Van lumpsumbekostiging naar nominale bekostiging

door J.C. Brandenburg

Toen Ron Bormans, de voorzitter van het College van Bestuur van de Hogeschool Rotterdam, tijdens de bijeenkomst van BON van 21 april jl. het vigerende lumpsum-systeem in het onderwijs (verder: de lumpsum) zelfs begon aan te prijzen, werd het mij te gortig en riep ik hem toe dat dat systeem de deur uit moest. Dat roepen was nodig omdat er geen microfoon bij de hand was. Er ontspon zich een korte discussie waarbij ik desgevraagd, zo luid mogelijk, naar voren bracht dat de lumpsum vervangen moet worden door een systeem van nominale bekostiging. In dat systeem vindt de bekostiging per docent plaats. Dit op basis van een vooraf vaststaande formatie van het personeel van de school en waarbij de salariëring en de andere arbeidsvoorwaarden in overleg met vakbonden en besturenorganisaties op landelijk niveau worden vastgesteld, zodat overal dezelfde norm wordt gehanteerd. Ron Bormans beschikte wél over een microfoon en bovendien had hij het podium. Niettemin hield hij het zo kort mogelijk. Overigens was het op dat moment ook niet de tijd voor een doordacht en afgewogen discussie. Maar toch.

Graag wil ik hier iets toevoegen aan wat ik op de 21ste ter vergadering heb gezegd. Eerst iets over de verwoestende werking van de lumpsum. Met de invoering daarvan heeft de rijksoverheid de centrale regie over de bekostiging losgelaten. Dat heeft op decentraal niveau tot het volgende geleid, ik noem slechts een paar punten:
– een veelheid aan extra administratie waar de scholen niet om hebben gevraagd, en
die een te zware belasting voor de scholen met zich meebrengt;
– ontkoppeling van de op centraal niveau vastgelegde personeelsformatie en
onderwijsfuncties met als gevolg o.m. dat decentraal allerlei managementfuncties
zijn ingevoerd waarvan het de vraag is of die allemaal nodig zijn en waarvan de
kosten drukken op de begroting waardoor (veel) minder docenten worden benoemd;
– decentralisering van het arbeidsvoorwaardelijk overleg met de vakbonden; heel recent verzuchtte minister Arie Slob nog dat hij een salarisverhoging voor docenten waarvoor zo’n 270 miljoen is uitgetrokken niet kan garanderen, omdat hij niet aan de onderhandelingstafel zit. Dat die onmacht een direct gevolg is van de lumpsum noemde hij er niet bij, misschien dacht hij er niet eens aan;
– het oppotten van geld, landelijk gezien naar verluidt minstens een miljard euro, misschien wel miljarden; allemaal niet ingezet geld, terwijl dat wel de bedoeling is;
– het opzetten van (te) grote en soms megalomane projecten, zie bijvoorbeeld het ROC Leiden waar OCW en dus de belastingbetaler voor 40 miljoen moest bijspijkeren om daar een faillissement te voorkomen;
– de verdeling van 750 miljoen euro die recent ter beschikking is gekomen ter bestrijding van onderwijsachterstanden; als een door OCW beoogde nieuw in te voeren verdelingssleutel doorgaat, betekent dit dat in een aantal gevallen zittende docenten moeten worden ontslagen; een veel duidelijker signaal dat de lumpsum is vastgelopen, kun je bijna niet krijgen. 

Bij ieder onderwerp waarbij de bekostiging betrokken is – en dat zijn heel veel onderwerpen, misschien wel de meeste – blijkt de lumpsum een obstakel. Obstakels ruim je normaal gesproken op. Dat moet ook met de lumpsum gebeuren. Het komt pas weer goed met het onderwijs wanneer dat systeem wordt afgeschaft. Het is niet juist om scholen te belasten met taken waarvoor zij niet zijn ingericht. Scholen moeten niet worden behandeld als waren zij een bedrijf, zoals nu gebeurt; scholen moeten onderwijs geven. Daaraan alleen al hebben zij hun handen vol. Dit betekent dat er weer een centrale regie moet komen op de volgende punten:
a. vaststelling van een strikt regionaal bereik van alle scholen (plan van scholen); de universiteiten houden hun bereik over het hele land;
b. Invoering in alle sectoren van het onderwijs van een bekostigingssysteem op basis van nominale bekostiging. Nominale bekostiging houdt in:
– vaststelling op centraal niveau van de formatiesleutels, de functies en de arbeidsvoorwaarden ten behoeve van het onderwijspersoneel, dit in centraal overleg tussen OCW en de personeels- en besturenorganisaties;
– financiële verantwoording door de scholen bij OCW;

Die centrale regie is nodig om te garanderen door alle scholen dezelfde maatstaven worden gehanteerd. Concurrentieverhoudingen zoals nu gecreëerd zijn uit den boze en doen het onderwijs bepaald geen goed. Overstappen naar nominale bekostiging is een grote operatie, maar dat was ook bij de invoering van de lumpsum zo. Voor zoiets moet je de tijd nemen. Maar om te beginnen moet overal het besef doordringen dat het met de lumpsum zo niet langer kan.
En naar Ron Bormans: als we terugkeren naar een systeem van nominale bekostiging, en dat hoeft zeker niet hetzelfde te zijn als dat uit de vorige eeuw, komt zijn functie op de tocht, wat hem waarschijnlijk niet zal deren, omdat hij dan al met pensioen is. Maar het is dan niet meer mogelijk om een salaris te regelen buiten de cao om dat zo ongeveer gelijk is aan dat van de minister. Ik vind Ron Bormans een aardige man, ik ken hem nog van vroeger. Maar dat hij voor de hoogte van zijn salaris gebruik heeft gemaakt van de mazen van het lumpsum-net, is toch niet zoals het hoort.
En, tenslotte, naar Arie Slob: bij terugkeer naar nominale bekostiging hoeft hij niet meer doelloos aan de zijlijn te staan. Dan kan hij die 270 miljoen precies daar krijgen waar hij dat wil, namelijk bij het verhogen van de salarissen van docenten.

Laat een reactie achter

Uw e-mailadres zal niet worden gepubliceerd.


*