Het project Onderwijs2032: een dikke onvoldoende

Onderwijs2032 / ict op schooldoor Karin den Heijer, bestuurslid BON en docent wiskunde aan het Erasmiaans Gymnasium Rotterdam

Op 1 oktober presenteerde het Platform Onderwijs2032 de hoofdlijnen van zijn voorlopige advies. Paul Schnabel is de voorzitter van dit Platform. Centraal uitgangspunt van het advies voor het onderwijs van de toekomst is de persoonlijke ontwikkeling van de leerling. De commissie benadrukt het belang van interculturele competenties, persoonsvorming, burgerschap, een leven lang leren, ICT-geletterdheid en probleemoplossende vaardigheden. Het advies is vergaand. Kernwoorden zijn: maatwerk en integraal onderwijs. Het komt erop neer dat ons hele onderwijs overhoop gehaald zou moeten worden. De klassieke indeling in vakken staat wat het Platform betreft niet meer centraal. Het zou van groot belang zijn om kennis meer interdisciplinair aan te bieden en te koppelen aan het aanleren van vakoverstijgende vaardigheden. Bovendien zou ICT hier en daar een leerkracht kunnen vervangen, zoals bij het aanleren van Engels op de basisschool.

Ik heb een paar redenen om te twijfelen aan dit advies. Ten eerste komt het niet overeen met het gezond verstand. In het advies herken ik weinig van de geluiden van collega’s en de contacten die ik heb in het bedrijfsleven en bij vervolgopleidingen. Bovendien heeft het zeer veel overeenkomsten met de mislukte onderwijsvernieuwingen van de jaren negentig. Ik herken de bekende stokpaardjes van onderwijsideologen en onderwijsadviesbureaus. Het Centraal Planbureau (CPB) publiceerde in 2011 het rapport ‘Nederlandse onderwijsprestaties in perspectief’. Hierin werd een alarmerende dalende trend van de kwaliteit van ons onderwijs gesignaleerd. De scores van de Nederlandse leerlingen bleken bij lezen, wiskunde en natuurwetenschappen gedaald. Bovendien bleek de kwaliteit van de Nederlandse leraar te dalen. Het advies van Onderwijs2032 heeft daarentegen een totaal andere strekking. Genoeg reden dus om op onderzoek uit te gaan naar dit ‘vakoverstijgend project’.

Het Platform baseert zijn advies op een ‘maatschappelijke dialoog over de toekomst’. De rapportage van deze dialoog mist de klassieke indeling van een onderzoekverslag (resultaten, analyse, conclusie). Wellicht is de gedachte dat alles sowieso anders is in 2032? Het Platform houdt kennelijk niet van oude structuren, dus heeft de vorm van de rapportage van deze dialoog dezelfde eigenschappen als de inhoud ervan: de structuur is thematisch en feiten zijn ondergeschikt.

In de verantwoording staat: “Ondanks dat we geen uitspraken kunnen doen over de representativiteit van de deelnemers aan de dialoog, kunnen we wel een indruk geven van de invalshoeken die goed vertegenwoordigd zijn.” Nadat de systematische aanpak in ons rekenonderwijs verdwenen is, volgt nu dus een advies over ons onderwijs gebaseerd op een niet-systematisch onderzoek, op een niet-systematische manier vormgegeven.

Het is in de rapportage onduidelijk wat de verschillende meningen over een onderwerp zijn van welke verschillende vertegenwoordigers. Bovendien is het niet transparant welk gewicht er aan deze verschillende meningen is toegekend. De rapportage is op geen enkele wijze te vergelijken met de sociaalwetenschappelijke rapporten die we kennen van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP), waar Paul Schnabel jaren voorzitter van was. Zie bijvoorbeeld het rapport Meebetalen aan de zorg – Nederlanders over solidariteit en betaalbaarheid van de zorg uit 2012 van het SCP. Voor dit rapport werden aselecte steekproeven gedaan, deelnemers in groepen ingedeeld en resultaten naar leeftijd en inkomen gepresenteerd.

Is het erg dat een rapport over onderwijs niet wetenschappelijk is? Het Platform vindt duidelijk van niet, gezien de tekst: “In het algemeen constateren we dat de dialoog over het onderwijs van de toekomst een breed gedragen basis heeft. Zelden zagen we twee diametrale opvattingen over bepaalde thema’s; eerder is er grote consensus waarneembaar.”

Is dit zo? Leerlingen van vmbo tot en met vwo, ouders, bedrijfsleven, vervolgopleidingen, onderwijsadviesbureaus en onderwijsgoeroes die allemaal hetzelfde vinden? Dat is niet mijn ervaring. Ik besloot het te vragen aan de heer A.F. (Ab) van der Touw, de enige vertegenwoordiger van het bedrijfsleven in het Platform Onderwijs2032.

De heer Van der Touw is classicus en heeft lesgegeven aan het Christelijk Gymnasium Sorghvliet in Den Haag. Momenteel is hij CEO van Siemens Nederland. Ik sprak met hem over de bevindingen uit de gesprekken met het bedrijfsleven en de vervolgopleidingen. Ik ben de heer Van der Touw erg dankbaar voor zijn rapportage.

Uit de honderdvijftig sessies die het Platform had met verschillende organisaties komt volgens hem het volgende beeld naar voren:

  • Het vervolgonderwijs constateert een groot tekort aan kennis bij instromende studenten;
  • De afgelopen jaren is het opleidingsniveau van de leraren ernstig gedaald. De kwaliteit van het geleverde onderwijs is achteruitgegaan;
  • Leraren worden te weinig gefaciliteerd om zichzelf bij te scholen;
  • De aansluiting van het onderwijs op het vervolgonderwijs en beroepenpraktijk is onvoldoende;
  • Veel kennis die wordt aangeleerd is verouderd;
  • Leerlingen voelen zich gedemotiveerd als ze nutteloze zaken moeten leren;
  • Sommige leerlingen worden door het verplichte vakkenpakket belemmerd;
  • Technologie is het fundament van onze samenleving. Kennis van algoritmen en ‘big data’ is voor Nederland van groot belang;
  • In andere landen wordt in het onderwijs meer aandacht besteed aan ‘leren je mening te vormen en te geven’. In Nederland ervaart men geen probleem op dit vlak.

Terug naar de rapportage van het Platform. De meeste van bovenstaande punten vind ik niet terug, of werkelijk héél beknopt. Na de inleiding en de verantwoording worden in hoofdstuk 3 als doelen van het onderwijs genoemd: (1) kwalificatie, (2) socialisatie en (3) persoonsvorming. Het rapport lijkt aan te sturen op een herhaling van de onderwijsvernieuwingen van de afgelopen twintig jaar: een verdere verlegging van het eerste doel naar de andere twee doelen. Dit idee wordt vertrekt door de indeling van de hoofdstukken: (hoofdstuk 4) Dynamiek in de samenleving, (5) Persoonsvorming, (6) Maatschappelijke toerusting.

Hoewel de koppen van hoofdstuk 7 (Condities voor goed onderwijs) en 8 (Aanpak van het curriculum) veelbelovend zijn, mis ik daar behoorlijk wat onderdelen. Nu is het de vraag hoe belangrijk de mening van het vervolgonderwijs en het bedrijfsleven is. In mijn ogen: zeer belangrijk. Volgens mij zou – op grond van de rapportage van Van der Touw – de inhoud van hoofdstuk 7 en 8 dan ook moeten zijn:

(7) Condities voor goed onderwijs:

  • Zorg dat er bevoegde, hoogopgeleide leraren voor de klas staan;
  • Verminder de lestaak van leraren, zodat er ruimte komt voor professionalisering;
  • Evalueer de rol van uitgeverijen;
  • Zorg voor een goede samenwerking tussen vervolgonderwijs en bedrijfsleven met het voortgezet onderwijs.

(8) Aanpak van het curriculum

  • Zorg voor een stevige basiskennis in verschillende vakken. Dit in overleg met vervolgopleiding en bedrijfsleven;
  • Breng – wanneer de basis goed op orde is – in de laatste jaren van het VO samenhang aan tussen de verschillende vakken. Een gefaciliteerde samenwerking tussen de verschillende secties is hiervoor essentieel;
  • Onderzoek de wenselijkheid en praktische mogelijkheid om de vaste profielen en niveaus los te laten;
  • Herstel het leren en gebruiken van algoritmes in het onderwijs. Het rekenonderwijs kenmerkt zich momenteel door een gebrek aan systematiek en het voornamelijk geven van contexten en voorbeelden.

De meeste van deze aanbevelingen staan niet in het advies. En andersom geldt ook: de meeste van de wél gegeven adviezen volgen niet uit de door mij genoteerde rapportage.

Mijn conclusie: dit vakoverstijgende project krijgt van mij een dikke onvoldoende. Op basis van dit advies mogen geen strategische beslissingen worden genomen. Hiervoor is een wetenschappelijk analyse nodig van de huidige staat van ons onderwijs, uitgevoerd door bijvoorbeeld het SCP. Hopelijk begrijpen onze volksvertegenwoordigers dat. Onze toekomst hangt ervan af.

Dit artikel verscheen eerder in het decembernummer van het tijdschrift Amphora.

7 reacties op Het project Onderwijs2032: een dikke onvoldoende

  1. In het verslag “Analyse dialoog” van het Platform Onderwijs2032 wordt gesproken over Finland. Daar zouden de vakken verdwijnen. Lessen worden vakoverstijgend en op basis van thema. (§8.2 blz. 73/74). Volgens het rapport moeten Finse scholen voorlopig “om aan de nieuwe benadering te wennen” eens per jaar “phenomenon based teaching” introduceren.
    Het platform baseert zich op één bron: een artikel uit de Engelse krant The Independent.
    Echter, verder onderzoek laat zien dat deze periode in het schooljaar het hele verhaal is. Dus geen overgangsfase zoals het platform suggereert. (Pasi Sahlberg in The Washington Post)

  2. Het stuk op EenVandaag van 23 jan was echt slecht. 17×8??? Wiskunde wordt plat geslagen tot calculus, iets waar een computer veel beter in is dan een mens. Ipv dat de nadruk ligt op context, het “begrijpen” en beredenering gaan we het over rekenen hebben. Triest. Voor inspiratie hoe het ook kan, is deze video erg geschikt: http://www.ted.com/talks/conrad_wolfram_teaching_kids_real_math_with_computers#

  3. Ontluisterend de uitzending van EenVandaag op 23 januari. Een staatssecretaris als een soort gummibal die elke vraag omboog en terugkaatste in een richting die hem uitkwam. Je zou toch verwachten dat een staatssecretaris luistert naar mensen met gezond verstand die met hun beide voeten in de dagelijkse praktijk staan. Je verliest zo langzamerhand elk vertrouwen in de politiek als het om inhoudelijke zaken gaat.

  4. Esther van den Bogaart // 25 januari 2016 om 01:20 // Beantwoorden

    Het is heel slecht gesteld met de kwaliteit van rekenen en taal in Nederland. Het is tekenend dat zelfs een staatssecretaris 8 X 17 niet kan uitrekenen. Hij had het wel bijna goed en dat is in Nederland goed genoeg. Wat ik nog mis in de uitzending is delen. Dat kunnen kinderen in Nederland op lagere en middelbare school niet zonder rekenmachine.Er wordt hen geleerd hoe de rekenmachine te bedienen voor een goede uitkomst. Echter narekenen kunnen ze zelf niet. Dus nog moeilijkere zaken, in de jaren 60/70 derde, vierde klas, komt men niet meer toe. Het is veel docenten waarschijnlijk niet uitgelegd, dus dan is het nu alle hens aan dek. Nederland kan beter, vraag het de opa’s en oma’s, overgrootvaders en -moeders wat zij allemaal nog weten. Wat je kinderen aanreikt gaat er niet meer uit. Zij weten alle plaatsen in heel Nederland te noemen. Tegenwoordig weten ze niet eens dat Amsterdam de hoofdstad van Nederland is. Alleen de politiek kan hier iets aan veranderen. Als Nederland nog enige rol van betekenis wil spelen in de toekomst zal het echt anders moeten. In China, Japan, Verenigde Staten gunt men kinderen extra kennis. Deze landen groeien, Nederland gun ik dit ook, maar dan moet er wel wat veranderen. Karin den Heijer slaat de spijker op zijn kop. Heel veel ouders lopen tegen de lagere kwaliteitseisen van het Nederlands Onderwijs aan, krijgen nooit bevestiging. Zij mogen kinderen niet helpen, want het nieuwe onderwijs zou beter zijn. Ouders zien echter dat dit niet zo is. Wie luistert hier nu naar? De school niet, de politiek moet dit doen!
    Veel succes Karin den Heijer met je strijd, schud Nederland wakker!

  5. Natuurlijk moeten we het curriculum aanpassen. Dat is zelfs al veel langer nodig. Vakken als Duits en Frans hebben weinig meerwaarde meer, laat staan Grieks en Latijn. En natuurlijk moet er iets als persoonlijkheids ontwikkeling en/of psychologische ondersteuning komen. Dat is voor pubers veel en veel belangrijker dan kennis van grammatica. Het argument van Den Heijer dat voor een loodgieter de persoonlijkheid niet van belang zou zijn is stuitend arrogant.

  6. hollandpartij // 20 juni 2016 om 21:33 // Beantwoorden

    Met nieuwe politiek in Den Haag kun je het onderwijs verbeteren en afstemmen op wat de maatschappij nodig heeft. Dat het vroeger veel beter was is genoeg bekend. Mevr Den Heijer met doorzetten kun je veel bereiken.

  7. Ben Verkroost // 4 juli 2016 om 12:08 // Beantwoorden

    Het leren van talen en wiskunde is ook persoonsvorming. Het overdragen van kennis blijft de primaire taak van het onderwijs en kan niet vervangen worden door het op de eerste plaats zetten van psychologische ondersteuning en “persoonsvorming”. In het onderwijs vormt aandacht voor emotionele en karaktervormende ontwikkeling van leerlingen in principe een inclusief onderdeel van een eigentijdse pedagogische benadering, maar deze aandacht mag nooit in de plaats komen van de primaire taak, ook al wordt het argument aangevoerd, dat genoemde aspecten “voor pubers veel en veel belangrijker zijn dan bij voorbeeld kennis van de grammatica”. Dat is de verkeerde prioriteiten stellen. In het curriculum dat Jaap Kries voorstaat, lijkt het onderscheid tussen onderwijs en vormingswerk bijna geheel verdwenen. Het ondoordacht aanpassen van het curriculum in deze richting is geen op de toekomst afgestemde verbetering.

Laat een reactie achter

Uw e-mailadres zal niet worden gepubliceerd.


*