Veelgestelde vragen

Heeft u een suggestie voor de rubriek Veelgestelde vragen? Stuur deze naar redactie@beteronderwijsnederland.nl.



Ik wil graag meer weten over hoe de problemen in het Nederlandse onderwijs zijn ontstaan. Zijn daar boeken over?

Onderstaande lijst pretendeert niet volledig te zijn, maar de volgende boeken geven een aardig beeld:

  • Steeds minder leren
    de tragedie van de onderwijshervormingen
    Redactie: M.L.A. Rietdijk-Helmer
    Paperback / EUR 27,95 / 316 blz / Uitgeverij IJzer / 2005
    ISBN: 9074328903
  • Drammen dreigen draaien
    hoe het onderwijs twintig jaar lang vernieuwd werd
    Auteur: Leo G.M. Prick
    Paperback / EUR 15,00 / 188 blz / Mets en Schilt Uitgevers / 2006
    ISBN: 9053304614
  • Onder onderwijzers
    en andere gemengde berichten
    Auteur: Martin Sommer
    Paperback / EUR 17,50 / 160 blz / Uitgeverij J.M. Meulenhoff / 2006
    ISBN: 9029077913
  • De overheid als bovenmeester
    Auteurs: P. vd Ploeg, J.D. Imelman, W. Meijer, H. Wagenaar
    EUR 13,57 / 127 blz / Uitgeverij Intro / 1999
    Een universitair onderzoeksrapport uit 1997 dat toen niet mocht verschijnen, maar in 1999 alsnog naar buiten kwam. In 1997 krijgen vier wetenschappers de opdracht om de vernieuwing van het middelbaar onderwijs te onderzoeken. De conclusie luidde dat het studiehuis was gebouwd op zo’n zwak pedagogisch fundament, dat het gedoemd was te mislukken. Dit kwam de opdrachtgever PMVO echter zeer slecht uit en dus mocht het niet in de openbaarheid. Toen de problemen rondom het net ingevoerde studiehuis losbarstten en invoerder PMVO een golf van kritiek over zich heen kreeg, deed het alsof er van kritiek vooraf nooit sprake was geweest.
    Zie ook:
    De recensie van wsmitharmelen op deze website;
    – het artikel op Blikopdewereld.nl
  • Van kwaad tot erger
    Achtergronden en ontwikkelingen van dertig jaar onderwijsbeleid
    Auteur: J.C. Traas.
    ISBN 9090147306
    De auteur schrijft op basis van zijn ervaring in het onderwijs onder meer over de maakbaarheid van de samenleving en van het onderwijs, de discussie in de roerige jaren zestig en zeventig, waarom de Middenschool niet doorging, of we moeten streven naar een meritocratische maatschappij en wat het effect is van de vele vernieuwingen.
  • De ondergang van de Nederlandse leraar
    Auteur: Ton van Haperen
    Paperback / EUR 18,95 / 207 blz / Uitgeverij Nieuw Amsterdam / 2007
    ISBN: 9046803228
    Ton van Haperen, leraar economie, vakdidacticus en columnist beschrijft hoe hij aanvankelijk relativerend was over de problemen in het onderwijs, die immers van alle tijden lijken te zijn. Maar op een gegeven moment maakt hij toch een omslag en gaat hij zich grondig in de problematiek verdiepen. Bij het formuleren van de oorzaken van de problemen in het Nederlandse onderwijs, constateert hij een belangrijk economisch gegeven: Nederland is relatief steeds minder gaan uitgeven aan onderwijs, en blijft op dit punt ook achter bij veel andere welvarende landen. Vooral het voortgezet onderwijs komt er bekaaid af: daarin moeten leraren te hard werken voor te weinig geld. Van Haperen beschrijft verder hoe de positie van de leraar, maar ook die van de ouders, door het proces van schaalvergroting geleidelijk steeds verder verzwakt is, beginnend bij het door ambtenaren, bestuurders en vakbonden gesloten Schevenings akkoord in 1994. Ook schetst hij een helder beeld van de oorsprong, aard en problemen van de basisvorming, de Tweede Fase, het studiehuis en het vmbo. Van Haperen ziet ook dat de problemen van en angst voor jongeren groeien en dat er op veel scholen sprake is van een onduidelijke schoolcultuur waarin wangedrag vaak geaccepteerd wordt. Het enige juiste antwoord daarop is excellent onderwijs verzorgd door sterke, trotse vakdocenten in een nieuw, voor leerlingen en ouders herkenbaar onderwijsstelsel zonder alle overbodige vormen van geldopslorpend management. Dit kan volgens hem echter alleen van de grond komen als de centrale overheid één en ander onder een strakke regie ter hand neemt. Om de kosten binnen de perken te houden, ziet Van Haperen het meest in privatisering van het beroeps- en hoger onderwijs. Het uitgespaarde belastinggeld kan dan worden aangewend voor de broodnodige salarisverhoging van docenten in het voortgezet onderwijs. Een kartelverbod en het verschaffen van vouchers aan ouders die daarmee kunnen kiezen voor een reguliere of particuliere middelbare school, zorgt voor marktwerking. In combinatie met strenge nationale toetsen moet dat zorgen voor kwaliteitsverbetering voor middelbare scholen. Van Haperen laat zich in zijn boek hier en daar kritisch uit over de vereniging BON. Hij verwijt BON, overigens zonder uitgebreide onderbouwing, terug te willen keren naar het verleden en weinig oog te hebben voor de aspecten geld en beheer.
  • Het beste uit Prick
    Auteur: Leo G.M. Prick
    Hardcover / EUR € 19,90 / 141 blz / Mets en Schilt Uitgevers / 2008
    ISBN: 9053306455
    Verzameling columns die in de achterliggende jaren verschenen in de zaterdagbijlage van het NRC Handelsblad
  • Te gezellig in de les
    Auteurs: Astrid Boon en Leo Prick
    Paperback / EUR 16,90 / 144 blz / Uitgeverij Augustus / maart 2010
    ISBN 9045702983
    In Nederland worden op veel scholen ook de lessen van docenten die wél ervaren zijn, geplaagd door ordeproblemen. Terwijl sportverenigingen, particuliere scholen, en scholen in het buitenland hun zaken veel beter voor elkaar hebben. Leo Prick en Astrid Boon zetten helder uiteen wat de oorzaken van de ordeproblemen zijn, waarom deze ordeproblemen géén onoplosbaar gegeven zijn, en hoe ze moeten worden aangepakt.

Meer over problemen m.b.t. de managementlaag:

  • Beroepszeer
    waarom Nederland niet goed werkt
    Auteur: G. van den Brink
    Paperback / EUR 24,50 / 329 blz / Uitgeverij Boom / 2005
    ISBN: 9085060753
  • Intensieve menshouderij
    hoe kwaliteit oplost in rationaliteit
    Auteurs: J. Peters & J. Pouw
    Hardcover / EUR 19,95 / 188 blz / Uitgeverij Scriptum / 2004
    ISBN: 9055943282

Waar kan ik als scholier of student mijn onderwijsklacht indienen?

Als je ontevreden bent over bijvoorbeeld het aantal contacturen of de kwaliteit van de docenten, dan kun je dat melden bij:

Bij welke Kamerleden kan ik terecht als ik aandacht wil vragen voor een onderwijsprobleem?

Doorgaans wijst elke partij in de Tweede Kamer iemand aan die zich bezighoudt met onderwijszaken. Vooral bij grotere partijen nemen bepaalde fractieleden specifieke onderwijstypen (basisonderwijs, hbo, etc.) voor hun rekening. We hebben voor u een overzicht opgesteld van alle Tweede Kamerleden die iets met onderwijs van doen hebben; gesorteerd op partij, met vermelding van hun eventuele specialisatie en inclusief contactgegevens.

Bij de invoering van onderwijsvernieuwingen worden vaak argumenten gebruikt die volgens mij niet kloppen. Hoe kan ik die het best weerleggen?

Een lid van de Vereniging BON heeft op eigen initiatief de door u bedoelde bedrieglijke redeneringen op een rijtje gezet en van commentaar voorzien in een overzicht van drogredenen.

Wat is nou eigenlijk precies een competentie?

Om het kort met een voorbeeld duidelijk te maken: een arts moet alles weten van het lichaam (kennis) en hij moet weten hoe hij snijdt, hecht en spuit (vaardigheden). De competenties zouden kunnen zijn: stressbestendigheid, plannen en organiseren, luisteren, klantgerichtheid, schrijven, empathisch vermogen en organisatiesensitiviteit.

Meer algemeen: een competentie is een houdings- of gedragselement dat iemand boven op de reeds verworven kennis en vaardigheden heeft teneinde in een beroepssituatie de functie naar behoren uit te voeren. Veel competenties zijn overigens moeilijk trainbaar.

Het verwarrende is dat het begrip competentie vaak onjuist wordt gebruikt: als vergaarbak van kennis, houding en gedrag. Competentiegericht trainen heeft echter alleen zin als je al kennis en vaardigheden bezit. Binnen het onderwijs in Nederland krijgt het aanleren van kennis, maar ook van vaardigheden, juist steeds minder aandacht en werkt competentiegericht trainen/onderwijs/beoordelen op die manier zelfs averechts.

(vrij naar forumbijdrage van Presley Bergen, 2 juli 2006)

Hoe beoordeel je competenties?

Bij het succesvol uitoefenen van een bepaalde functie draait het om pakweg een tiental competenties. De drie eerste zijn de belangrijkste (de kritische); daar valt of staat een functie mee. Bij iedere goed gedefinieerde competentie behoort een vijftal (arbitrair getal) indicatoren dat te maken heeft met deze competentie. Bijvoorbeeld:

De competentie “plannen en organiseren”
“Heeft een totaal beeld van de werkzaamheden, deelt deze planmatig in (acties, tijd, middelen), stelt prioriteiten en doelen, bewaakt het proces”.

Bijbehorende mogelijke indicatoren:
1) maakt een situatieschets;
2) denkt zichtbaar (gedurende het traject) na;
3) stelt zich een doel;
4) maakt een tijdplanning;
5) begint wel/niet meteen met de opdracht.

Een beoordelaar neemt iemands gedrag waar en moet proberen vast te stellen of de te beoordelen persoon plus of min scoort op een bepaalde competentie. Uit de complexe verzameling van gedragingen moet de beoordelaar eerst de competentie en dan de indicatoren halen. Beoordelen kan alleen maar door goed opgeleide observators die goed kunnen kwalificeren en kwantificeren. Probleem blijft dat het zelfs dán nog erg subjectief is; reden waarom competentiebeoordelen in het bedrijfsleven al weer op z’n retour is.

Bij assessments, een soort gespeelde praktijksituatie waarin het mogelijk is competenties te beoordelen, krijgt één deelnemer een precieze opdracht die met 1, 2 of 3 competenties te maken heeft. De deelnemer aan het assessment is van tevoren al uitgebreid getoetst op kennis en vaardigheden.

In het onderwijs daarentegen:

  • zitten begeleiders met groepen van minimaal 16 studenten;
  • doen die studenten van alles;
  • hebben begeleiders lange lijsten met competenties, soms wel 15;
  • heeft elke competentie misschien wel 10 indicatoren.

De begeleiders moeten kruisjes zetten achter die indicatoren: per student zijn dat er dus al pakweg 150. Daarvoor hebben de begeleiders elke week, gedurende vijf á zes weken, twee lesuren de tijd en dat zonder dat de studenten voldoende kennis en vaardigheden van tevoren hebben opgedaan.

(vrij naar forumbijdrage van Presley Bergen, 8 juli 2006)

Veel scholen voeren competentiegericht onderwijs in om leerlingen praktijkgericht klaar te stomen voor de arbeidsmarkt. Dat is toch juist goed?

Het probleem is dat veel scholen drie dingen verkeerd doen:

1) Veel scholen halen twee begrippen door elkaar, namelijk praktijkonderwijs en competentiegericht onderwijs (CGO). Bij praktijkonderwijs ligt de nadruk op het aanleren van vaardigheden: heel belangrijk natuurlijk als je leert voor een beroep. Maar het begrip competentiegericht onderwijs, oorspronkelijk afkomstig uit het bedrijfsleven, betekent iets anders. Competenties binnen CGO zijn namelijk gedrags- en houdingselementen die bij een bepaald beroep horen. Deze elementen zijn een aanvulling op kennis en vaardigheden; ze zijn zelf geen vaardigheden! (Let op, soms wel: voor een arts is bijvoorbeeld schrijven een competentie maar voor een journalist een vaardigheid).

2) Veel scholen voeren het competentiegericht onderwijs niet goed uit:
– De bij een bepaald beroep horende gedrags- en houdingselementen wordt leerlingen niet bovenop kennis en vaardigheden bijgebracht, maar in plaats van en dus ten koste van kennis en vaardigheden;
– de bijgebrachte competenties worden niet beoordeeld door speciaal opgeleide beoordelaars;
– de nog als onvoldoende ontwikkeld beoordeelde competenties worden zelden of nooit bijgetraind en als het al voorkomt, gebeurt het niet door speciaal daartoe opgeleide mensen;

3) Veel scholen combineren het competentiegericht onderwijs met het Nieuwe Leren (HNL), terwijl deze twee onderwijsvormen elkaar helemaal niet verdragen. Competentiegericht onderwijs vraagt om inhoudelijk en didactisch bekwame, structurerende docenten, terwijl het Nieuwe Leren juist werkt met zelfsturende leerlingen en op afstand coachende docenten.

Kortom, veel scholen weten dus niet goed wat ze invoeren, terwijl leerlingen ondertussen:
minder kennis en vaardigheden leren, en
– de bedoelde competenties vaak in het geheel niet onderwezen krijgen.
Leerlingen worden dus niet béter toegerust voor de arbeidsmarkt, maar juist sléchter. De invoering van het competentiegerichte onderwijs in het MBO (de ROC’s) is door de regering verplicht gesteld per 1 augustus 2010 (oorspronkelijk 1 augustus 2008).

(vrij naar forumbijdrage van Presley Bergen, 8 april 2007)


Heeft u een suggestie voor de rubriek Veelgestelde Vragen? Stuur deze naar gebruiker Em70