Economisch klopt dit
Met de beschikbare middelen de tent draaiend houden vraagt hier waarschijnlijk om.
Cynisch denk ik: zolang de markt dit wil; goedkope leerkrachten – goedkope lessen – goedkope diploma’s; moet je vooral onderwijspulp blijven verkopen. Verstandige ouders en leerlingen kijken daar doorheen en trekken de portemonnee. Zorg dat je daar kunt gaan werken; verkoop je vakkennis aan de hoogste bieder en stel je op als manager van je eigen intellectuele kapitaal. Word onderwijzer-vakspecialist.
Belang bij stupiditeit
Zo langzamerhand lijkt het er ook op dat scholen (al of niet goed betalend) belang hebben bij domme en luie gediplomeerden.
De schoolleider, vanwege de gunstige statistieken (100% geslaagd!).
De ouders: echt iets leren is alleen maar tijdverlies in de race naar een goede baan.
De inspectie: die wil graag geloven dat alles goed gaat.
De overheid: die wil zo min mogelijk lastige problemen oplossen en zoveel mogelijk ’targets’ halen (bv. in 2010 85% van de bevolking hoger opgeleid. Aan verschillende firma’s is verzocht de diploma’s al vast te drukken. De school hoeft dan alleen de namen nog in te vullen. Iedereen Maaster of Betselaar in de kommunikaatsie.)
De leerling: waarschijnlijk zijn er daar nog wel een paar die niet dom willen blijven. Maar de middelmaat en vooral de niet-getalenteerden zullen het wel best vinden als er weer tienen worden uitgedeeld.
En de leraar? Ach ja, de leraar…