Voor welk probleem is projectgericht / competentie gericht onderwijs eigenlijk de beoogde oplossing?
Ik doe een poging. In eerste instantie vanuit wiskunde.
Bij wiskunde gaat het m.i., om twee zaken: begrijpen en kunnen. Het kan zijn dat je iets begrijpt, maar niet (voldoende) kunt, dan ontbreekt de inslijping, het automatiseren. Het kan ook zijn dat je iets wel kan (staartdelen, abc-formule) maar niet begrijpt. Afhankelijk van je doelen zul je een bepaald evenwicht beogen per leerling per opleiding. De realistische wiskunde is bedacht als oplossing van het begrijp probleem. Contexten zijn geen toepassingen maar werelden die een leerling helpen de wiskunde te begrijpen. De contexten zijn ahw een werkelijk model van de “onwerkelijke” wiskunde.
Realistische wiskunde is dus een puur didactisch verhaal, beoogd als een betere vakdidactiek voor de bestaande wiskunde. Contexten worden daar als het goed is heel zorgvuldig gekozen. Zes gedeeld door acht gaat met pizza’s en kinderen. Zes gedeeld door een half gaat met maatkannen van een halve liter. De leerkracht die dat verschil niet herkent maakt het de leerlingen onmogelijk iets te leren.
Nu kun je, net als ik, vinden dat het de realistische wiskunde niet alléén zaligmakend is en over kinderen en badwater spreken, maar het is als didactiek beslist te verdedigen.
Bij project- of competentiegericht onderwijs is er iets heel anders aan de hand. Inderdaad, leerlingen werken (ook) zelfstandig, leerlingen ontdekken (ook) zelf dingen, maar de hele visie er achter is volslagen anders. Nadruk ligt op een breed scala van competenties, kunnen samenwerken, een presentatie en een verslag kunnen maken, iets begrijpen van de gebruikte context vanuit de visie van andere domeinen, taal leren etc. etc. Verder is de context, in tegenstelling tot bij realistische wiskunde, niet zorgvuldig vanuit (wiskunde) didactisch perspectief gekozen. De pizza’s en de kinderen worden gemakkelijk verward met de maatkannen.
Ook is de leertijd en de incubatietijd van de ontdekte leerstof bijna altijd te kort en in ieder geval zelden optimaal voor elk onderwerp.
Kortom: op basis van didactische uitgangspunten ben ik niet overtuigd dat het superieur is aan een systematische didactische opbouw.
Er moet dus, in ieder geval voor wiskunde, een andere motivatie zijn om voor deze onderwijsvorm te kiezen. Het kan zijn dat één argument is dat leerlingen leren samenwerken. Als dat inderdaad beoogd en gerealiseerd wordt, en dat kan goed zijn, dan is dat in ieder geval een (deel) legitimatie voor competentiegericht onderwijs. Maar iedereen moet zich dan wel realiseren dat je hiervoor de prijs betaalt van een mindere wiskundige groei. Natuurlijk kun je hier ook een ander schoolvak invullen.
Een ander argument kan zijn, dat het een soort minimal learning is. Je leert alleen wat je echt nodig hebt, de rest is ballast. Ik hoor dat argument vaker, maar zelfs op een HBO is dit onzin. Niemand weet waar een student later terecht komt en wat er in een beroep over 4-5 jaar veranderd is. “Just in time”-leren kan alleen voor hele specifieke korte termijn onderwerpen en een mens is meer dan zijn beroep natuurlijk.
Dan blijft het motivatie argument over. We doen dit allemaal omdat leerlingen/studenten anders niet gemotiveerd zouden zijn. De ervaringen die ik (op het HBO) heb zijn anders. Na het zoveelste project (met alle gedonder over samenwerken en zelf uitzoeken en vergaderen) snakken de studenten naar gewoon college. Enkel de meelopers niet, maar die wil je als instelling liever kwijt, en als beroepenveld zeker.