Benadruk ook kwaliteit lerarenopleidingen

Beste vereniging,

Hulde voor jullie initiatief en ik kan me volledig vinden in jullie uitgangspunten! Wat daarbij echter nog genoemd zou kunnen worden is dat ook bij de lerarenopleidingen de kwaliteit omhoog moet. Dus ook daar betere selectie aan de poort, meer nadruk op vakinhoudelijke kennis t.o.v. didactiek en pedagogiek, meer taalkundige en rekenkundige vaardigheden etc. etc.

Heel veel succes, ben benieuwd wat hier allemaal uit gaat voortkomen!

Rick
vader van Jesper (1 jaar)
beleidsmedewerker Onderwijs

6 Reacties

  1. Lerarenopleiding moet inhoudelijker
    Nicolaas Ulrich, Docent Nederlands RSG Het Rhedens, vestiging Rozendaal

    Dag Rick, vader van Jesper (1 jaar) en beleidsmedewerker,

    Je hebt groot gelijk, maar maak jezelf toch met naam en toenaam bekend!
    Over de lerarenopleidingen nog het volgende:
    Ik vrees zelfs dat veel van de ellende in het huidige onderwijs op de lerarenopleidingen begint. Het zijn doorgeefluiken van het onderwijsestablishment in Den Haag, dat verantwoordelijk is voor de afbraakpolitiek (vermomd als ‘vernieuwing’)van de afgelopen decennia. De lerarenopleidingen leveren mensen af met een dedain voor vakinhoudelijke kennis, een overwaardering voor allerlei vormen van pedagoochelarij en een onkritische, affirmatieve mentaliteit ten opzichte van het ‘beleid’. Velen geloven heilig in de uitkomsten van pseudowetenschappen als pedagogie en onderwijskunde.

    We moeten (weer) naar een situatie waarin de leraar geschiedenis primair historicus is, de docent Duits primair germanist, de docent Nederlands primair neerlandicus en de docent aardrijkskunde primair geograaf. Aardig zijn voor kinderen en foefjes om ze iets bij te brengen leer je als docent wel onderweg.

    De leraar/ docent moet ook weggehaald worden uit de periferie van de organisatorische en bureaucratische ditjes en datjes, waar nu bijvoorbeld 80% van de vergadertijd – en naar ik vrees ook van het budget – aan opgaat. Terug naar de klas en handen aan het krijt!

    Ben ik tegen vernieuwing? Nee! Maar vernieuwing moet inhoudelijk zijn en niet voornamelijk de vorm betreffen. Dat laatste is nu helaas nog te vaak het geval.

    Overigens moeten wij als leden van deze vereniging en deelnemers aan dit discussieforum oppassen dat voorstanders van en belanghebbenden bij de vigerende onderwijspolitiek ons niet in de hoek zetten van de conservatieven die tegen elke verandering zijn. Die truc is in het verleden maar al te vaak toegepast, waardoor kritiek op de inhoud van veranderingen bij voorbaat werd gesmoord.

    Tenslotte: maak deze vereniging en dit discussieforum bekend op universiteiten en lerarenopleiding. Zegt het voort! Want daar zit de nieuwe generatie docenten.

    Niek Ulrich
    vader van Adam, Julia, Astrid en Kaspar (resp. 1, 12, 27 en 30 jaar)
    docent Nederlands en copywriter

    • terzijde: anonimiteit
      Ik kan me Rick’s wens tot anoniem reageren erg goed voorstellen. Diep treurig dat mensen dat als nodig ervaren, maar erg naief om te veronderstellen dat anonimiteit niet (brood)nodig kan zijn.

      • Anoniem of pseudoniem?
        Mij maakt het niet uit of iemand anoniem of onder pseudoniem schrijft. Het gaat om de argumenten. Als de bijdragen serieus en interessant zijn, mag iemand van mij elke denkbare identiteit aannemen, om elke denkbare reden.
        Helaas is het in deze niet-ideale wereld zo dat mensen elkaar bepaalde opvattingen kwalijk nemen of elkaar ridiculiseren. Om die reden kan het nuttig zijn niet overal op Internet je (echte) naam onder te zetten.
        Die praktijk heeft nadelen en voordelen. Mensen durven soms eerlijker en rechtstreekser voor hun mening uit te komen, maar soms durven mensen ook onfatsoenlijker te zijn achter een pseudoniem. Ik heb niet de indruk dat dit laatste mogelijke nadeel op deze website zwaar weegt.

        Hannes Minkema

    • Welke lerarenopleidingen?
      Over welke lerarenopleidingen heb je het, Niek? De vierjarige tweedegraads opleiding bovenop het HAVO? Of de eenjarige eerstegraads opleiding bovenop de vakinhoudelijke mastersopleiding bovenop de vakinhoudelijke bacheloropleiding bovenop het VWO?

      Nogal een verschil, als het gaat om de argumenten die je gebruikt.

      De vakdeskundigheid van de eerstegrader is niet slecht, vergeleken met de vakdeskundigheid van de tweedegrader. Dat onderscheid heb ik gisteren in een bericht in de draad ‘Functiewaardering’ getracht te kwantificeren. Als je conservatief schat dat het VWO (resp. het WO) zo’n 30% moeilijker is dan het HAVO (resp. het HBO) dan is de vakinhoudelijke opleiding van de eerstegrader maar liefst twee keer zo groot als die van de tweedegrader.

      Er zijn voor elke beginnend docent aanvangsmoeilijkheden op vakinhoudelijk gebied: de inhoud van het schoolvak spoort nu eenmaal niet per se met de vakinhoudelijke HBO- of WO-opleiding. Voor Nederlands, jouw en mijn vak, hebben beginners geregeld bijscholing nodig op het gebied van zinsontleding of spelling. En ze moeten nog veel literaire boeken lezen. Tegelijk brengen verse eerstegraders nieuwe academische kennis mee, wat goed is voor de ontwikkeling van het vak. Ik denk dat je klacht in het algemeen niet terecht is als het gaat om de eerstegraads opleidingen. Deze post-academische beroepsopleiding is maar een fractie van de opleidingsduur van een historicus, neerlandicus, wiskundige etc. en bestaat grotendeels uit leren-in-de-praktijk. Maar dan wel navolgbaar en beoordeelbaar. Lijkt me niks mis mee.

      Het beeld dat je schetst, als zouden lerarenopleidingen bol staan van de ideologie en zich doorgeefluiken van Haags onderwijsestablishment zijn, herken ik totaal niet in het kader van de universitaire eerstegraads opleidingen. Van de tweedegraads heb ik weinig verstand, maar de studenten die ik tegenkom zijn bepaald niet ideologisch ‘aangeraakt’. Ik denk dan ook dat je kijk op lerarenopleidingen nogal karikaturaal is. Wat is jouw praktische ervaring met het onderwijs op lerarenopleidingen, en hoe recent is die?

      Je pleit voor ’terug naar de klas en handen aan het krijt’. Een full-time lerarenbaan in het VO bestaat momenteel uit 26 wekelijkse lesuren, te geven in ongeveer 36 lesweken. Komt samen uit op 780 klokuren lesgeven, terwijl de jaartaak 1680 uur bedraagt. We geven dus minder dan de helft van de tijd les. Jouw voorstel komt er op neer dat we meer dan 26 wekelijkse lesuren gaan geven, of 26 lesuren in meer dan 36 weken. Ik durf er niet op te vertrouwen dat dit is wat je wilt. We zouden nog buitensporiger uit de pas gaan lopen met de rest van de Europese Unie, waar de wekelijkse lestaak van docenten in vergelijkbare landen zo’n 21 lesuren bedraagt.

      Hannes Minkema
      vader van Annabel, Nadia en Miriam (resp. 4, 0 en 0 jaar)
      docent Nederlands, lerarenopleider en schoolboekschrijver

      • Welke lerarenopleidingen? + Lestaak docent
        Nicolaas Ulrich, Docent Nederlands RSG Het Rhedens, vestiging Rozendaal

        Dag Hannes Minkema,

        Ik zal mijn reactie redelijk kort houden:
        1. Mijn opmerkingen betreffen (inderdaad) de tweedegraads opleiding en zijn onder meer gebaseerd op vrij recente contacten met pas afgestudeerden en stagières. Bovendien volgt een van mijn dochters de deeltijdopleiding Engels. Ook via haar vang ik op dat er een te geringe nadruk ligt op vakinhoud ten faveure van didactiek etc. Daarnaast volgt mijn levensgezellin de deeltijdopleiding Nederlands. Zij deelt mijn kritiek.
        2. Met ‘handen aan het krijt'(hopelijk niet te letterlijk opgevat)bedoel ik niet dat de lesgeeftaak an sich zwaarder moet worden. In de voorbereidende sfeer moet de leraar daar wel meer tijd voor krijgen. Hij moet meer in de gelegenheid zijn om vakliteratuur te lezen. Nu gaat teveel energie buiten de lessen om verloren met vergaderen, vergaderen, begeleiden, begeleiden, administratie en nog eens administratie. Kortom: ik heb genoeg van het urenlange gezemel over PTA’s, wegingsfactoren, ‘geborgde’ toetsen etc. en het getob over de zoveelste van bovenaf opgelegde ‘vernieuwing’. Tijd om nieuwe romans, schrijversbiografieën of boeken over taalkunde te lezen heb ik als neerlandicus nauwelijks meer. Ook vind ik dat er verhoudingsgewijs weer meer frontaal lesgegeven moet worden. Al dat begeleiden en voor kantoorklerk spelen gaat me vervelen.
        3. Mijn weergave van een en ander is inderdaad enigszins karikaturaal. Voor de goede zaak moet je soms overdrijven.

        Niek Ulrich

        • Ja, maar…
          O.k. Niek, dank voor je snelle reactie. Ik geloof direct dat de vakopleiding van tweedegraders te wensen overlaat. Wellicht fors te wensen overlaat. Naar schatting is betreft slechts 40% van de vierjarige opleiding de vakinhoud (zo’n anderhalf jaar dus). Die smalle kennisbasis moet het fundament leggen voor een beroepsleven lang het tweedegraads leraarschap uitoefenen, bijvoorbeeld in de onderbouw van Vwo en gymnasium.
          Daar komt dan nog de volstrekt idiote wet van Van der Hoeven bij, die het mogelijk maakt dat tweedegraders elkaars vakken mogen geven, ook al zijn ze er niet bevoegd voor. ‘Als de schoolleiding het maar goed vindt’. Dat is dus de dood in de pot voor het vakonderwijs, want elke overtollige gymnastiek- of maatschappijleraar voelt zich wel bekwaam om een beetje Nederlands te geven. Hoe is het toch in godsnaam mogelijk dat de tweedegraads bevoegdheid plotseling niet meer vakafhankelijk is? Waarom is hier geen massaal protest op gekomen? Allemaal bezweringen van het verwachte lerarentekort in het VO?
          Kortom, ik ondersteun je pleidooi voor een sterker vakgerichte (tweedegraads) lerarenopleiding, maar tegelijk hebben we dan de politieke wind fors tegen. Wat gebrekkige vakuitoefening kan opleveren, lazen we (eer)gisteren weer in de krant: het leesonderwijs op VMBO levert teveel uitvallers en ‘functioneel analfabeten’ op. Terwijl uitgerekend op het vlak van de leesdidactiek er enorm veel (ook internationaal) didactisch onderzoek is gedaan en we heel aardig weten wat wel en niet werkt. Ook bij zwakke lezers.
          Ik ben blij te lezen dat je niet de lestaak van leraren nog verder wilt opvoeren. Het verschilt per school hoe de jaartaak wordt gespecificeerd, maar met het voor- en nawerk van zo’n 930 jaarlijkse lessen loopt de taak aardig vol. In feite pleegt alles wat we meer doen dan lessen draaien (vergaderen, contacten in de begeleidende sfeer met leerlingen en ouders, ontwikkeltaken, niet-lesactiviteiten begeleiden) een aanslag op de beschikbare tijd voor voor- en nawerk. Zelfs als je slechts 1 op 0,5 rekent (25 minuten voor- EN nawerk bij elke les van 50 minuten) en daarnaast per leerling 1,5 uur individuele begeleiding en toetsing per jaar (waaronder gesprekken, mondelinge toetsen en presentaties, nakijken van omvangrijker werk zoals dossiers) zit met 8 klassen van 25 leerlingen je jaartaak al voor 1410 uur vol. En dan begint het vergadercircus pas.
          Nu ben ik een voorstander van overleggen en afspraken maken – maar het mag geen tijd kosten. En dat kost het altijd, en altijd teveel. Toch is het van belang met je collega’s te overleggen over toetsen, lesmateriaal, planning etc. En dan heb ik het nog niet over omvangrijker klussen als herziening van het lesprogramma, keuze van andere leermiddelen. Nascholing komt er ook nog bovenop, en ook mag worden verwacht dat we ons vak bijhouden. Het zal duidelijk zijn dat dit absoluut niet in de jaartaak past.
          De conclusie die ik trek is dan niet dat we het vergaderen er maar aan moeten geven. O.k., die oplossing is het haalbaarst. Maar liever zie ik dat onze lestaak wordt genormaliseerd, in de zin van teruggebracht tot een in Europa gangbaar niveau. ’20 x 20′, zoals enkele jaren terug een slogan luidde (20 wekelijkse lesuren aan klassen van 20 leerlingen) lijkt volstrekt onrealistisch. Maar ergens tussen ’26 x 30′ (zoals nu het geval) en het onrealistische ideaal moet toch uit te komen zijn. Zie het recentste (jaarlijkse) OESO-rapport voor hoe het ook anders kan.

Reacties zijn gesloten.