Algemeen is het geweeklaag van leraren en scholen dat ze ‘bedolven worden onder Haagse regelgeving’, dat er ‘weer een onderwijsvernieuwing over ons wordt uitgestort’ en dat we ‘niet meer aan gewoon lesgeven toekomen’.
Het lijkt me onzin. Althans, waar het de leraar geldt.
Vanaf 1989 tot vorig jaar gaf ik les in het Amsterdamse voortgezet onderwijs. In die periode heb ik slechts twee (2) keer een verplichting op mijn bordje gekregen: de kerndoelen (1992, meen ik) en het examenprogramma (1998). Voor de rest had ik het als docent met mijn sectie voor het zeggen. En niemand die ooit eens naging of onze werkwijze wel hout sneed.
Kortom, ik gooi maar eens een knuppel in dit hoenderhok.
Docenten hebben in Nederland een schier onbegrensde vrijheid. Ten aanzien van de te behalen resultaten aan het einde van de opleiding zijn vage tot zeer vage doelen geformuleerd (de nieuwe examenprogramma’s per 2007), wat docenten een enorme vrijheid geeft bij het vaststellen van de gewenste leerstof in elk van de leerjaren. Daarbij kunnen docenten in totale vrijheid beslissen hoe hun jaarprogramma er uit ziet, hoe de planning over de leerjaren is, welke leerboeken en andere leermiddelen ze willen gebruiken, hoe ze lesgeven (de didactiek), welke en hoeveel teksten leerlingen bestuderen, welke opdrachten leerlingen maken, welke toetsen worden afgenomen en hoe deze worden beoordeeld.
Niemand die het hun bij al deze keuzes moeilijk maakt. Niemand die ons de maat komt nemen. We zijn onze eigen maat.
Ik ken geen leraar in de hele wereld met zo’n enorme vrijheid als de leraar in het Nederlandse voortgezet onderwijs.
Tel daar nog eens bij op dat:
– men het met de eisen op het gebied van kerndoelen (en in mindere mate examenprogramma) op een akkoordje gooit (bij de evaluatie van de basisvorming in 1998 bleek bij mijn vak dat doorgaans de helft van de kerndoelen niet wordt behaald);
– het tot de beroepscultus behoort dat collega’s elkaar liever niet dwars zitten en men bij meningsverschillen over inhoud, didactiek of toetsing liever ieder zijns weegs gaat dan dat men de verantwoordelijkheid neemt tot consensus te komen;
– zelfs bij het finale oordeel over het eindresultaat (nl. normering eindexamens) het schoolexamen geheel op het bordje van de eigen leraar ligt en het centraal examen voor een aantal vakken gedeeltelijk;
– oordelen van de onderwijsinspectie niet op sectieniveau worden gegeven;
dan is duidelijk dat de leraar VO zich kan wentelen in een enorme vrijheid en tegelijk de afwezigheid van resultaatverplichting en verantwoording. Zolang we ervoor zorgen dat onze cijfers op welke wonderlijke wijze dan ook steeds op een gemiddelde van 6,7 uitkomen, is er geen haan die naar de kwaliteit van ons onderwijs kraait.
Nu zijn er ongetwijfeld mensen die deze vrijheid en het gebrek aan verantwoordelijkheid toejuichen. Want ‘onze beroepseer’ etc. en ‘ons verantwoordelijkheidsgevoel’ etc. en ‘we weten zelf wel het beste’ etc. en ‘zijn wij niet de echte experts?’.
Ik heb ernstige twijfels of deze situatie wel zo gunstig is als we onszelf voorhouden. Als ik kijk naar andere beroepen waaraan leraren zichzelf graag spiegelen als het gaat om status (dokter, notaris) dan heerst in die sectoren een sterk geprotocolleerde werkwijze, een sterke verantwoordelijkheid tot afstemming en delen van kennis, en een sterke resultaatverantwoordelijkheid. Nee, de vrijheid van de chirurg of de jurist is maar zeer beperkt. Misschien is het wel juist het teveel aan vrijheid en eigen-wijsheid die ervoor gezorgd heeft dat het publiek de deskundigheid van de leraar niet meer vertrouwt.
Leraren worden niet bedolven onder Haagse regels. Wie dat beweert, liegt of is slecht geïnformeerd. Basisvorming noch Tweede Fase verordonneerden enige didactiek, en niemand die stelde dat een PTA langer moest zijn dan een half A4. Wat er ook op de scholen is gedaan of nagelaten, de verantwoordelijkheid daarvoor ligt geheel op de scholen zelf. En dat *willen* de scholen immers?
Wat ik maar wil zeggen: je kunt niet tegelijk vrijheid en verantwoordelijkheid claimen, krijgen én roepen dat een ander jouw problemen moet oplossen. Leraren moeten hun eigen boontjes doppen. Daartoe hebben ze alle ruimte – en ze weten het.
Een stukje de spijker op de kop
Beste heer/mevr. Minkema,
Voor een deel slaat u de spijker op de kop. We hebben veel bewegingsvrijheid, en ook intellectuele. Maar wij als docenten hebben nooit wat gedaan. We hebben ons laten piepelen. De vrijheid is er om zomaar wat te doen en te cijferen. Dat is precies wat niet moet. Dat is schijnvrijheid. Dat is verwaarlozing van je vak en de leerling. Maar is het zo dat leraren anders kunnen? Den Haag doet nu inderdaad niets. Het zijn de scholen die nu van alles verzinnen. Ze zijn nu nog erger dan de overheid.
Uw uitspraak dat docenten in Nederland […] is tamelijk generaliserend.
Of denkt u dat uw school en de docenten die er werken representatief zijn voor de rest? Of denkt u dat er alleen in het VO docenten rondlopen? Ik nodig u graag uit een dag of wat met me mee te lopen in het HBO. Wellicht komt u tot inkeer. Overigens, op welke school werkt u? Ik zou er, naar u luisterend, heel graag willen werken.
@ minkema
Ik ben wel te vinden voor knuppels in hoenderhokken. Toch is het verhaal van Minkema een beetje eenzijdig. Op papier hebben scholen inderdaad vrijheid een eigen didaktiek te kiezen. In de praktijk krijgen echter zogenaamde ‘pilotscholen’ gigantische subsidies (tienduizenden euro’s per vak). ‘Pilot’ betekent dan: voor het hardst achter de praalwagen van het nieuwe leren aanhollen. Op papier hebben scholen een budget om leraren te scholen (lumpsum) in de geest van de eigen didaktiek. In de praktijk worden alle scholingen verzorgd door APS, KPC of CPS. Kijk eens op hun websites door wie zij gefinancierd worden en wat hun ideeën zijn. Ik meen te weten dat scholen zelfs min of meer verplicht zijn een deel van hun budget bij genoemde instanties te spenderen. Vakinhoudelijke, onafhankelijke bijscholing is vaak moeilijker te krijgen.
Het is kortom niet realistisch de onderwijswereld als een vrije wereld voor te stellen. Op papier ja, in de praktijk echter wordt er vanuit het ministerie een duidelijke prikkel uitgedeeld in “de te prefereren” richting.
Als leraar heb ik daar last van: ik wil tijdens een (dure) scholing geen onderwijskundige trivialiteiten te horen krijgen over dat de wereld van de huidige leerlingen zo anders en nieuw is (MSN, internet, mobieltje: u kent het rijtje van postmoderne “verwarringen” vast wel) en dat ik ze “intrinsiek moet motiveren” door “realistisch” en “betekenisvol” en ondertussen “recht doend aan verschillen” in “project- of groepsvorm” moet laten werken. Ik wil autonoom die afweging per situatie maken. Ik mag natuurlijk vervolgens zelf kiezen of ik aan dat alles mee doe. Maar de trend is gezet: als je niet mee doet dan ben je eigenlijk ouderwets, cynisch en sta je niet open voor nieuwe dingen. Ondertussen implementeert de schoolleiding alvast, voor volgend jaar, een verplichte projectband in het rooster van de onderbouw. Want tegen die tijd moet je toch zeker wel tot hun inzicht gekomen zijn …
Beste Ralph, dank voor je
Beste Ralph, dank voor je reactie. Je maakt een m.i. oneigenlijk onderscheid tussen ‘een werkelijkheid op papier’ en ‘de praktijk’. Er zijn vele praktijken, en juist dit feit toont eens te meer dat Den Haag het onderwijs helemaal niet in de klem heeft – alle klaaglijke retoriek ten spijt.
Scholen hebben niet alleen ‘op papier de mogelijkheid een didactiek te kiezen’, juist in de praktijk hebben scholen, secties en leraren dat – en zeer frequent wordt de keuze van de didactiek aan de individuele docent overgelaten. Daarbij hebben scholen beperkingen in de organisatievorm (bijv. 40 minutenroosters vs. 100-minutenroosters en alles daartussen) (bijv. een ‘band’ in het rooster waarin leerlingen zelf werken waaraan en waar ze willen). Maar buiten deze beperkingen bestaat het grootste deel van de week uit vaklessen waarin de docent grotendeels vrij spel heeft. En niet alleen ‘op papier’. Gewoon, echt, heus.
Je hebt het over ‘pilotscholen’. Niemand die een school dwingt om ‘pilot’ te wezen, en wie dat niet wil, hoeft echt geen financiële achteruitgang te vrezen. Ook meen ik daarbij dat scholen een enorme vinger in de pap hebben bij de uitwerking van het plan op basis waarvan men extra geld toucheert. Ik zie dat niet zo, dat van dat verplichte ‘aanhollen achter het Nieuwe Leren’. Maar wijs mij gerust middels een of meer bronnen op de goede weg. Hoe dacht je overigens dat R&D in andere beroepssectoren worden gefinancierd en gerealiseerd?
Het nascholingsbudget is allang niet meer geoormerkt en volledig onderdeel van de lumpsum. Het is dus geheel aan de scholen te bepalen hoe er mee om te springen. Precies wat de scholen wilden: vraaggestuurd in plaats van aanbodgestuurd. Het is een zaak van schoolleiding en MR om regels op te stellen voor uitgeven van dit geld, en de speelruimte die individuele docenten daarbinnen hebben. Bij mijn weten wordt het bedrag, ik meen zo’n 450 euro per docent per jaar, lang niet opgemaakt, althans niet aan nascholing. Dus niet alleen ‘op papier’ kan een docent zich laten scholen, ook ‘in het echt’. Deden ze het maar.
‘In de praktijk worden alle scholingen verzorgd door APS, CPS, KPC’, schrijf je. Onzin, mijn school verzorgde alle nascholing zelf; slechts incidenteel werd een inleider gehuurd die dan zelden of nooit van de genoemde instellingen kwam. Ook vakgerichte nascholing komt lang niet altijd via de genoemde instellingen; per schoolvak zijn er vaak beroepsconferenties waar interessante waren te halen valt uit schoolpraktijken van je collega’s. Wat de financiering van APS, CPS en KPC betreft, moet je mij maar eens vertellen (met bronvermelding) wie deze instellingen financiert. Volgens mij moeten ze namelijk hun eigen broek ophouden. Ook van die vermeende ‘gedwongen winkelnering’ moet je mij maar eens meer vertellen, met bron uiteraard. Want wij hebben geen cent aan het APS besteed. Van een verplichting daaromtrent weet ik niets.
‘Vakinhoudelijke, onafhankelijke scholing is moeilijker te krijgen’, schrijf je nog. Het hangt er maar van af wat je wilt, en of je de normale marktprijs bereid bent te betalen. Je bent volledig vrij welke vakexpert dan ook op school uit te nodigen. Vakverenigingen (van wiskundeleraren, talenleraren etc.) organiseren ook het een en ander, evenals nascholingsinstituten van de universitaire lerarenopleidingen (ILO, IVLOS, ICLON etc.). Nogmaals: het initiatief en de vrijheid ligt bij de docent en/of de sectie. Had je dat graag anders gewild?
Ik deel dan ook geenszins je conclusie dat het ‘onrealistisch is de onderwijswereld als een vrije wereld voor te stellen’. Het zou goed zijn als docenten beter beseffen hoe klein hun gebondenheden eigenlijk zijn en hoe groot hun vrijheden en mogelijkheden. Die vermeende ‘prikkel vanuit het ministerie’ is niet zo sterk dat ik hem in de afgelopen vijftien jaar ooit heb gevoeld. En dan nog zou het mijn eigen keuze zijn me er iets aan gelegen te laten liggen of niet.
En daarmee samenhangend: docenten moeten ook hun verantwoordelijkheden kennen. Het is mij bijvoorbeeld een doorn in het oog dat Pietje uit 4A blijft zitten terwijl Jantje uit 4B overgaat, louter en alleen omdat de leraar van Jantje minder streng is, of meer kansen biedt om slechte cijfers op te halen. Ook vind ik het niet deugen dat Jantje nauwelijks grammatica leert omdat zijn leraar dat onzin vindt, terwijl Pietje juist is gestruikeld over het tegenwoordig deelwoord en de interne bijwoordelijke bepaling. En alles onder het mom dat ‘elke leraar autonoom zijn eigen afwegingen moet kunnen maken’.
In het laatste stuk van je reactie beschrijf je hoe jouw schoolleiding jouw didactiek tracht te beïnvloeden en nieuwe gebondenheden invoert. Als die didactische ideeën niet door de meerderheid gedragen worden, zal het kwaad kersen eten worden voor de schoolleiding. En zelfs als de meerderheid erachter staat, is het nog maar de vraag of men de minderheid didactische ideeën door de strot moet duwen. Een beetje variëteit in het team vind ik ook waardevol.
Maar ik ontzeg schoolleidingen niet het recht om onderwijskundig te sturen. Ik heb inderdaad ouderwetse, cynische, behoudzuchtige collega’s gehad die gewoon niet goed lesgaven (zoals de leerlingen aangaven en hun collega het jaar erop bemerkte) en niet openstonden voor het kritisch doorlichten dan wel veranderen van hun onderwijs. Ook hier geldt dat vrijheid en autonomie een groot goed is, maar dat er geen vrijbrieven tot misbruik van die autonomie moeten worden uitgedeeld. Ik gun docenten van harte hun vrijheid, maar die moet niet gepaard gaan met het ontlopen van verantwoording en het zich doof houden voor mogelijke verbetering van hun onderwijs.
andere ervaringen
Helaas heb ik, en anderen, de praktijk anders ervaren. Ik vind het positief te horen, dat er ook scholen zijn waar het anders loopt. Het is nu zaak te zien, wat ‘common practice’ is. Ik vrees, gelet op bijvoorbeeld aansluitingsproblematieken, dat er toch significant veel onderwijsinstellingen zijn, waar e.e.a. niet zo harmonieus geregeld is. Het verband tussen aansluitingsproblematiek en M.O.-didaktiek leg ik dan toch maar.
Om nog maar even een andere
Om nog maar even een andere visie aan te stippen, of ander vergelijkingsmateriaal te bieden; wat met het Belgische onderwijssysteem? Daar doet iedere docent echt letterlijk wat hij wilt. Secties bestaan niet of nauwelijks en je hebt inderdaad maar af te wachten of de leerling die jij volgend jaar in de klas krijgt, hetzelfde heeft geleerd als de leerlingen die van bij jou komen. Docenten werken vaak met een zelfgekozen methode of maken zelf een ‘methode’tje’. Er is geen centraal examen en iedere docent stelt tweemaal per jaar zijn eigen examens op voor de leerlingen (voor ieder leerjaar). De directie bemoeit zich in veel scholen erg weinig met de manier van lesgeven en plaats voor projecten is er alleen wanneer docenten dit zelf willen. In werkelijkheid wil dit zeggen dat het vaak praktisch onmogelijk is. Daartegenover staat wel dat de overheid tot in de details vastlegd wat in een leerjaar geleerd moet worden. Wat betreft voor Nederlands heeft de overheid bijvoorbeeld beslist dat in klas 5 HAVO de passiefconstructie behandeld moet worden. Er is een onderwijsinspectie die een keer in een schooljaar eens een half uurtje binnenwandelt om te kijken of alles verloopt zoals het zou moeten verlopen. En dat is vaak niet het geval zonder dat daar meteen gevolgen aan vast zitten voor de docent of de school. De enige die eronder lijdt is de leerling in het volgende schooljaar wanneer hij iets niet kan wat andere wel kunnen of de docent die die leerling het jaar erop heeft.
Dat is net even anders… toch wordt het ’traditionele’ Belgische kennisonderwijs in Nederland vaak hoog aangeschreven. Leerlingen zouden eruit komen met meer kennis, een grotere discipline en meer doorzettingsvermogen da dan leerlingen in Nederland. En dan hebben we het nog niet over het vervolgonderwijs gehad waar leerlingen niet meer dan twee keer een jaar opnieuw mogen doen. Vakken laten hangen is bijna niet mogelijk. De gemiddelde afstudeerleeftijd ligt dan ook een stuk lager dan in Nederland en dat terwijl leerlingen allemaal met gigantische kennisverschillen aan een studie beginnen.
Toch ben ik ontzettend blij dat hier in Nederland er een beetje uniformiteit is en dat je soms concessies moet doen om die uniformiteit te behouden is niet meer dan normaal. Net zoals je ook concessies moet doen om je vrijheid te behouden. Werken zonder regels, richtlijnen en een bepaald beleid is zeer arbeidsintensief. Wat overigens niet inhoudt dat we een grote eenheidsworst moeten worden. Docenten hebben inderdaad gelijk als zij zelf grotendeels willen kunnen beslissen hoe ze lesgeven. Bedenk alleen dat de keuzevrijheid van die ene docent die weigert aan een jaarbreed project mee te doen, de keuzevrijdheid van de andere docent beinvloedt, maar goed dat is een ander forumondererp…
re:hminkema
U spreekt in uw betoog uit eigen ervaring: u werkt op een school sinds 1989, en daarom meent u dat uw ervaring een algemene geldigheid heeft. Dit is een merkwaardige manier van redeneren. Heel goed mogelijk dat u op uw school onbegrensde vrijheden geniet, hoewel ik dat betwijfel, maar wie bent u om op grond van die ervaring algemene uitspraken te doen?
U spreekt over een “schier onbegrensde vrijheid” van leraren, en stoort u aan het “geweeklaag van leraren”, en dan komt de aap uit de mouw: “Zolang we ervoor zorgen dat onze cijfers op een gemiddelde van 6,7 uitkomen, is er geen haan die naar de kwaliteit van ons onderwijs kraait”. U verdedigt hier duidelijk het belang van veel schoolleidingen en schoolbesturen die deze cijfereis, inderdaad impliciet aan hun docenten opleggen. Op veel scholen is het zo dat als een docent eerlijk en met realiteitszin normeert, hij veel onvoldoendes moet uitdelen, en dat wordt door een schoolleiding niet geaccepteert. De meeste docenten zijn dan niet in staat weerstand te bieden aan de druk die de leiding op hen uitoefent, en geven in hun angst maar toe. Dat u, blijkens uw betoog, geen waarde hecht aan het geven van eerlijke cijfers, ontkracht uw gehele betoog. Ik vraag me dan ook af in hoeverre uw belangen met die van uw schoolleiding parallel lopen, of zit u nu zelf in de directie van uw school?
Waar staat dat dan?
We kunnen het allemaal eens zijn dat er een probleem is in het onderwijs, maar voor de juiste oplossing is het wel belangrijk de juiste analyse te maken. Die van Minkema is in de basis juist. Leerkrachten zijn helemaal niet gebonden. Wie beweert dat het anders ligt, moet antwoord kunnen geven op de simpele vraag: Waar staat dat dan? (antwoord: nergens) En vooral: Wat gebeurt er als een leerkracht een eigen interpretatie heeft?(antwoord: niks)
Dat kun je een vervelende ontdekking vinden (zit je je voor niks zo druk te maken), maar het heeft ook positieve kanten. Je mag zelf beslissen.
De negatieve kant eraan is dat je die beslissingen inderdaad zelf moet nemen en zelf overeind moet houden in weerzin van de druk die de school en de collega’s uitvoeren.
Dat is niet makkelijk. Wel is duidelijk dat niemand anders, geen wet, geen overheid en geen schoolbestuur, iets zal kunnen doen om die situatie te veranderen. Formeel ben je al vrij.
Met zijn allen voor nog meer daarvan strijden, of zelfs maar voor opheffing van bepaalde druk in enige richting, zal dus niets veranderen. Je hoeft niet als je niet wil.
Aan de andere kant: Je komt wel alleen te staan als je niet meedoet.
Wat mij al jaren verbaast is de volgzaamheid van mensen in het onderwijs. Klakkeloos worden adviezen als bevel van hogerhand opgevat zonder dat iemand zich afvraagt of het wel een bevel is. Moet ik dat wel doen? Waar staat dat dan? Wat is de consequentie voor mij of voor de school? Wie is er verantwoordelijk als het fout gaat?
Op het Forum van Ouders Online komen we dit soort school- en leerkrachtengedrag bijna wekelijks tegen. De meest recente is een aardig voorbeeld. De school volgt het advies van het Cfi op in verband met een in de maak zijnde nieuwe gewichtenregeling.
Dit gaat over geld. Als het fout gaat is de consequentie dat de school, het basisonderwijs als geheel zelfs, veel minder geld zal krijgen.
Wij (ouders) hebben vragen gesteld aan het Cfi (daar komt het geld vandaan) en aan het CBP (wettelijke toezichthouder. daaraan is ook het onderwijs wel gebonden). De school in kwestie weet van toeten noch blazen, maar wordt wel overtreder van de wet met het klakkeloos opvolgen van het Cfi-advies.
Lees het hele draadje
re: Miriam Lavell
U schrijft: “Leerkrachten zijn helemaal niet gebonden. Wie beweert dat het anders ligt, moet antwoord kunnen geven op de simpele vraag: Waar staat dat dan? (antwoord: nergens) En vooral: Wat gebeurt er als een leerkracht een eigen interpretatie heeft?(antwoord: niks)”.
— De gebondenheid van de leerkracht bestaat daaruit dat hij in een gezagsverhouding staat tot de schoolleiding/schoolbestuur, en dus simpelweg moet doen wat hem wordt opgedragen. Het onderwijs is absoluut geen platte organisatie, maar een duidelijk hierarchisch ingericht bedrijf. Als een leerkracht niet doet wat de schoolleiding/het bestuur wil, is dit tegenwoordig steeds vaker grond voor ontslag. Van deze machtsverhouding wordt door schooleidingen/besturen in toenemende mate misbruik gemaakt
Dat heeft niets met onderwijs te maken
Alle werknemers staan in gezagsverhouding tot hun werkgever. Je kunt dat enkele feit niet serieus als ‘onderwijsprobleem’ benoemen.
Leerkrachten hebben net als elke werknemer verschijningsplicht en mogen op de werkvloer niet dronken of handtastelijk zijn. Dat zou ik graag zo willen houden.
Een leerkracht die in zijn eigen klas op zijn eigen manier lesgeeft, kan daarvoor niet ontslagen worden. Lesgeven is lesgeven en of je dat nu links- of rechtsdraaiend doet, werkweigeren kun je dat werkelijk niet noemen.
Wat wel buiten leerkrachten om geregeld kan worden, is de verschijningsplicht van leerlingen (contacturen). Als een school dat minimaliseert, heeft dat natuurlijk invloed in de klas en op het lesgeven.
Dat is waarom ik eerder schreef dat het belang van leerkrachten dichter bij dat van leerlingen ligt dan bij schoolbesturen. Hadden leerlingen maar recht op een minimum aantal lesuren. Waren leerkrachten het nu maar met elkaar eens dat er inderdaad een soort van minimum bestaat. Zodra dat miminum vastligt in een beroepscode, kunnen schoolbesturen er niet meer aankomen.
Aan het werk dus.
Beroepscode
Miriam, je schrijft nu al meerdere malen dat die docenten een beroepscode moeten opstellen: ‘Aan het werk dus’. Wil je zelf niet een voorstel doen voor wat daarin zou moeten staan?
Leentjebuur
Mark, de meeste zichzelf respecterende beroepen hebben een beroepscode. Je kunt daarvan leentjebuur spelen (zie bijvoorbeeld orthopedagogen, psychologen, RT-ers). Daar heb ik ook al eerder naar verwezen. Zo ook naar de wet BIO die een prachtige basis is. Die wet nodigt zelfs uit tot het maken van beroepscodes (zie memorie van toelichting). Grappig genoeg gaat dat over leidinggevenden. Ik snap dat wel want de inspanning die nu gepleegd wordt (POP) is er om leerkrachten helemaal af te dekken en tot ‘speelbal’ van leidnggevenden te maken.
Bescherm je daartegen. Zorg dat je de eerste bent.
Kern is dat de code zich bij het vak houdt en de primaire verhoudingen: Hoe gedraagt de beroepsbeoefenaar zich ten opzichte van de client? Voor leerkrachten gaat dat over de verhouding leerkracht, leerling met het doel goed (uitvoerbaar, werkbaar) onderwijs.
Ik zou het werkelijk bij leerkrachten houden en anders dan ik ergens op deze site gelezen heb, bijvoorbeeld niet de directie ook ‘leerkracht’ laten zijn.
Het zijn andere verhoudingen namelijk. De directie is je baas en heeft andere verplichtingen die niet in het belang van leerkrachten of het door leerkrachten te geven onderwijs hoeven zijn (zie minimaliseren contacturen).
Je kunt wel de onderlinge verhoudingen binnen het beroep beschrijven. Wat wiens competenties zijn en wie waar wel en niet aan zal komen (zie opnieuw artsen).
Vakinhoudelijk zou ik het beroep beschermen tegen ‘ideetjes’. Dus niet tegen verandering op zich, maar wel tegen probeersels zonder onderbouwing. Zoals artsen dat ook doen.
Arbitrage is belangrijk. Leerkrachten die zich er niet aan houden worden uit de club geknikkerd. Dat klinkt pijnlijk maar alleen dat beschermt individuele leerkrachten tegen management trucjes. De gevolgen van mogelijke ideetjes zijn dan onevenredig groot voor de leerkrachten. Op grote afstand aan de knoppen draaien kan dan niet meer.
Meer inhoudelijk heb ik geen commentaar. Ik hoef niet het onderwijs dat ik wil, maar ik wil wel weten wat ik aan onderwijs heb. Zodra me dat duidelijk is kan ik kiezen of ik het ook wil hebben. Dat lijkt me genoeg ‘inspraak’ voor een ouder (leerling).
Ik ben er bij de dokter zeer tevreden mee.
Ik ben erg nieuwsgierig
Ik ben erg nieuwsgierig geraakt naar specifieke klachten van docenten over inmenging van directie in hun lessen. Wanneer ben je op de vingers getikt? Wie heeft er te horen gekregen, na lesbezoek dat de manier van lesgeven niet goed was en dat dit te wijten is aan de ideeen waarmee hij/zij voor de klas staat? Ik wil jullie vrees en ontevredenheid best geloven, maar ik heb nog geen enkel voorbeeld gezien van persoonlijke ervaringen over waar en wanneer het mis is gegaan. Waarin ben je dan niet vrij in als docent?
Vrijheid
Het is moeilijk om de vinger op de zere plek te leggen: het is waar, er staat geen agent bij de deur die je vertelt wat je moet doen. De leraar is zelfstandig.
Daar staat tegenover dat(schaalvergroting!) vaksecties gegroeid zijn. Dus dringt de leiding aan op overleg (dat is niet slecht). Daar komt bij dat docenten in tijdnood gekomen zijn omdat er véél vakken worden gegeven. ’tIs dringen. Het rooster en het sectieprogram dicteren de maat.
Verder is er veel tijd gestoken in didactische veranderingen.
Schaalvergroting, nieuwe lesprogramma’s, andere didactiek. Je had niets te kiezen.
Dan leven veel directies met het idee dat de school ‘op de kaart’ moet worden gezet. Projecten! Dat komt de rust niet ten goede. Ook het werken aan de ‘kwaliteit’ van de school (opvang hoogbegaafden, tweetalig, enz.) kost tijd.
Voor de lessen zelf is er weinig aandacht. Het is fijn om de tijd te kunnen nemen voor je leerlingen. Beheersen ze een bepaald probleem niet, dan zou je pas op de plaats moeten maken. Iemand iets leren, dat is toch het werk van een leraar. –Je zou als leraar ruimer in de tijd willen zitten.
Ik ben van mening dat er niet zo veel had hoeven veranderen in het onderwijs: niemand weet vooralsnog hoe de hersenen werken. We gaan op de oude manier te werk: de kennis wordt getoetst door vragen te stellen. Weet iemand het beter? De veranderingen hebben de prestaties van de leerlingen niet verbeterd (ook niet verslechterd, hoor).
Er bestaat vooralsnog geen ander medicijn tegen onwetendheid dan de tijd nemen voor een leerling (een klas) en je best doen- de leraar is de pedagoog en moet, als een goede dokter, de problemen opsporen en genezing brengen. Deze ‘vrijheid’ is je wel ontnomen.
Studiewijzers
Hoi Els,
Het verplicht werken met studiewijzers bij ons op school (vorig jaar, nu weer niet meer geloof ik). Als je de studiewijzers niet op tijd inleverde werd je (of de sectieleider) ter verantwoording bij een van de leden van de directie geroepen.
Groeten Jos.
reactie 2: Miriam Lavell
Wat betreft de hinder die veel docenten ondervinden van de hierarchische structuur van hun school het volgende. Elke docent kent de ongeschreven wet dat een schoolleiding niet accepteert dat een docent relatief veel onvoldoendes op een rapport geeft. Of die onvoldoendes terecht zijn of niet, interesseert een schoolleiding helemaal niets. Conform de steeds meer terrein winnende gedachte van “De klant is koning”, wordt de docent onder maximale druk gezet om zijn cijfers te herzien.
Wat betreft die brutale ideologie van het nieuwe leren: Steeds meer schoolleidingen/schoolbesturen laten zich deze ideologie door duur betaalde onderwijsadvies bureau’s aanpraten en maken het onderdeel van hun schoolbeleid. Er wordt dan gecontroleerd, en er zal steeds meer gecontroleerd worden, of de docenten in de geest van deze ideologie, die op veel scholen schoolbeleid is, les geeft. En realiseer u goed dat dit nieuwe leren op geen enkele wetenschappelijke basis is gegrondvest! Als een docent weigert dit nieuwe leren te omarmen en daadwerkelijk toe te passen, is een school gerechtigd deze docent te ontslaan. Vaste aanstelling of niet. Zijn houding is dan immers niet overeenkomstig het schoolbeleid, en heet dan werkweigering! Zo simpel is het.
Zo erg is het nu ook weer niet
Ja, er wordt gerommeld met cijfers. Overigens in het geval dat één docent significant andere cijfers aan leerlingen geeft dan alle andere docenten, lijkt mij dat die docent inderdaad wat uit te leggen heeft.
Tenzij al die andere docenten de boel structureel flessen. Dat is dan geen werknemer – werkgeverprobleem meer, maar een probleem met dat team of als je het groter wilt zien met beroepsethiek.
Precies hetzelfde gaat op voor de introductie van het nieuwe leren. Dat komt helemaal niet alleen bij schoolbesturen vandaan. Er zijn legio leerkrachten die het geweldig vinden. Het ei van Columbus om hen moverende redenen. Ook dat veel meer een beroepsprobleem (leerkracht, wat is dat eigenlijk), dan een conflict met werkgevers.
De suggestie dat dat gerommel met cijfers er zou zijn ‘voor de klant’ is overdreven. Die klant (leerling) is helemaal niet in de positie om iets te eisen. Zodra het in het belang van de school wordt (presentatie op de scholenlijst, subsidietoekenning voor het aantal geslaagden), dan komt het gerommel om de hoek.
Maar leerkrachten hoeven daar niet aan mee te doen. Niet meedoen is wel makkelijker als je een beroepsvereniging met beroepscode achter je hebt staan waarin iets staat over de wijze van beoordelen en cijfers toekennen. Daar kun je je dan op beroepen. Dan is de discussie eerder gesloten.
Normaal gesproken zou ik deze beweringen “Als een docent weigert dit nieuwe leren te omarmen en daadwerkelijk toe te passen, is een school gerechtigd deze docent te ontslaan. Vaste aanstelling of niet. Zijn houding is dan immers niet overeenkomstig het schoolbeleid, en heet dan werkweigering! Zo simpel is het.” laten voor wat ze zijn.
Maar omdat dit forum zich druk maakt over de kwaliteit van het onderwijs, spreek ik het toch tegen. Het is in het belang van de kwaliteit van het onderwijs dat leerkrachten zich niet laten intimideren door spookverhalen.
Dit is zo’n spookverhaal.
Maar ik begrijp dat u ervaring hebt met iets wat hierop moet lijken. In dat specifieke geval (of die gevallen) moet er veel meer aan de hand geweest zijn. Heeft de rechter dit bekrachtigd en zo ja, heeft u een vonnis? Of hebben de betreffende leerkrachten zich laten intimideren en zijn ze zelf vertrokken? Dat laatste vermoed ik eigenlijk. Zoals het u het beschrijft, houdt het werkelijk geen stand en zal er geen ontslagvergunning gegeven worden. In de klas je eigen lessen vormgeven is geen werkweigeren.
In uw eigen belang: Recht uw rug en laat u niet bang maken.
Met handen en voeten gebonden
Beste Miriam Lavell,
U begrijpt mijn betoog niet. Het probleem van de gezagsverhouding leerkracht versus schoolleiding/schoolbestuur zit hem natuurlijk niet in kwesties als dronkenschap of handtastelijkheden. Daar zal iedereen het over eens zijn. Het gaat om de steeds uitbreidende macht van schoolleidingen/schoolbesturen over de inhoud en vorm van het onderwijs. En dit raakt elke docent. Op veel scholen, bijvoorbeeld, worden leerkrachten tegenwoordig verplicht gekneed in die brutale ideologie van het nieuwe leren, en worden verplicht op die manier hun lessen in te richten. Wie dat niet wil, kan zijn biezen pakken. De talrijke argumenten tegen het nieuwe leren worden terzijde geschoven. Over de steeds verder oprukkende vergadercultuur hebben docenten geen bal te vertellen. Het functiewaarderingssysteem is landelijk ingevoerd zonder dat docenten daar ook maar iets over te vertellen hadden. Bezuinigingsmaatregelen als parallelroosteren kunnen ingevoerd worden, terwijl het docententeam er niet mee eens is. Etc, etc. Er is geen sprake van dat docenten tegenwoordig nog over een redelijke mate van zelfstandigheid beschikken.
Het wordt niet duidelijker
“Op veel scholen, bijvoorbeeld, worden leerkrachten tegenwoordig verplicht gekneed in die brutale ideologie van het nieuwe leren, en worden verplicht op die manier hun lessen in te richten. Wie dat niet wil, kan zijn biezen pakken.”
Wat bedoelt u? Misschien kunt u de vraag van Els de Maaijer (onderaan) concreet beantwoorden.
Misschien bestaat er een misverstand over het begrip ‘verplicht’. Ik ben gewend om dat alleen maar te gebruiken in combinatie met sancties. ‘Wie het niet eens is met de werkgever of de school, zoekt maar een andere’, heeft niets verplichtends. Men kan u niet verplichten om weg te gaan. Men kan u zelfs niet verplichten om in uw klas les te geven volgens door anderen vastgesteld voorschrift. Zodra u de deur dichttrekt, mag u het zelf weten.
Je kunt je wel overgeleverd voelen aan grillen. Dat herken ik als ouder weer naadloos en het ‘zoek dan maar een andere school’ helpt ook niet echt als alle scholen in de omgeving door hetzelfde bestuur of samenwerkingsverband op ongeveer dezelfde manier werken.
Is er wel een ander? Worden mijn kinderen daar wel toegelaten?
Maar goed: Ouders en leerlingen _zijn_ dan ook verplicht aangewezen op een school. Via de schoolplicht. Iets dergelijks bestaat voor leerkrachten niet.
Ik ben net als Els de Maaijer zeer benieuwd naar concrete voorbeelden van inmenging in de klas.
Hierarchie
Een ander nadeel van de hierarchische structuur van scholen is dat schoolleiding/schoolbestuur alle gelegenheid hebben helemaal niets of onvoldoende te doen tegen lichamelijk of verbaal geweld tov. docenten. Als er lichamelijk of verbaal geweld wordt gepleegd tov. iemand uit de schoolleiding of haar entourage zal er worden opgetreden, anders niet of onvoldoende. Zo werd een aantal jaren geleden op een school in Amsterdam een collega van mij door een leerling totaal in elkaar geslagen. Dit werd intern afgehandeld en onderhands geschikt.
Als je die filmpjes ziet op Geen stijl.nl van een leerling die zijn docent met geweld het lokaal uitwerkt, of die elkaar aftuigende meisjes op een school waar minutenlang geen surveillant te zien is, en waar nota bene de leerlingen die het incident hebben gefilmd worden geschorst terwijl ze alleen maar een schrijnende misstand op hun school filmen, begrijp je dat er van een totale verwording sprake is die door de gedoogcultuur die het onderwijs nog steeds stevig in haar greep heeft, zal voortduren.
Groepsdruk en assertiviteit
Ralph schrijft:”Ik mag natuurlijk vervolgens zelf kiezen of ik aan dat alles mee doe. Maar de trend is gezet: als je niet mee doet dan ben je eigenlijk ouderwets, cynisch en sta je niet open voor nieuwe dingen.”
Als ouder herken ik dit soort druk naadloos. Precies hetzelfde gaat op voor bijvoorbeeld de ouderbijdrage. Die is vrijwillig. Zelfs schoolboeken hoef je niet te betalen als je naar de wet kijkt en naar jurisprudentie daarover.
Toch is er niemand die hardop zal beweren dat het betalen van schoolboeken een vrijwillige handeling is waar je door te handelen mee instemt. Scholen sturen zelfs deurwaarders op de nek van leerlingen die niet betalen. Ze verliezen het pleit als de ouders tot aan de rechter hun werkelijke positie verdedigen.
Toch moedigen ouders elkaar bepaald niet aan om in aller belang nu eens op te houden met het meespelen van dit schimmige spel van intimidatie en groepsdruk.
Leerkrachten zitten om dezelfde redenen precies in hetzelfde schuitje, al wisselen de onderwerpen.
Schoolleiders, managers, samenwerkingsverbanden en projectgroepen hebben alle gelegenheid om, terwijl de leerkracht aan het echte werk is, allerlei nieuwigheid de school in te laten sluipen. Effe let je niet op en er is weer wat ingekocht dat veel grotere implicaties heeft dan je dacht, zeker als een van je collega’s bij wijze van promotie en salarisverhoging is vrijgemaakt van lesuren om het project te leiden. Terwijl jij voor de klas staat, gaat het sluipend slopen gewoon voort.
Er is wel een enorm verschil tussen ouders en leerkrachten. Ouders zijn burgers. Zij zijn voor hun bescherming tegen intimidatie en groepsdruk afhankelijk van de overheid.
Leerkrachten zijn professionals. Zij kunnen hun beroepsbescherming zelf ter hand nemen. De overheid hoeft daar niets voor te doen. Sterker nog: de overheid kan er niets tegen doen. Er is wettelijke ruimte om het als beroepsgroep zelf ter hand te nemen.
Daar wordt het tijd voor.
Reken er bovendien op dat de belangen van ouders, leerlingen en leerkrachten op dit punt dichter bij elkaar liggen dan de belangen van schoolorganisaties, remedieverkopers, financiers, poortwachters en politici.
Wie of wat ‘bindt’ leraren eigenlijk?
Beste PresleyBergen, u vraagt zich retorisch af of leraren wel iets anders kunnen dan ‘zich laten piepelen’ en ‘hun vak verwaarlozen’. Natuurlijk kan dat. Als leraar ben je wellicht aan bepaalde grenzen gebonden (aantal lesuren, rooster, klassengrootte, schoolregels) maar deze laten nog steeds een enorme ruimte over om goed of zelfs uitstekend les in te geven. De vraag die ik in het topic stelde, ‘hoe gebonden zijn leraren eigenlijk’ wil ik dus van harte beantwoorden met ‘heel weinig’. Tenzij uw school u allerlei verplichtingen oplegt, maar dan moet u eerst maar eens nagaan of er wel werkelijk sprake is van verplichtingen, en als deze ridicuul zijn, kunt u vast genoeg collega’s mobiliseren om daar een vuist tegen te maken.
Er lijkt me weinig mis met de figuur dat er op de school zelf, met het eigen onderwijzend personeel, discussie is over de te volgen werkwijze en over de handelingsvrijheid die ieder daarbinnen heeft. Ik zou die discussie niet graag willen overslaan en evenmin niet willen uitbesteden aan een instantie buiten de school (of aan de schoolleiding). U noemt de school ‘nog erger dan de overheid’. Ik herhaal maar even dat de overheid u bepaald weinig strobreden in de weg heeft gelegd, en legt, bij de uitoefening van uw beroep. Door voortdurend de zwarte piet bij de overheid te leggen (‘Den Haag’) kunnen leraren hun eigen aandeel in de wankele onderwijskwaliteit plezierig overslaan. Van die reflex wil ik graag af.
Natuurlijk generaliseerde ik in mijn stukje. Maar niet eens zoveel. Ik heb de VO-docent op het oog, daar ligt mijn belangstelling. Ik werk ook in het WO, maar daar is de bedrijfscultuur en de onderwijsorganisatie toch wel heel anders.
Als u privé-gegevens wilt vernemen, nodig ik u uit mij privé te e-mailen.
Hannes Minkema
Relatie school-docent
Hannes, jij praat over de relatie tussen docent en Den Haag. Veel docenten voelen niet de druk vanuit Den Haag, zij voelen de druk vanuit hun eigen schoolleiding. Zie de discussie in Buitenhof met Ton van Haperen die elders op deze site ook al is genoemd.
Het ligt aan de school in welke mate de schoolvrijheid die jij beschrijft ook docentvrijheid betekent. En jouw school opereert daarin blijkbaar anders dan die van Van Haperen, van Ralph Hanzen, en vele anderen. Blijkbaar opereert jouw school al volgens een van de uitgangspunten van deze vereniging: ‘Zeggenschap over de inrichting van het onderwijs binnen de instituten moet liggen bij leraren en docenten.’ Hulde!
Tja, van docenten hoorde ik
Tja, van docenten hoorde ik zelden tegenstand als onze minister weer eens haar slogan ten beste gaf dat ze ‘het onderwijs weer wil teruggeven aan de scholen en de leraren’. Het klinkt ook leuk, maar het is onzin. Want het primaat lag allang bij de scholen en bij de leraren. Het is een Vanderhoeviaanse veer in een kont die er allang uit stak, maar waarvan de drager vergeten was dat er zo iets aan de achterkant meewapperde.
Van der Hoeven heeft niks teruggegeven. In de wet op de Basisvorming noch in de wet op de Tweede Fase staat ook maar iets geregeld op het gebied van de onderwijsorganisatie of de didactiek. Alles wat scholen in dat verband hebben uitgehaald, is vrijwillig geweest. Wat niet wegneemt dat scholen hebben doen voorkomen dat het gebruik van studiewijzers of het inroosteren van een zelf-werken-uur tot de verplichtingen behoorde. Tegen domheid en slecht op de hoogte zijn is echter geen kruid gewassen.
Wel heeft onze minister nieuwe regelingen gemaakt voor de Tweede Fase, waarvan de organisatorische impact weinig onderdoet voor de versie van acht jaar geleden. Daarnaast heeft ze de examenprogramma’s ‘geglobaliseerd’ (vervaagd) en de scholen zoveel ‘vrijheid’ gegeven bij het inrichten van het eindexamen, dat er van vergelijkbaarheid van diploma’s geen sprake meer kan zijn. Zo kan de ene school voor mijn vak (Nederlands) het volgende schoolexamen afnemen:
– geintegreerde spreek/luister/schrijftoets (in groepjes): 10%
– literaire termen & begrippen (mondeling examen): 90%
en de andere school:
– groepsdiscussie: 20%
– vrij opstel: 20%
– literatuur (dossier): 20%
– grammaticaproefwerk: 20%
– spellingtoets: 20%
Kortom, scholen hebben nu ‘vrijheid teruggekregen’ om er een complete chaos van te maken onder het mom van ‘accenten leggen’. Zo groot is de vrijheid en de verantwoordelijkheid waarmee scholen nu zijn opgezadeld, en het *kan* niet anders dan dat de scholen hierover met hun docenten in de clinch moeten. Als individuele docent heb je dus meer invloed dan tevoren, want op je eigen school bereik je meer dan in Den Haag.
Best mogelijk dat mijn school de individuele docent meer ruimte liet dan die van Van Haperen en/of anderen. Toch heb ik mijn twijfels. Te lang en te vaak hebben docenten geroepen dat ze omkwamen in de Haagse oekazes. Allemaal bewezen bullshit. Ik ga nu niet zomaar meer af op wat collega’s nu weer als zwarte pieten te berde brengen. Eerst maar eens de andere kant horen. Daarbij heb ik helemaal niet zo’n onvoorwaardelijk vertrouwen in de deskundigheid van individuele docenten, dat ik hun de *exclusieve* zeggenschap wil geven. Dat beschouw ik namelijk als vrijbrief voor misbruik van die autonomie, en als ouder van een schoolgaand kind zou ik dat ongaarne willen bevorderen.
Moet dat ‘Zeggenschap’ in het genoemde uitgangspunt niet ‘exclusieve zeggenschap’ zijn? Het lijkt me nogal triviaal om te beweren dat een docent ‘zeggenschap’ moet hebben over z’n onderwijs. Dat is toch allang zo? Zelfs als de schoolleiding zich ermee wil bemoeien?
Hear, hear!
Zo is dat meneer Minkema. Er zit maar één ding op dames en heren uit het docentcorps: Maak van uw beroep een vak. Stel er eisen aan, maak de voorwaarden helder, volg die op en reken elkaar erop af. Maak een beroepscode zodat u met elkaar bepaalt wat goed onderwijs is en regel uw eigen arbitrage.
Dat betekent: minder vrijheid voor vrijblijvendheid en minder kansen voor handige schoolbesturen of productverkopers om een voet tussen de deur te krijgen.
“Is het studiehuis een schoolstrijd waard?”
Via de natuurkunde weblog van Tom Kooij vond ik een artikel van Piet de Rooy getiteld: “Is het studiehuis een schoolstrijd waard?”.
Het lijkt mij interessant m.b.t. de discussie in deze draad en de doelstellingen van BON in het algemeen.
Planeten Paultje
vrijheid?
“Ik ken geen leraar in de hele wereld met zo’n enorme vrijheid als de leraar in het Nederlandse voortgezet onderwijs”
In hoeveel landen van de ‘hele wereld’ ben je geweest? In Egypte bijvoorbeeld, kan een leerkracht zich ’s morgens inschrijven als zijnde aanwezig (een soort afkloksysteem)en daarna naar een tweede baan vertrekken. Over vrijheid gesproken….
Maar je zult het waarschijnlijk anders bedoelen dan dat je schreef ;-).
En de vrijheid die de leerkrachten in Nederland hebben? Veel leerkrachten maken er een zooitje van, zowel in het basisonderwijs als in het voortgezet onderwijs. Doorgeschoten in de vrijheid van het onderwijs geven kan ook resulteren in het draaien van je eigen toko met de deur op slot en maar hopen dat leerlingen inderdaad zichzelf ontwikkelen. De leerlingen die dat niet kunnen… tja, die kunnen ‘het’ gewoon niet … Regelmatig betrap ik mijzelf erop dat ik het jammer vindt dat we niet op dezelfde manier werken als in het bedrijfsleven: je functioneert niet en wilt/kunt ook niet functioneren? Dan lig je eruit. (En natuurlijk, in het bedrijfsleven wordt je, naar het schijnt :-), veel beter betaald dan in het onderwijs…. maar het gaat hier om het principe).
En inderdaad: jammer dat veel leerkrachten in het basis- en voortgezet onderwijs zoveel klagen. Op den duur wordt je dan ook niet meer serieus genomen..
Als het wel noodzakelijk is om aan de bel te trekken dan luisteren Den Haag en de maatschappij niet eens meer….
klagers?
Hoe kom je er bij dat leerkrachten zo veel klagen? Ik heb dat idee helemaal niet. Inderdaad worden ervaren leerkrachten door onderwijsvermieuwers vaak beschreven als grijze met krijt besmeurde lieden die lesgeven volgens de methode 1900. Maar ik hoor leerkrachten zelf in de media zelden klagen. Inderdaad: nu zijn er mensen als Ton van Haperen in de media actief, en in zekere zin deze groep. Maar ook Ton van Haperen laat niet na te zeggen hoe geweldig het beroep van leerkracht is.
Wel een gemakkelijke manier om een inhoudelijke discussie uit de weg te gaan, de mensen afspiegelen als zeuren.
de vrijheid van leraren
De vrijheid van leraren is wel degelijk beperkt:
1. je wilt dat je leerlingen het eindexamen halen
2. je hebt een beperkt aantal lessen om dat te bereiken.
Ik geef klassieke talen in de bovenbouw van een grote scholengemeenschap met een klein gymnasium. Op deze school is periodisering ingevoerd, d.w.z. dat de leerlingen in sommige periodes (van 6 weken) wel Latijn of Grieks hebben, in andere niet. Het totale aantal lesuren is daardoor dusdanig beperkt dat ik eigenlijk altijd tijd tekort kom.
Het is moeilijk om in beperkte tijd de leerlingen op een niveau te brengen dat hoog genoeg is om hun examen te halen. dat
Vanzelfsprekende beperkingen
Met sommige beperkingen is niks mis. Bijvoorbeeld met de twee die u noemt. Ik kan mij uitstekend vinden in de verplichting dat ik mij ervoor inzet dat mijn leerlingen het eindexamen halen. Als ik dan ook nog bedenk dat mijn vakcollega’s en ik zelf het examenprogramma bepalen (en de toetsen daarvoor, hetzij op school, hetzij via de CEVO), dan zie ik daar echt geen been in.
Ook lijkt het mij vanzelf te spreken dat het aantal lessen voor mijn vak eindig is. Dat wil niet zeggen dat ik niet meer lessen zou willen hebben, maar dat willen alle collega’s wel, dus ik begrijp dat een verdeling noodzakelijk is. Wel zal ik natuurlijk vechten voor het belang en behoud van mijn vak. Bij de uitkomst van die onderhandeling wil ik mij neerleggen.
Ik wil hier zeker niet bepleiten dat de vrijheid van leraren volstrekt onbegrensd dient te wezen. Integendeel. We maken deel uit van een complexe organisatie met soms gedeelde, soms strijdige belangen.
Bij u zijn op schoolniveau kennelijk twee zaken besloten: dat de school wil periodiseren, en dat uw vak met minder lesuren toekan. Dat laatste volgt niet uit het eerste, dus er zijn hier twee onderscheiden besluiten. Op welk niveau hadden die besluiten dan genomen moeten worden, volgens u (het besluit om te periodiseren en het besluit hoeveel lesuren een vak toekomt)? Volgens mij kan dat niet in Den Haag worden besloten, en ook niet aan elke individuele docent of sectie worden overgelaten. Dat die besluiten op schoolniveau worden genomen, lijkt me dan ook in de haak.
Hoe komt het dat u(w sectie) heeft toegelaten dat uw vak minder lesuren kreeg? Dat is toch niet op alle vergelijkbare scholen gebeurd?
gebonden leraren?
Dan heeft U in Uw school geluk gehad. Ik kan U op een schoolreisje meenemen narr geheel andere situaties waarin het dictaat heerst van schoolorganisaties, visitatiecommissies, accreditatiecommissies en collegas die nog Roomser zijn dan de Haagse Paap.
Schoolorganisatie, visitatie en accreditatie
Dit forum gaat over het voortgezet onderwijs. Visitatie en accreditatie zijn daar niet aan de orde, althans niet op hetzelfde niveau als in het HBO en WO. Blijft over de schoolorganisatie. Kunt u een paar voorbeelden noemen van besluiten die ten onrechte op het niveau van de schoolorganisatie genomen worden, terwijl die naar uw mening eigenlijk op sectieniveau of het niveau van de individuele docent genomen zouden moeten worden? We spreken nog steeds over het VO, uiteraard.
Als u een of meer voorbeelden heeft, hoe verhouden deze zich dan kwantitatief tot alle andere inhoudelijke besluiten die de docent – al of niet met de sectie – neemt op het gebied van leerstof, jaarplanning, didactiek, leermiddelen en toetsing?
Me dunkt dat het leraarschap nog steeds een bijzonder autonoom beroep is. Wat niet wil zeggen dat de besluiten doorgaans eenvoudig te nemen zijn, of goed genomen worden.