Homogene(re) klassen en scholen

In de NRC van 12 juni stond een artikel van ene Nathan Deen, dat een idee geeft van de tegenwerking waarmee BON te maken gaat krijgen. Deen is hoogleraar “leerlingbegeleiding”. Daar blijk je dus hoogleraar in te kunnen worden. Het klinkt in mijn oren alsof hij behoort tot het legioen “deskundologen” dat het onderwijs vanuit abstrtacte ideeën, maar zonder ervaring op de werkvloer, heeft helpen verzuipen.
Deen maakt zich vooral schuldig aan tendentieus taalgebruik, zoals “onder het mom van beter onderwijs” en voert nauwelijks argumenten aan. Hij zegt: “We krijgen dan wel een school die opleidt voor de wereld van gisteren, in plaats van de leerlingen voor te bereiden op het leven in de wereld van morgen.” Een abstracte dooddoener. Alsof slecht onderwijs de leerlingen wèl zo goed voorbereidt op “de wereld van morgen”.
Deen verwijt BON ook, dat ze vooral de belangen van de leraren verdedigt. Als dat zo is, wordt het tijd, zou ik zeggen. Gek dat je zulke reacties nooit hoort als de schil van managers zijn belangen verdedigt.
Deen verwijt BON dat die “het hele systeem op zijn kop” wil zetten. Kom zeg, wie hebben er nu eigenlijk het hele systeem op z’n kop gezet?!
Zijn steen des aanstoots is vooral dat de leerlingen “weer in hun eigen hok” moeten, zodat de leraar, zegt hij, “klassikaal kan lesgeven zonder rekening te hoeven houden met het feit dat leerlingen ook individueen zijn.” Hij is er kennelijk voorstander van om “verschillend begaafde leerlingen” bij elkaar te zetten.
Dit lijkt mij typisch een voorbeeld van een mooi principe – leerlingen individueel benaderen; wie zal daar tegen zijn? – dat een perverse uitwerking krijgt. Middenschool-achtig, zeg maar. Ik ben niet deskundig, dus corrigeer me als ik iets doms zeg, maar is het werkelijk waar dat leerlingen meer en betere individuele aandacht krijgen, en individueel beter tot hun recht komen, als je ze allemaal door elkaar zet? Mijn intuïtie zegt me, dat leerlingen juist in een wat homogenere omgeving het beste tot hun recht zullen komen.

4 Reacties

  1. Zomaar wat vergelijkingsmateriaal
    Mijn matig voetballende zoon met de voetbalaanleg van zijn vader (op sportgebied dus misschien wel een achterstandsleerling) voetbalt geheel naar eigen tevredenheid en naar tevredenheid van z’n voetbalvriendjes in de C6. De echte talentjes zitten bij elkaar in de C1,2,3. Het wordt tijd dat we dat gaan veranderen. Zo leiden we de jongens op voor het voetbal van gisteren. En dat enkel om de belangen van de (vrijwillige) trainers te verdedigen. De kinderen moeten terug in eigen hok. Zo krijgen die achterstandsvoetballertjes nooit gelijke kansen. Al die zonen van goed voetballende vaders worden weer bij elkaar gezet. Zo ontstaat een tweedeling in de maatschappij: de voetbalelite en de jongens die later nooit tegen de eigen zonen kunnen zeggen dat ze landskampioen zijn geworden. Generatie op generatie wordt dan die achterstand van vader op zoon doorgegeven.

    Voor meer van deze maatschappelijk onverantwoorde situaties (de maatschappij kan nog heel veel leren van de vernieuwde onderwijspraktijk) vervang C1 door fanfare en C6 door het conservatorium. Elke andere sport kan natuurlijk ook.

    De duizend gulden vraag:
    Is er eigenlijk uberhaupt ERGENS in de maatschappij een verplichte heterogeniteit, op welk gebied dan ook, die WEL werkt? En dan bedoel ik niet het operettekoor waar de kapper en de directeur beide zingen; in zangtalent ontlopen ze elkaar wellicht niet veel)

    • Homogene(re) klassen en scholen
      Als kind behoorde ik tot de eerste stadse import in een boerendorpje en zat ik op een boerenschooltje. Bij god, wat waren die kinderen dom. Waar nog bij kwam dat ik al vanaf mijn 4e kon lezen. De onderwijzers konden mij echt niet individueel aandacht geven, dus ze moesten me noodgedwongen wel laten “zwemmen”, waardoor ik me dus gruwelijk zat te vervelen. Uiteraard, onder die omstandigheden, werd ik gepest, dus deze niet-homogene school is het ergste wat ze me in mijn leven hebben aangedaan. De schrijver Maarten ’t Hart heeft soortgelijke ervaringen gehad en heeft wel eens geschreven dat zijn grootste nachtmerrie is dat ze hem op de middenschool doen.
      De gevolgen van die lagere school zijn tot op de dag van vandaag merkbaar. Ik wil overigens niet te negatief overkomen, want die gevolgen zijn ook positief te duiden. Voorts ben ik de onderwijzers van die lagere school eeuwig dankbaar dat ze mij (en nog een andere jongen) bijles hebben gegeven om me klaar te stomen voor de HBS, zoals die toen heette. Dat was inderdaad een vorm van individuele aandacht, maar, let wel, die vond plaats in extra schooltijd, dus buiten de normale schooltijd. Ik vraag me zelfs af of ze er wel een financiële vergoeding voor hebben gekregen. Maar al met al kan deze lagere school niet direct dienen als voorbeeld van hoe goed het door elkaar mengen van verschillend begaafde leerlingen wel niet is.

  2. Het zure commentaar van deskundigen
    Het echtpaar Verbruggen had zich geen betere pleitbezorgers kunnen wensen dan de met azijn schrijvende Nathan Deen, maar ook Luc Stevens en Pieter Hettema kunnen er in de NRC van 12 juni j.l. wat van. In hun soms zure reacties geven ze ongewild een heel aardig beeld wat er schort aan de onderwijsvisie van veel “tweedelijns” onderwijsdeskundigen. Het pleidooi van Luc Stevens voor goed onderwijs behelst een opsomming van bekwaamheden waarmee de leerling met succes de maatschappij (uiteraard niet die van “gisteren”) aan kan. Dat dat mogelijk zou zijn zonder parate kennis zoals hij beweert waag ik te betwijfelen. Zijn stelling zal zeker geen indruk maken op die honderden studenten die vanaf 2002 vanwege een tekortschietende wiskundige kennis hun studie aan de Technische Universiteit hebben moeten staken. Zonder kennis geen vaardigheden. Ik vind het een uitstekend initiatief van B.O.N. om de weegschaal die nu loodzwaar overhelt naar de kant van competenties en vaardigheden weer wat in balans te brengen. Hettema stelt dat er nog nooit zo’n variatie in het onderwijsaanbod is geweest als momenteel. Maar is dat ook zo? Waarom rijden er dan elke ochtend vanuit de plaats waar ik werk 3 touringcars met Nederlandse pubers richting België? En waar zijn de HBO-studenten die een groot deel van de week op het instituut bezig zijn, in plaats van het te moeten doen met 7 of 8 armzalige “contactmomenten” per week? Mocht dit soort ontwikkelingen het gevolg zijn van een meer “economisch verantwoord” beleid van almaar machtiger wordende bestuurders, dan zou ik wensen dat schoolleiders zich wat meer zouden bekommeren om de kwaliteit van het onderwijs en zich minder zouden bezighouden met de waan van de dag. Schoolleiders zouden massaal moeten weigeren mee te werken aan de uitholling van het onderwijs, zoals die minimale contacttijd in het hoger onderwijs, of het FUWA-systeem dat eerstegraads docenten wegjaagt uit school.

    • Schoolleiders
      Ja, dat is een onderwerp dat mij erg bezighoudt: wat doen onze bazen? De schoolleiders? Of ze vinden gewoon helemaal niks (dus ook niet dat het slecht gaat met het onderwijs) of ze doen alsof ze helemaal niks vinden. Wie het snapt mag het zeggen. Schoolleiders zijn over het algemeen erg aardige mensen die hard werken en ook bijzonder goede leraren geweest zijn. Kortom, bij uitstek de groep die zich in deze discussie zou moeten mengen. Ze hebben zeggenschap, overwicht en recht van spreken. Maar nee hoor: het is stil aan de overkant. Onze rector, ik herinner me nog met hoeveel enthousiasme hij de fuwa heeft ingevoerd. Een hearing is er gehouden, we mochten ons zegje doen, enz. Maar hoe kan een ervaren docent nu meewerken aan een plan dat de hoogst opgeleide docenten de school moet uitwerken? Wie begrijpt dit? Echt, dit gaat mijn verstand te boven. Wat bezielt de schoolleider? Hebben ze geen vakvereniging? Vinden die mensen niks? Waarom hebben ze dan een leidinggevende functie? Wat moet je met zulke bazen? Ik wil dat mijn bazen er voor mij zijn. -Maar ze laten het afweten. Ik vind het gedrag van de schoolleiders erg laakbaar. We hebben ze nu harder nodig dan ooit.

Reacties zijn gesloten.