Het belang van huiswerk

huiswerk

door Lydia Sevenster-van der Lelie
docent biologie Stedelijk Gymnasium Haarlem

Na een dag les op de middelbare school gaat een leerling zijn huiswerk maken, liefst anderhalf tot twee uur. Althans, dat wordt van hem verwacht. Maar gebeurt het ook? Waarom zou een kind dat doen terwijl de luie stoel lonkt, leuke games en Facebook met een spannende ruzie? Waarom werken leerlingen voor de ene leraar wel, maar voor de andere niet?

Breinwetenschap maakt duidelijk dat hoe vaker informatie langs neuronen gaat, des te sneller dit transport verloopt en hoe steviger de informatie in de hersenschors wordt vastgelegd. Herhalen, herhalen, oefeningen maken, rijtjes stampen en woordjes leren. Het is saai onontkoombaar werk dat op school gewoon niet gedaan kan worden vanwege gebrek aan tijd en rust.

figuur1

Figuur 1. Gemiddelde huiswerkduur per dag van 53 jongens, die eindexamen deden tussen 1958 en 1978, volgens een enquête afgenomen in juni 2009.

Huiswerk vroeger en nu
Volgens een steekproef onder ouderen werd er vijftig jaar geleden meer tijd aan huiswerk besteed dan tegenwoordig (zie figuur 1 en 2). Iedere geënquêteerde oudere kon zich moeder met de theepot en de wereld van één kanaal zwartwittelevisie levendig herinneren. Opvang, toezicht, rust en tijd waren er voldoende al kende ook die tijd zijn verleidingen. Vanwege allerlei maatschappelijke redenen was het ondenkbaar om het huiswerk niet te maken. Bovendien kon je altijd in of erger, vóór de klas, de beurt krijgen of een onverwacht schriftelijke overhoring. Proefwerken werden toen in de bovenbouw het hele jaar door gegeven. Kortom, er was het hele schooljaar door, sprake van regelmaat, routine, althans voor het gros van de leerlingen.

Figuur 2

Figuur 2. Gemiddelde huiswerkduur per dag van 90 jongens van het Stedelijk Gymnasium te Haarlem, via enquête afgenomen in december 2008.

Het op mijn school opdelen van een jaar in zes periodes van zes weken waarvan de laatste steeds de toetsweek is, werkt onherroepelijk en aantoonbaar uitstelen vluchtgedrag in de hand. De stof wordt met overgave gedurende week 5 en 6 in het kortetermijngeheugen gestampt, net lang genoeg voor het cijfer. Daarna is er een grote kans dat de leerlingen de stof vergeten.

Onderzoeken onder telkens twee klassen per leerjaar op mijn school, uitgevoerd in het kader van profielwerkstukken, hebben onder meer het volgende ontnuchterende beeld opgeleverd:

  • er wordt meer tijd aan huiswerk besteed in de onderdan in de bovenbouw (zie figuur 3); meisjes besteden meer tijd aan huiswerk dan jongens (figuur 3);
  • van de leerlingen zegt 50% dat ze het huiswerk vaker zouden maken als de docent het ook daadwerkelijk controleert;
  • 65% van de leerlingen besteedt geen tijd aan het huiswerk in de eerste week, de huiswerktijd neemt pas toe naarmate de toetsweek nadert;
  • een regelmatige controle stimuleert vooral jongens om zich (meer) in te zetten;
  • tussenuren gebruiken leerlingen vrijwel nooit voor huiswerk.1

Huiswerkinstituut en examentrainingen
Er komen evenveel jongens als meisjes het vwo binnen, terwijl er op 100 meisjes slechts 85 jongens het vwo-einddiploma halen (2010). Dat jongens het op school minder goed doen, is inmiddels bekend; hun hersenontwikkeling verloopt anders. Het blijkt dat jongens slechter plannen en minder doorzettingsvermogen hebben.

Figuur 3. Tijd die gemiddeld aan huiswerk wordt besteed, toetsweken niet meegerekend.

Figuur 3. Tijd die gemiddeld aan huiswerk wordt besteed, toetsweken niet meegerekend.

Op onze school blijven in de onderbouw meer jongens dan meisjes zitten. In de bovenbouw is dat gelijk. We zien dat terug in cijfers van een onderzoek uit 2010 bij twaalf huiswerkinstituten in Kennemerland. Die hebben in de onderbouw tweemaal meer jongens dan meisjes, maar in de bovenbouw is dat verschil niet meer te zien (figuur 4). Jongens worden meestal naar een instituut verwezen, de meisjes doen dat uit zichzelf.

Wat levert een huiswerkinstituut voor 300 
à 400 euro per maand voor vier à vijf dagen begeleiding? Het is een comfortabel vangnet, voor zowel ouders als kinderen. Plannen wordt met hen gedaan, alles wordt overhoord, vragen worden beantwoord. Thuis is de leerling klaar, zonder stress en schuldgevoel, dat is ook lekker rustig voor de ouders. De instituten zijn met name geschikt voor onzekere, slordige of ongeconcentreerde leerlingen die niet kunnen plannen en zich niet aan een planning kunnen houden. Maar doorgewinterde onwil van een kind is ook met huiswerkbegeleiding niet te overwinnen.

Figuur 4

Figuur 4. Aantal deelnemers van alle huiswerkinstituten in Kennemerland in 2010.

Ondanks de beperkte huiswerktijd blijven er op onze school relatief weinig leerlingen zitten, terwijl de uitstroom relatief laag is en de examenscore hoog; de school krijgt dan ook een mooie beoordeling in het Trouw-rapport. Leerlingen lijken efficiënte (huiswerk) te maken, maar daarbij moet een kanttekening geplaatst worden. De nadelen van de gebrekkige huiswerkhouding worden in het examenjaar met de zich almaar opstapelende hoeveelheid noodzakelijke parate kennis, ineens pijnlijk duidelijk. Dan wordt in hoog tempo en op grote schaal extra hulp ingekocht: bijlessen, examentrainingen, enz. enz. Een voorbeeld uit onze school: 40 procent van de jongens en 75 procent van de meisjes volgt in het examenjaar bijlessen en/of examentrainingen. In het examenjaar 2010 betaalden de ouders van 110 leerlingen, voornamelijk meisjes samen ruim 30.000 euro aan examentrainingen.

Stevige eisen
Mijn collega Duits bijvoorbeeld, heeft duidelijke ideeën over huiswerk. In klas 2 en 3 moet 80 procent van de basiskennis beheerst worden. Om dit niveau te halen, stelt hij hoge eisen en hij merkt dat leerlingen ook stevig aangepakt willen worden. Hij houdt ze scherp door het regelmatig geven van voortgangstoetsen. Hij verwacht dat zij voor Duits ongeveer twintig minuten per les thuis werken, in de bovenbouw soms wat meer. De totaaltijd voor alle vakken zou per dag rond de twee uur moeten liggen. Hij heeft net als ik in de loop van zijn carrière zijn lesmethode essentieel veranderd. Hij besteedt per les vijf à tien minuten aan het leren leren: hoe pak je de stof aan?

Voor welke leraar wil een leerling werken?
Huiswerk moet in de ogen van de scholier zoveel mogelijk zinvol zijn. Nog meer sommen maken over een wiskundeonderwerp dat al lang en breed is doorgenomen, motiveert net zo min als vragen stellen waarvan de antwoorden bestaan uit overschrijven van tekst uit een boek. Opgaven moeten dus – al was het maar bij steekproef – worden ingezien door de docent, woordjes overhoord, want ook dat is aandacht. Er zijn zelfs scholen die de eerste weken van een periode aan leerlingen thuis via internet een toets(je) aanbieden.

Lessen zonder huiswerk
Mijn collega klassieke talen geeft in klas 5 en 6 geen huiswerk meer. Hoe is dat mogelijk? In de onderbouw wordt veel aandacht besteed aan woordjes en grammatica. Er is elke les een schriftelijke overhoring. Gaat alles goed, dan krijgt de leerling een 10 als hij één of meer fouten maakt een 1 en als iedereen een 10 heeft, krijgt de hele klas een taart. Omdat leerlingen vertalingen van het internet plukken, worden deze gezamenlijk gemaakt. Mijn collega wilde af van het aanhoren van één leerling die hakkelend aan het vertalen is. Grammaticaregels worden nu dus ook gezamenlijk geoefend waarbij iedereen elk moment de beurt kan krijgen.

Rol van de ouders
De ouders van nu hebben een drukker bestaan dan die van vijftig jaar geleden. Vooral tweeverdieners moeten hun (deeltijd)werk combineren met de zorg voor de kinderen en het huishouden. Er wordt thuis te weinig tijd besteed aan studiebegeleiding. Ouders zouden kinderen discipline moeten bijbrengen. Dat is hard nodig omdat met de verleidingen van de sociale media de noodzaak van begeleiding door ouders alleen maar toegenomen is. Zonder concrete begeleiding ontdekken kinderen te laat dat huiswerk maken alleen goed én redelijk snel gaat zonder (virtuele) afleiding.

Dat bewezen nog eens drie leerlingen1 in het kader van een profielwerkstuk. Leerlingen uit de leerjaren twee en vier kregen gedurende 20 minuten 63 Japanse woordjes te leren. De helft van de leerlingen werd tijdens het leren via een groeps-whatsapp. afgeleid en moest drie keer op een vraag reageren, de rest werd niet gestoord. Bij overhoring bleken de verschillen tussen beide significant: gemiddeld 37 fouten in de afgeleide groep, tegen 29 in de niet afgeleide groep.

De rol van de politiek
In een onlangs gepubliceerd OESO-rapport staat Nederland wat taalen rekenvaardigheden van mensen tussen 16 en 65 jaar betreft op de derde plaats achter Japan en Finland. Alleen al omdat in die leeftijdsgroep het leeuwendeel van hen nog onderwijs in het precomputertijdperk heeft gehad, is die score geen reden om achterover te gaan zitten of erger nog maar wat extra te bezuinigen op het onderwijs. Daarnaast wordt niet gerept over de variabelen die tot een dergelijke score hebben geleid. Het is daarom maar goed ook dat een vereniging als BON tegen dit soort wanbeleid ageert.

Zie ook www.jongensenonderwijs.nl


1 Leerlingen die de onderzoeken hebben verricht: 
Sofie Jacobse, Elze Landkroon, Cecilia Bussink, Nikki IJzerman, Loulou Bouwman, Hilde de Groot, Juliette Duyster, Merel de Klerk, Mirja Dooren.

Laat een reactie achter

Uw e-mailadres zal niet worden gepubliceerd.


*