Voorwoord: Taalrenaissance in het hoger onderwijs

Ad Verbrugge

Ad Verbrugge

Nu het einde van het jaar in zicht is en we als vereniging de balans over 2015 kunnen opmaken, is er reden tot enig optimisme over de ontwikkelingen in onderwijsland. Onze stem wordt gehoord en vindt de nodige weerklank. Gelijksoortige geluiden klinken steeds vaker. Hoewel er ook dit jaar weer de nodige twijfelachtige ideeën over ons onderwijs werden gelanceerd (zoals het voorlopige advies van het Platform Onderwijs2032 onder leiding van Paul Schnabel), werden deze niet alleen door BON zeer kritisch ontvangen, maar kwam er van veel kanten scherpe en zinnige kritiek. In deze Vakwerk treft u een artikel van de hand van bestuurslid Karin den Heijer over het rapport. Karin is ook het boegbeeld geworden van de kritiek op de rekentoets – die inmiddels breed wordt gedeeld.

Datzelfde geldt voor onze kritische beschouwingen over het hoger onderwijs en de universiteit. Verscheidene thema’s die vorig jaar door BON aan de orde zijn gesteld in de bundel Waartoe is de universiteit op aarde? en tijdens de Nacht van de Universiteit in Amsterdam hebben veel aandacht gekregen. De bezetting van het Maagdenhuis en het georganiseerde protest van studenten en docenten hebben een fundamentele discussie op gang gebracht rond de toekomst van ons hoger onderwijs. Inmiddels wordt ook in beleidskringen erkend dat de overheid zelf verantwoordelijk is voor vele perverse prikkels binnen het hoger onderwijs die de kwaliteit van onderwijs en onderzoek ondermijnen.

Ook andere sectoren zijn in beweging. Het dreigende faillissement van ROC Leiden lijkt het einde aan te kondigen van het lumpsum-bekostigingsmodel dat in de jaren negentig door de overheid is doorgevoerd. Ook hier gaat het om een thema dat Beter Onderwijs Nederland al sinds haar oprichting kritisch onder de aandacht brengt. Naar aanleiding van de ontwikkelingen bij ROC Leiden heeft er een rondetafelbijeenkomst plaatsgevonden met de vaste Kamercommissie onderwijs. Daarin stond de governance van het grootschalig georganiseerde mbo centraal en in het bijzonder de bekostiging van de gebouwen vanuit de lumpsum. Als voorzitter van BON was ik een van de vier genodigden die werden gekend over deze problematiek. Tot mijn verbazing en vreugde was ook de commissie ervan overtuigd dat het vigerende systeem op de schop moet.

De langjarige inspanningen van BON rond dit thema beginnen hun vruchten af te werpen; ik roem hier in het bijzonder Hans Duijvestijn voor het vele goede werk dat hij in het kader van de onderwijsbekostiging verricht! Minister Bussemaker heeft inmiddels het plan opgevat om de grootschalige mbo’s op te splitsen tot scholen van maximaal 5000 leerlingen; iets waar BON al jarenlang voor pleit! Hoewel er nog veel bezwaren kleven aan haar voorstel – op onze site scherp verwoord door Gerard Verhoef –, is het een eerste stap in de goede richting. Ze doet er verstandig aan om het artikel van Herman Blom in deze Vakwerk te lezen, waarin een vergelijking wordt gemaakt tussen het Duitse en Nederlandse beroepsonderwijs.

Het Taalmanifest dat BON in juni van dit jaar samen met het Taalcollectief heeft opgesteld, heeft geleid tot de uitnodiging voor een hoorzitting bij de vaste Kamercommissie onderwijs op 10 december. De ondertekenaars van het manifest zijn niet per definitie tegen het gebruik van Engels in het hoger onderwijs, maar vinden wel dat de haast totalitaire manier waarop nu globish wordt doorgevoerd in allerlei studierichtingen – ook waar dat evident geen enkele zin heeft en ten koste gaat van de vorming van studenten – een halt moet worden toegeroepen. In plaats van de weg in te slaan van een verdere taalverschraling en linguïstische uniformering van het onderwijs, pleiten we voor een taalrenaissance in het hoger onderwijs waarin zowel de eigen taal als andere vreemde talen dan alleen het Engels gecultiveerd worden. Samen met verschillende ondertekenaars van het manifest als Gabriël van den Brink en Emilie van Opstall ben ik uitgenodigd om in gesprek te gaan met de commissie en verschillende punten nader toe te lichten.

Ik mag hopen dat de commissie ook hier zal inzien hoezeer de invoering van het Engels samenhangt met de bekostigingssystematiek, de verengelste onderzoekscultuur en de economisering van het onderwijs. Soms wordt de overschakeling tot Engels – of beter globish – gedreven door inhoudelijke motieven, vaak echter gaat het erom meer buitenlandse studenten binnen te halen en hoger op de ranglijstjes terecht te komen. Of de Nederlandse maatschappij en de student gebaat zijn bij een dergelijke verengelsing wordt niet eens meer gevraagd. En wat een ironie: omdat de onderwijsgelden in het hoger onderwijs worden verdeeld op basis van marktaandeel levert deze extra instroom van buitenlandse studenten netto niets op. Veel universiteiten en hoge scholen zijn in hun onderlinge wedijver, dikdoenerij en groeiverslaving bezig met een race naar de bodem. Onder het mom van globalisering en internationalisering van de wetenschap stelt men zich niet eens meer de vraag waarom het toch echt ook belangrijk is dat studenten goed leren spreken en schrijven in hun eigen taal. Maar genoeg daarover, in deze Vakwerk kunt u ook nog het Taalmanifest lezen en een artikel van mijn hand uit NRC Handelsblad dat gaat over deze ontwikkeling (en dat tot mijn genoegen ook in België, Duitsland en Frankrijk is verschenen of aandacht heeft gekregen!).

Dit jaar is ook de wet op het lerarenregister tot stand gekomen waarover de laatste maanden een stevige discussie heeft gewoed. BON heeft in het kader van de Onderwijscoöperatie intensief meegewerkt aan de totstandkoming van deze wet. Mede omdat de wetstekst vooralsnog geheim is en de precieze strekking ervan niet door iedereen wordt begrepen, is in de discussie daarover de nodige verwarring ontstaan. Dat betreur ik en reken ik ook mezelf wel enigszins aan: we hadden onze bedoeling met deze wet wat beter over het voetlicht moeten brengen. “Sander Dekker heeft het eindelijk begrepen,” was mijn reactie toen hij uiteindelijk akkoord ging met de wetstekst (waarover het jaar daarvoor nog grote, ja haast onoverkomelijke tegenstellingen waren ontstaan). Onze inzet is daarbij altijd geweest dat deze wet juist bescherming dient te bieden aan de professionele ruimte van de leraar en de betekenis van diens vakkennis en bevoegdheid. Daar hoort dan vanzelfsprekend bij dat hij nu ook zelf de baas wordt over zijn eigen bekwaamheidsonderhoud.

Dat betekent in concreto dat bijvoorbeeld ook de invulling van de nascholing niet langer meer kan worden opgelegd door schoolbesturen en dat de nu ook de nieuwe bekwaamheidseisen – waarvoor BON zo hard heeft gestreden – richtinggevend worden bij de inrichting van die nascholing. Niet langer mag het bij nascholing gaan om allerlei ‘competenties’ en vage onderwijsdoelen. In plaats van onzinnige studiemiddagen bij te moeten wonen en een bepaalde onderwijsideologie door de strot geduwd te krijgen door mensen die nog nooit voor de klas hebben gestaan, kan de leraar samen met zijn vakgenoten zijn eigen nascholing invullen op basis van de indeling vakinhoud, vakdidactiek en pedagogiek. Dat geeft veel extra mogelijkheden: van het zelfstandig bestuderen van vakliteratuur tot het volgen van bepaalde modules op universiteiten of het bijwonen van congressen. Het mag duidelijk zijn waarom de raden – en vooral de MBO Raad – niet blij waren met deze nieuwe wet.

Samen met de bescherming van de bevoegdheid en de professionele keten waarvan deze wet deel uitmaakt lijkt dit ons een enorme vooruitgang in de professionele positie die de leraar die daarbij inneemt. Momenteel wordt er een website gebouwd – naar analogie van de registers bij medici – die de leraar in staat stelt om ook zelf de kwaliteit van de aangeboden nascholing te beoordelen. Bij een negatief eindoordeel van leraren zal dit direct zijn weerslag zal hebben op de validering daarvan. BON zal de komende tijd binnen de Onderwijscoöperatie de ontwikkelingen rond het register nauwlettend in de gaten houden, waarbij onze bijzondere aandacht uitgaat naar de vormgeving en inrichting van de website. Alles valt of staat immers bij de goede uitvoering van de wet en plannen die daarop betrekking hebben. Alleen wanneer wij daarin vertrouwen hebben, zullen wij definitief met de wet instemmen. Cécile Heesterman, Huub Philippens en Bettina Ketels hebben in dit verband overigens al veel goed werk verricht, waarvoor ik hen hier van harte wil danken! Daar moet ik het hier even bij laten. Voor verdere informatie verwijs ik u naar onze site (die overigens binnenkort vernieuwd zal worden).

Zoals gebruikelijk staan er weer tal van lezenswaardige artikelen in deze Vakwerk die ook dit keer weer mooi is samengesteld door Felix Huygen. Ik kan ze u van harte aanbevelen!

Tot slot wijs ik erop dat Beter Onderwijs Nederland in het voorjaar van 2016 tien jaar zal bestaan. Daarom zullen we op zaterdag 16 april 2016 bij onze oude en nog vitale vriend IVA te Driebergen een groot lustrumsymposium houden waarover u binnenkort nadere informatie ontvangt. Daar zal ook een lustrumboek gepresenteerd worden dat dit voorjaar uitkomt bij uitgeverij Boom en de titel draagt: De digitalisering van het onderwijs – zin en onzin.

We hebben dit jaar vele honderden nieuwe leden mogen inschrijven, en daar zijn we natuurlijk heel blij mee! Maar hoe meer leden we hebben, hoe beter we de zaak van het onderwijs kunnen dienen. Mocht u dus nog op zoek zijn naar een gepast kerstcadeau voor dat ene familielid of die goede vriendin die in het onderwijs werkzaam is of het een warm hart toedraagt: een lidmaatschap van BON is een cadeau dat rendeert. De vereniging gaat met frisse moed en veel nieuwe plannen de volgende tien jaar tegemoet om te strijden voor goed onderwijs.

Rest mij u goede feestdagen en een gelukkig nieuwjaar te wensen. En ik hoop u natuurlijk te zien bij ons lustrumsymposium, waarvoor wij reeds sprekers van naam hebben uitgenodigd!

Met vriendelijke groet,

Ad Verbrugge
voorzitter Beter Onderwijs Nederland

Laat een reactie achter

Uw e-mailadres zal niet worden gepubliceerd.


*