Hou op over ‘ondernemerschap’ en laat ze een vak leren!

door Herman Blom

Het is een en al ondernemerschap wat de klok slaat – met name in het onderwijs: initiatieven voor start-ups, modules en minoren ondernemerschap in het middelbaar en hoger beroepsonderwijs en aan de universiteiten, incubators, zogenaamde commerciële accelerators als Startupbootcamp en Rockstart, enzovoort. Het thema ‘ondernemerschap’ is niet voorbehouden aan beroepsonderwijs en universiteiten; zelfs basis- en voortgezet onderwijs besteden er inmiddels aandacht aan. Enkele decennia geleden was ondernemerschap voor veel jongeren geen optie. Na hun opleiding lonkte een carrière in loondienst, het liefst bij een wat groter bedrijf. ‘Voor jezelf beginnen’ was iets voor durfals die hun ogen sloten voor de risico’s. Thans geld je als twintiger met een vaste baan al als vastgelopen. Start-ups lijken nu te worden gepamperd. Ze doen het goed bij bestuurders. Maar is dit meer dan klatergoud? Hoe moeten we die aandacht voor ondernemerschap duiden en wordt hiermee een bijdrage geleverd aan de kwaliteit van ons onderwijs?

Nadruk op 21st century skills

De aandacht voor ondernemerschap of – wat chiquer uitgedrukt – entrepreneurship past in de aandacht voor 21st century skills. Het heeft met name het middelbaar beroepsonderwijs nog verder in een al langer bestaande spagaat gebracht, namelijk die tussen een breed georiënteerde en een vakgerichte opleiding. Dat is vervelend, want juist voor het mbo valt de mismatch tussen opleiding en arbeidsmarkt op. En laat die nu met verkeerde keuzes van onderwijsinstellingen en van jongeren samenhangen! Bijna 42,5% van de beroepsbevolking is middelbaar opgeleid. Die vinden lang niet allemaal de weg naar werk. Een van de oorzaken van dit gebrek aan effectiviteit van jongeren op hun route naar de arbeidsmarkt ligt in hun opleiding en wel in het gebrek aan focus op een vak. De aandacht voor ondernemerschap draagt bij aan dit gebrek aan focus. De andere reden voor de mismatch is overigens de mogelijkheid van jongeren om te kiezen voor opleidingen zonder veel perspectief, die tot ontsteltenis van de onderwijsbestuurders wel ‘pretopleidingen’ genoemd worden.

Er is vanuit de roc’s momenteel veel aandacht voor vakgericht opleiden. We zien allerlei hippe samenwerkingsconstructies met bedrijven langskomen. Dan gaat het met name over centra voor innovatief vakmanschap (civ’s). Maar schijn bedriegt. Het aantal op klassieke leest geschoeide vakscholen wil niet echt groeien. Het bereik van die civ’s onder de scholieren blijft ook beperkt. Vormen die civ’s meer dan een schaamlap? Een recente publicatie van het SCP onthulde dat juist mbo-leraren aan de oriëntatie op vakmanschap in hun opleidingen twijfelen. Jammer ook dat er in elke arbeidsmarktregio minstens vijftig opleidingen zijn met de kwalificatie ‘geringe of matige arbeidsmarktkans’ voor de jaren 2018-2021. Bovendien valt helaas niet te verbloemen dat juist het bbl-onderwijs, de duale leerweg in het mbo, in een gestaag proces terrein verliest. Het is een gekke ontwikkeling, want allerwegen wordt erkend dat vakgericht opleiden in een leer-werksituatie motiverend werkt voor alle betrokkenen en bovendien de betere baankansen oplevert. Het zou bijvoorbeeld ook een probaat middel tegen schoolverlaten zijn. Toch verliest de bbl verder terrein. Dat is met name sinds crisisjaar 2008 zo. Vanaf 2014 lijkt de daling van de instroom overigens te stabiliseren, maar ook niet meer dan dat. De instroom blijft dus op een lager niveau dan voorheen steken.

Het Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt (ROA) constateerde onlangs dat de in 2012 ingevoerde competentiegerichte kwalificaties met hun nadruk op algemene vaardigheden een negatieve invloed hebben op de baankansen van jongeren. Zij die traditioneel onderwijs kregen, krijgen eerder werk. Ook de SER bemoeit zich nu met dit onderwerp. Eind 2017 kwam de SER met haar tweede advies van 2017 over ‘Toekomstgericht beroepsonderwijs’. Ook daarin is veel aandacht voor het verbeteren van het praktijkgerichte karakter van de opleidingen. Maar de SER-interventie maakt het er niet veel beter op. Met zijn aanbevelingen beging de raad platgetreden paden: praktijkgerichte leervormen stimuleren en de bestaande samenwerking tussen onderwijsinstellingen en bedrijfsleven verbeteren. Bij een verminderde betekenis van bbl-trajecten en het nog steeds teruglopende aantal bedrijven dat leer-werktrajecten aanbiedt, blijven dergelijke pleidooien in de lucht hangen.

Haarlemmerolie

Is pessimisme dan gerechtvaardigd, bij al die rapporten die in de juiste richting wijzen? Het probleem zit bij de roc’s en hun MBO Raad. Sinds het onderwijs in de jaren negentig op afstand van het ministerie werd gezet, zit daar de macht. De communis opinio onder mbo-bestuurders is dat het gebrek aan vakoriëntatie niet ernstig is. Mbo-bestuurders zien geen probleem. We hebben immers de 21st century skills. 21st century skills zijn de Haarlemmerolie van de bestuurders: ze maken alles mogelijk. De komende beroepsbeoefenaren zullen zo gemakkelijk kunnen switchen naar een gevraagd vak en zo de snelle veranderingen op de arbeidsmarkt bijhouden. “Scholen leiden niet op voor de vacature van vandaag, maar voor het werk van morgen,” aldus de bestuurders van drie Friese mbo-instellingen in de zomer van 2017 in de Leeuwarder Courant. Jongeren zouden zich bovendien vrij moeten ontplooien in een richting waarin ze zich prettig en uitgedaagd voelen, meenden ze ook. Wat meespeelt is dat het goedkoper is om die 21st century skills in het curriculum op te nemen; bovendien kun je daar zo ongeveer iedere docent op zetten. Het probleem van een gebrek aan vakdocenten is dan fraai omzeild. De aandacht voor ondernemerschap past in deze focus op 21st century skills en dingen die leuk zijn.

Wat heeft het opgeleverd?

Waar heeft al die belangstelling voor ondernemerschap toe geleid? Die gegevens moet je met een lampje zoeken; evaluaties van alle prachtige projecten zijn niet te vinden. Dat gegeven wijst er al op dat hier sprake kan zijn van een hype. Laten we even kijken naar de weinige feiten die beschikbaar zijn. Het blijkt niet alles goud te zijn wat er blinkt. De ondernemerswedstrijd New Venture, waaraan in totaal ongeveer 6900 teams deelnamen, leverde van 1998 tot 2014 zo’n 2000 bedrijven op. Uit een rapport van McKinsey over die Nederlandse start-upcompetitie blijkt dat er daarvan eind 2014 nog 1000 bestonden. Ruim de helft van de omzet van die 2000 bedrijven in 2014 is gemaakt door slechts drie bedrijven. Deze drie bedrijven vormen de spreekwoordelijke vlag op de modderschuit van New Venture.

Dat het steunen van start-ups op zijn beurt ook een markt is geworden, blijkt uit de komst van commerciële organisaties als Startupbootcamp en Rockstart. Zij doen meer dan belangeloos stimuleren; ze nemen een belang in de start-up. Of de initiatieven van de start-ups echt tot resultaten leiden, is onbekend. Er wordt helaas nauwelijks onderzoek gedaan. Wel is inmiddels duidelijk geworden dat snelgroeiende bedrijven in Nederland voor een steeds groter deel start-ups zijn, aldus een recent onderzoek van Rotterdamse onderzoeksinstituten. Gelukkig maar, want dat biedt hoop.

Flexibiliseringstendens

Wat heeft al die belangstelling voor ondernemerschap bijgedragen aan de samenleving? In ieder geval paste die in het maatschappelijke klimaat sinds de jaren negentig, waarin flexibilisering van arbeidsverhoudingen als panacee voor vastgelopen economische structuren werd gezien. Ze heeft bijgedragen aan de enorme aanwas van zzp’ers en daarmee aan een verslechterend innovatieklimaat in bedrijven. Bedrijven investeren immers liever in vast aangestelde mensen, zoals ook die werknemers eerder interesse hebben voor scholingsmaatregelen wanneer ze zekerheid hebben dat ze kunnen blijven werken. Er zijn helaas geen cijfers te vinden die uitwijzen of het Nederlandse innovatieklimaat als geheel is veranderd door de bijdragen van de nieuwe start-ups. Het is ook moeilijk in te schatten. Tegenover het negatieve effect van flexibiliseringsontwikkelingen door minder investeringen in eigen personeel staat het positieve effect van kleine radicale innovators die wellicht grote bedrijven op sleeptouw hebben genomen. Dat laatste inzicht uit de literatuur wordt nog niet gestaafd door feiten. In ieder geval zien we een samenhang tussen de ontwikkeling van flexibilisering en de aandacht voor ondernemerschap.

In het onderwijs heeft de ondernemerschapshype zoals gezegd de spagaat tussen brede en vakgerichte opleidingen verdiept, wat geen verdienste is. Dat werd onlangs heel fraai verwoord door een mbo-scholier die, door een journalist gevraagd naar zijn belangstelling voor het vak van zijn opleiding (metaalbewerking), antwoordde dat het vak zelf hem niet zoveel interesseerde – hij zou immers ondernemer worden! Ik vond het citaat in een van de vele speciale bijlagen die dagbladen momenteel wijden aan de stimulering van ondernemerschap. De aandacht voor ondernemerschap gaat merkwaardig genoeg slechts zelden gepaard met aandacht voor een vak of product. Er is wel veel aandacht voor het vallen en opstaan en de leerprocessen van het ondernemen. In al die bijlagen gaat het ook nooit over wat de ondernemers willen produceren; in de regel gaat het erover dat ze willen ondernemen. Ondernemerschap als geloofsartikel?

Ondernemerschap als hype

De initiatieven rondom ondernemerschap, met name in het onderwijs, doen denken aan andere overheidsprojecten waar veel bestuurdersidealisme en overheidsgeld in zijn gaan zitten. Denk aan initiatieven als het topsectorenbeleid of de zogenaamde ‘valleys’ die als dragers van regionale economische groei zouden moeten dienen. Dergelijke initiatieven worden vooral gedragen door het idee van de maakbaarheid van de samenleving en van het vermogen van de overheid om via snelle interventies effectief beleid te voeren. Dit type sociaaleconomisch beleid heeft weliswaar een hoge pr-waarde, maar inmiddels blijkt uit rapportages dat de oogst heel bescheiden is.

Minder opvallend, maar veel effectiever voor de economie is beleid dat erop gericht is de mismatch tussen onderwijs en arbeidsmarkt te verkleinen. Waar zitten de blokkades in deze aansluiting waardoor we wel banen hebben, maar niet de mensen daarvoor? Die bottlenecks zitten met name in de kwaliteit van het onderwijs, dat te weinig vakgericht is. Het andere probleem zit in de uitbundige beschikbaarheid van opleidingsplaatsen in minder relevante studies, ook in het mbo. De overgang van onderwijs naar arbeidsmarkt – het allocatiesysteem – functioneert hier daarom niet meer naar behoren.

Nuchtere Nederlanders?

Cruciaal voor economische groei zijn niet de ontbrekende ondernemers, maar de ontbrekende werknemers, want daar ligt de bottleneck voor veel bedrijven. Ook de Nederlandse maakindustrie zou baat hebben bij meer goede vakmensen. Daarnaast zijn er te weinig vakmensen die ondernemer willen worden. In domineesland Nederland lijkt het ondernemerschap te zijn losgezongen van het product of de dienst die verkocht moet worden. Ondernemerschap is een roeping geworden, waar dat voorheen vooral voor het domineeschap gold. Met dat type ondernemerschap komen veel zzp’ers aan het werk. Het leger van flexibele arbeidskrachten wordt aangevuld, maar arbeidsplaatsen worden zo niet gecreëerd.

Maar als je een gezonde nadruk op ondernemerschap wilt leggen, moet je kijken naar innovatie van producten en diensten. Begin dus bij wat je kunt produceren aan goederen en diensten. Dat veronderstelt vakkennis en gevoel voor productvernieuwing. Kijk even naar de meest succesvolle Europese landen, de Alpenlanden, met Duitsland voorop. Door goed gekwalificeerde mensen op te leiden houden zij de krapte op de arbeidsmarkt beperkt. Gelijktijdig slagen de ondernemerstypen onder die vakmensen erin om een goed product of dienst op de markt te brengen. Ook in Nederland zien we de witte raven onder de beroepsopleidingen. Denk aan de Leidse Instrumentmakersschool of aan NedTrain, het onderhoudsbedrijf van de Nederlandse Spoorwegen. Beide onderhouden ze een ‘hybride leeromgeving’, gericht op het verbinden van leren in een schoolse setting met leren in een praktijksetting. Zo kunnen leerlingen makkelijk aan een baan komen.

Nergens anders zijn er zo veel succesvolle mkb’ers als juist in de Alpenlanden. Die hidden champions zorgen voor een situatie van volledige werkgelegenheid in menige Duitse regio. Niet omdat de betrokkenen hun roeping tot het ondernemerschap willen volgen, maar omdat ze iets waardevols te verkopen hebben. Dat ondernemerschap gaat ook verder dan het Nederlandse leidmotief van kopen en verkopen. Uiteindelijk kun je meer mensen aan het werk helpen als je in de eerste plaats oog hebt voor je vak en voor productvernieuwing ten dienste van de klant in plaats van ondernemerschap als een soort roeping na te streven.

Per saldo is de Nederlandse fixatie op ondernemerschap dus als een schadelijke hype te zien, die de inhoud van het onderwijs, met name in het mbo, uitholt en ons op het verkeerde been zet. Het blijkt goedkoper is om dergelijke zogenaamde 21st century skills in het curriculum op te nemen. Docenten aantrekken die allerlei verschillende algemene vaardigheden doceren is makkelijker en goedkoper dan docenten die specifieke vakken kunnen onderwijzen. ‘21st century skills’ en ‘ondernemerschap’ zijn zo bezien fraaie marketingkreten om te verbloemen dat Nederland gewoon niet zo veel geld over heeft voor goed vakgericht beroepsonderwijs. Ons worden knollen voor citroenen verkocht. Waar blijft de spreekwoordelijke Nederlandse nuchterheid?

Herman Blom is socioloog en publicist. Hij is werkzaam in het hoger beroepsonderwijs in Nederland en in Duitsland.

2 reacties op Hou op over ‘ondernemerschap’ en laat ze een vak leren!

  1. Ik verbaas me er altijd over dat er op allerlei specifieke vakgebieden bij een aantrekkende economie grote tekorten aan voldoende geschikt personeel blijken te zijn Dit kun je volgens mij niet alleen wijten aan de zo geheten varkenscycli. Het artikel van Blom geeft blijk van een grote kennis van en inzicht in de achterliggende meer structurele oorzaken.

  2. Het idee van Herman Blom levert meer werkgelegenheid en arbeidsmarktrelevantie op dan al die miljarden die sinds het kabinet Den Uyl zijn geïnvesteerd in banenplannen en andere rariteiten zoals kwaliteitsafspraken voor het mbo uit het vorige kabinet en de vernieuwde kwaliteitsafspraken van minister Ingrid van Engelshoven.

Laat een reactie achter

Uw e-mailadres zal niet worden gepubliceerd.


*